Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Dood]

DOOD, z.n., m., des doods, of van den dood; zonder meerv. Na haren doot. Hooft. Dit woord is al van ouds, manl. en vrouwlijk gebezigd, gelijk blijkt uit de spreekwijzen: in den dood, ter dood, tot der dood, een man des doods, op straf des doods, ter dood verwijzen, den dood aan iets drinken, enz. Het manlijke geslacht is echter altoos, inzonderheid bij onze Taalverwanten, het gebruiklijkste geweest. Hiertoe behooren de overdragtige spreekwijzen: den dood onder de oogen zien, zijn leven wagen - den dood op de lippen hebben, zeer gevaarlijk krank, bijna dood zijn - in zijnen dood loopen, zich in levensgevaar begeven. Zamenstellingen: doodaas, doodbaar, doodbed, doodbidder, doodboek, doodbus, doodceel, doodgraver, doodkist, doodkleed, doodlied, doodmaal, doodsangst, doodsbeen, doodsbeenderen, doodschrik, doodschuld, doodschuldig, doodsgevaar, doodshoofd, doodslag, doodslager, doodsnik, doodsnood, doodstraf, doodstrijd, doodstroom, doodvonnis, doodwond, doodzonde, doodzweet, enz.

Dood, hoogd. Tod, goth. dauth, ijsl. daude, angels. en eng. death. Tuinm. gist, of dood niet wel te brengen zij tot het gr. θυειν, slagten, waarvan de Franschen hun tuer hebben, of tot δυειν, ondergaan. Wacht. beweert, dat, even als het gr. θανατος van θανειν, sterven, komt, ons dood van het verouderde douuen, omkomen, afstamt; welk douuen, in dezen zin, zeer dikwijls bij Ottfr. voorkomt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken