Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D (1799-1801)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, DToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.09 MB)

Scans (456.28 MB)

ebook (5.81 MB)

XML (2.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D

(1799-1801)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Door]

DOOR, voorzetsel en bijw. Voorzetsel, dienende, eigenlijk, om eene beweging aanteduiden, welke de bestanddeelen eenes dings, van het eene tot het andere einde, van elkander scheidt: een gat door eene plank boren - door het papier steken - door het water zwemmen. Verder, eene beweging langs de binnenste deelen van een reeds gescheiden geheel: door de deur gaan - door het venster zien - door de vingeren zien, overdragt., iets stilzwijgend toelaten - door het huis gaan - door de straat rijden. Figuurlijk, van den tijd: door alle eeuwen, ook door alle eeuwen heen - door het gansche jaar. Somwijlen kan door, in deze beteekenis, achter het zelfst. naamw. staan: het gansche jaar door. In eenige gevallen moet het dus geplaatst worden: ik heb, den ganschen nacht door, gewaakt. Als een middel, om iets voordtebrengen, veroorzakende, of medewerkende; door geld kan men alles doen - dat is het middel niet, waardoor gij uw oogmerk bereiken zult. Al lengde ik uwen tijt door mijn verhaaste doot. Vond. Door u ben ik gelukkig geworden. Voor onder, doch alleen in de uitdrukking door elkander: alles door elkander mengen, gooijen, enz.

Oul. beteekende door ook om; b.v.: doer (door) ons, d.i. om ons, om onzen wil.

Bijw., voor versleten, verscheurd, in het gemeene le-

[pagina 550]
[p. 550]

ven: de schoenen zijn reeds door. Dikwijls dient het, om de beteekenis van een woord te stevigen: doorkoud zijn; - dat hij een wolf doorwreet en roofziek uit den aart. Vond. Door en door beteekent, in den gemeenen en vertrouwlijken spreektrant, van het begin tot het einde, van het eene einde tot het andere, geheel en al: iemand door en door steken - ik ben door en door nat - ik ken hem door en door.

Als voorzetsel, wordt door ook met werkwoorden zamengevoegd, en is dan een scheidbaar, en dan weder een onscheidbaar voorzetsel, naar mate de verschillende beteekenissen, waarin de daarmede zamengestelde werkwoorden voorkomen, zulks somwijlen vorderen. Als onscheidbaar blijft het, in de vervoeging, onasscheidlijk aan het werkwoord gehecht, terwijl de nadruk der uitspraak op het zaaklijke deel des werkwoords valt: doorbláderen, doorbladerde, doorbladerd, te doorbladeren - doorgrónden, doorgrondde, doorgrond, te doorgronden - doorbóren, doorboorde, doorboord, te doorboren enz. Als scheidbaar ontvangt het, in de onbepaalde wijs der werkwoorden, den klemtoon, en wordt, in de vervoeging, van de werkwoorden afgescheiden, die hun verleden deelwoord, alsdan, met inlassching van ge vormen, en, in de onbepaalde wijs, tusschen het voorzetsel en het werkwoord, te ontvangen: doórbreken, brak door, doorgebroken, door te breken - doórhalen, haalde door, doorgehaald, door te halen - doórboren, boorde door, doorgeboord, door te boren.

Men ziet dus, dat door, voor een en hetzelfde werkwoord geplaatst, somwijlen, scheidbaar en onscheidbaar tevens kan wezen; hetwelk, bij de opgaaf der woorden zelven, nader zal blijken.

Door, als een scheidb. voorz., voor werkwoorden geplaatst, versterkt dikwerf derzelver beteekenis, en heeft den zin van bij aanhoudendheid, zonder, ophouden, b.v. doórschieten, doórwandelen, enz.

Oul. werd voor door, als voorzetsel en als bijwoord, ook deur gebezigd. Zie deur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken