Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Buik]

BUIK, z.n., m., des buiks, of van den buik; meerv. buiken. Het verkleinw. is buikje. Elke buitenwaart gebogene rondachtige vlakte. Van hier de buik van een schip, van een vat, van een flesch, enz. Zoo heeft een muur eenen buik, wanneer hij, in het midden, uitgezet is. - Meer bijzonder, het voorste, gemeenlijk buitenwaart gebogene gedeelte der dierlijke ligchamen, anders het onderlijf genoemd: eenen buik hebben, krijgen. Pijn in den buik hebben. Den buik ontlasten. Eenen dikken buik hebben; ook overdragt., zwanger zijn. Van hier zijn eenige figuurlijke spreekwijzen ontleend, als: den buik dienen, meest voor het ligchaam zorgen. Den buik vooruit ste-

[pagina 490]
[p. 490]

ken, eene trotsche houding aannemen. Twee handen op eenen buik, twee menschen, die dezelfde neigingen en bedoelingen hebben. Bij de Ouden werd buik ook voor romp gebezigd. In navolging hiervan schreef Vondel: houwt hem 't hoofd wraakgierigh van den buik. Ook wordt het woord buik, somwijlen, met verachting, voor den geheelen mensch genomen: de Cretensen zijn luije buijcken. Bybelvert. Zamenstellingen zijn: buikachtig, buikdienaar, buikgordel, buikloop, buikloopig, buiknaad, buikpijn, buikriem, buikspraak, buikspreker, buikspreekster, buikstuk, buikvlies, buikvloed, buikwaterzucht, buikwee, buikworm, buikzuiverend, buikzuivering, enz.

Buik, oul. ook boech, hoogd. Bauch, zweed. buk, deen. Bug, angels. buce, komt van buigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken