Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Enkel]

ENKEL, enklaauw, (anklaauw, aanklaauw), z.n., m.,

[pagina 24]
[p. 24]

des enkels, of enklaauws, van den enkel, of enklaauw, meerv. enkels, enkelen, enklaauwen. Zeker lid van den voet: tot den enkel. Vond. Tot de enkels in den slijk treden.

Hoogd. Änkel, angels. ancleow, eng. ancle, zweed. ankel, ijsl. oeckul. Bij Wachter. is anke, os mobile alteri insertum, arab. angk, onk, frank. ancha, basterd-lat. anca, ancha, hanca, ital. anca, fr. anche, hanche. Frischius zegt, dat de Duitschers drie groote beenderen, welke in de holligheid van een ander been draaijen, Anke noemden. Vooreerst dat been, waarop de hals draait, en door letterverzetting, nake, (nek), cervix, genoemd wordt. Ten tweede de heup, het heupbeen, coxendix, fr. hanche, eng. hanch, spaan. en ital. anca, en ons veroud. hancke, hencke. Ten derde het benedenste deel van het been, waarmede het op den voet staat. De oorsprong van dit woord schijnt gezocht te moeten worden in het verouderde anken, figerè. Dus is ook het gr. ἀγϰων die plaats, waar de beenderen van den arm zamengevoegd worden. Sommigen brengen het tot het gr. ἀγϰυλος, buiging, dewijl het de plaats is, waar de buiging van den voet geschiedt. Ten Kate oordeelt, dat ons enklaauw, inklaauw, van gelijken oorsprong is, als ons klaauwen, inuncare, te meer, omdat het fr. enclaver hiermede groote gemeenschap heeft. Kil. heeft enkel, enkle, ook in de beteekenis van juvenis arator, welk Ten Kate geldersch en kleefsch noemt, en oordeelt, dat het schijnt te zien op het inhechten (anken, infigere) van den ploeg. Tot dezen stam brengt hij ook het oude enkel, kindskind, bij Kil. nepos, als ziende op de naauw ingehechte maagschap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken