Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Daar]

DAAR, bijw. en voegwoord. 1. Bijw., zoo wel alleen en op zich zelf staande, als met andere woorden zamengesteld. Alleen en op zich zelf staande: wie woont daar? op die plaats. Daar ligt het boek; - ik stond hier, gij stondt daar. Wie daar? wie is daar? Waar uw schat is, daar is ook uw hart. Daar is hij - daar hebt gij uw geld; in welk geval het voor hier staat. Ook met van: hij kwam gisteren in de stad, en begaf zich heden weder van daar. Om meer sterkte aan de uitdrukking te geven, gebruikt men dikwerf aldaar: tegen mijne verwachting vond ik hem aldaar.

Met andere woorden zamengesteld: en wel met andere

[pagina 501]
[p. 501]

bijwoorden en voorzetsels, als: daarheen - daaraan, daarachter, daaraf, daarbeneden, daarbeneven, daarbij, daarbinnen, daarboven, daarbuiten, daardoor, daarin, daarlangs, daarmede, daarna, daarom, daaronder, daarop, daarover, daartegen, daartoe, daartusschen, daaruit, daarvan, daarvoor, enz. Hierbij moet ik aanmerken, dat het bijw. daar, dus zamengesteld, de plaats der aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dezelve, dezelfde, vervangt. Zoo is, b.v. daaraan, daarachter, daarbij, daardoor, daarin, enz., zoo veel als aan, achter, bij, door, in enz. deze, dit, dezelve, hetzelve: gij moet dat geval niet gering achten, want daaraan (aan het zelve) is veel gelegen. - Hier is eene voorkamer, en daarachter (achter deze) is nog eene binnenkamer. - Heden betaal ik u tien guldens, en morgen breng ik u daarbij (bij dezen) nog zes guldens. Daarbij komt nog (bij deze zaak). En zoo met al de overigen. Dit echter heeft alleenlijk plaats ten aanzien van zaken, en geenzins in opzigt tot personen: mijn vriend konde die som niet betalen; ik ben daarvoor borg gebleven, naamlijk voor die som, niet voor mijnen vriend. Hij is bij zijne moeder, wij zullen hem bij haar, of bij dezelve, niet daarbij, laten. - Deze zamenstellingen mogen niet weder gescheiden worden, gelijk in de spreektaal doorgaands geschiedt, en zelfs bij anders goede Schrijvers dikwerf aangetroffen wordt, b.v.: daar bekommer ik mij niet over, voor daarover bekommer ik mij niet. Wie daar den slagh van heeft, Vond., voor wie daarvan den slag heeft, of wie den slag daarvan heeft. David nam de kroone, ende daer was edel gesteente aen, Bybelvert., voor daaraan was enz.

Ook wordt dit bijw. gebezigd, om iets op eene nadruklijke wijs aanteduiden: wat hebt gij daar? Wat zegt gij daar?

Dit daar kan alleen de plaats der aanwijzende, niet die der enkel betreklijke voornaamwoorden bekleeden, dewijl in het laatste geval, waar gebezigd wordt, b.v.: het land, daarin ik u zal brengen, voor waarin. In de plaats, daar men het brandoffer slacht, Bybelvert., voor waar.

2. Voegwoord, in de beteekenis van naardien, dewijl: ik konde hem niet langer troostloos laten, daar ik hem zoo vuriglijk beminde. Daar gij zoo wel gewapend

[pagina 502]
[p. 502]

zijt, behoeft gij niet te vreezen. Daar het toch zoo zijn moet, zal ik het mij laten welgevallen. Voor schoon, terwijl: gij lacht, daar gij behoordet te schreijen. Ook als voegwoord, lijdt daar eenige zamenstellingen: daarenboven, daarentegen, daarom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken