Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Brood]

BROOD, z.n., onz., des broods, of van het brood; meerv. brooden. Verkleinw. broodje. Wit brood, droog brood, nieuw akken, oudbakken brood, roggenbrood, brood bakken. Water en brood, de spijs tot straf van sommige misdadigen, in de gevangenis, op water en brood zitten, iemand op water en brood zetten. Figuurlijk, andere eetbare dingen, die de gedaante van een brood hebben: suikerbrood, enz.. Voedsel en onderhoud: hij wint zijn brood zuur - zijn brood zoeken, bedelen - iemand aan een stuk brood helpen. Men sluit geen brood voor vrienden, spreekw., voor vrienden is alles ten beste. Zoo ook: hij eet mijn brood, vindt zijn onderhoud bij mij - zijn eigen brood eten, zijn eigen meester zijn - iemand het brood uit den mond stelen, hem zekere voordeelen onttrekken. Het verkleinw. is broodje. Zoete broodjes bakken, spreekw.; dit wordt gezegd, wanneer iemand zich eerst, over het een of ander, sterk uitlaat, en naderhand zich gedwee en inschiklijk toont: hij begint zoete broodjes te bakken. Zamenstellingen zijn: broodbakker, broodbakkerij, broodbord, brooddeeg, brooddief, broodkamer, broodkas, broodkist, broodkorf, broodloos, broodmand, broodmes, broodschrijver, met

[pagina 484]
[p. 484]

verachting, die om brood, d.i. om zijn onderhoud te vinden, schrijft, broodspinde, broodwagen, broodwater, broodwinner, broodwinning, kostwinning, broodwinster, broodzak, enz. Vond. gebruikt dit broodzak, in eenen figuurlijken zin, voor het ligchaam: kunsten, die den broodzak vullen.

Hoogd. Brot, deen. Brod, zweed. bröd, ijsl. braud, angels. breod, eng. bread, bij Kero prot, Ottfr. brot. Men heeft vele verschillende afleidingen van het woord brood opgegeven. Dan, daar brood, als het edelste aller spijzen, mag beschouwd worden, zoo is de overeenkomst van hetzelve met het hebr. בָרוּת en בָרוֹת, spijs, en het gr. βρωθω, ik eet, βρωτυς, spijs, en βρωτος, hetgeen gegeten kan worden, zeer aanmerklijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken