Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Fijn]

FIJN, bijv. n. en bijw. fijner, (fijnder), fijnst. Schoon, bevallig, volmaakt, vooral ten aanzien van het gelaat: dat meisje heeft een fijn gelaat, een fijn wezen. Dun, in tegenoverstelling van grof: fijn laken, fijn linnen, fijn meel, een fijne hoed, fijne kousen, fijne suiker. Fijn schrijven - dat schrift is veel te fijn. Zuiver: fijn

[pagina 47]
[p. 47]

goud, fijn zilver. In het gemeene leven verstaat men door fijne waren, dikwerf zulke, die van goud, zilver, zijde, en andere kostbare stof vervaardigd zijn. Schrander, scherpzinnig: eene fijne vraag - dat was een fijn andwoord. Dat eene levendige gewaarwording van iets heeft: een fijn gevoel voor de eer - een fijne smaak, die de kleinste schoonheden en gebreken gewaarwordt - hij is juist van deze soort van schoonheden de fijnste kenner niet. Somwijlen dient fijn, als bijwoord, enkellijk, om den nadruk des volgenden woords te versterken: het is fijn koud. Hij heeft mij fijn, fijntjes, bedrogen. Nog is dit woord bij ons in gebruik, om iemand, die ten aanzien van den godsdienst gezet en naauwkeurig is, aanteduiden; maar inzonderheid noemt men iemand, die uiterlijk godsdienstig, schijnheilig is, fijn: o! zij is zoo fijn. De Fijnen verdoemen al de wereld op eigen gezag. Van hier fijnheid, fijnigheid, fijntjes. Zamenstell.: fijnaard, fijnbaard, fijnman, schijnheilige, fijnschilder, in tegenoverstelling van kladschilder. Van dit fijn is ook het werkw. fijnen, voor fijn maken, gevormd, welk onder anderen, bij Six van Ch. voorkomt.

Hoogd. fein, deen. fün, zweed. fin, eng. fine, fr. fin, ital. fino, middeleeuwsch lat. finus. Het gr. φαεινος komt, in de eerste beteekenis, daarmede overeen; waarom de beteekenis van een goed uitzigt, een bevallig gelaat, de eerste schijnt te wezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken