Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Gelijk]

GELIJK, bijv. n., bijw. en voegw. Bijvoegl. gelijker, zeer gelijk. Van hetzelfde wezen, dezelfde omstandigheid en gesteldheid: zij zijn in ondeugden elkander gelijk. - Wij hebben gelijke straf ontvangen. - Niemand is aan God gelijk. - Dat het tegengestelde van krom is: in dat bosch heeft men zeer lange en gelijke lanen. Welks oppervlakte effen is: ik viel mijnen arm, op den gelijken grond, in stukken. Een gelijke weg. Van ééne hoogte: de schaal is niet gelijk. Zelfstandig gebruikt, van het onz. geslacht, voor regt: gij hebt gelijk. - Iemand in het gelijk stellen. - Iemand gelijk geven. - In het gelijk breijen, op elke naald gelijke steken brengen, uitscheiden met breijen. - Gelijk met gelijk vergelden.

Bijwoord, effen: snijd het brood gelijk. Regt: houd den draad gelijk. Van dezelfde dikte: het garen is niet gelijk gesponnen, er zijn dunne steden in. Glad: eene plank gelijk schaven. Tevens, te zamen: veel werk tegelijk doen. - Wij kwamen daar tegelijk. - Wij speelden gelijk op, wij wonnen noch verloren. - Aanstonds, in den vertrouwlijken spreektrant: hij komt zoo

[pagina 113]
[p. 113]

gelijk; in navolging van het hoogd. Voegwoord, als: zij is schoon, gelijk de godin der liefde. - Het viel zoo uit, gelijk ik gedacht had. Men voegt er ook als bij: gelijk als ik dacht, viel het uit. Van gelijken is ook gebruikelijk, voor desgelijks. - Van gelijk maakt men ook gelijkelijk, tevens, met malkander. - Voords is hiervan gelijkheid. Zamenstell: gelijkaardig, gelijkaardigheid, gelijkerhand, (allen te zamen) gelijkerwijs, een voegwoord, gelijkjarig, gelijkluidend, gelijkmatig, gelijkslachtig, gelijkstaltig, gelijkvormig, gelijkvormigheid, enz. Vollenh. bezigt ook gelijkmoedig: in voor- en tegenspoed gelijkmoedig en dankbaar.

Gelijk, hoogd. gleich, Kero kalihho, Isidor. kilihho, Otfrid. gileicho, Notk. gelich, Tatiaan, gilich, deen. lige, eng. like, Ulphil. leiks, zweed. lik, ijsl. likr.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken