Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Gang]

GANG, z.n., m., des gangs, of van den gang; meerv. gangen. Het gaan, zonder meerv. Ik ken hem aan zijnen gang. Het schip neemt eenen goeden gang. - De molen is aan den gang. Een tred, in den bijbelstijl, met een meerv.: bestier mijne gangen. - Weg: hij neemt zijnen gang naar huis. Streek van het schip in het laveren: het schip moet nog eenen gang doen; ook in het meerv.: binnen drie gangen bereikt het de hoogte. Een doorgang in een huis, ook met een meerv: het huis heeft eenen langen gang. Eene enge straat: hij woont in den krommen gang. Eene mijn onder de aarde: men moet dien gang onderstutten. De gang is ook eene plank aan boord van het schip; van daar gangboord. Eenen gang uitleggen is daarom eene plank uitsteken, om van boord te gaan. Gang is ook een bedrijf: kwade gangen gaan; zijnen gang gaan, zijnen eigenen zin doen, zijn hoofd opvolgen. Voords zegt men: ik kan aan den gang niet komen, dat werk niet beginnen. Het verkleinw. is gangje, gangetje, een naauw steegje. Ook voor eene kleine streek laverens: nog een gangje. Wijders, in den gemeenzamen spreektrant: dat gaat een gangje, dat schikt wel - een gangje met iemand gaan, hem gestreng behandelen. Zamenstell.: achtergang, doorgang, ingang, omgang, ondergang, opgang, pasgang, stoelgang, uitgang, zijgang. - Gangboord, gangspil.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken