Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Gemeen]

GEMEEN, bijv. n. en bijw., gemeener, gemeenst. Waaraan allen, of velen, deel hebben. De menschen hebben het sterven met elkander gemeen. Waarvan allen, zonder onderscheid, zich bedienen mogen: mijn huis staat aan den gemeenen weg. Dat aan een bepaald getal behoort: de koeijen loopen op de gemeene weide. Dat tusschen beiden instaat, en aan beiden behoort: een gemeene muur. In meenigte voorhanden: de zeeuwsche rijksdalers zijn,

[pagina 120]
[p. 120]

thands, zeer gemeen. Openbaar: ik heb zijne dwalingen, door de drukpers gemeen gemaakt. Gewoon: het is een gemeen zeggen. Altevertrouwlijk: hij maakt zich met zijne dienstboden te gemeen. - Ik vrees, dat die jongeling zich met die vrouw wat al te gemeen zal maken; in de dagelijksche taal. Slecht, gering: om zijne armoede moet hij zich met een gemeen huis behelpen. - Hij schrijft eene gemeene hand. Ondeugend: dat is een gemeene karel. - Hij heeft het, maar zeer gemeen laten liggen; in den vertrouwlijken spreektrant. Het tegendeel van de aanzienlijken en rijke beambten: de gemeene man zelfs spreekt er van. Het gemeene volk is of de gemeente, of de volkshef. Een gemeen soldaat, in tegenstelling van eenen officier. Onrein naar de wet; doch alleen in den Bijbelstijl: het gene Godt gereinigt heeft, en zult gij niet gemeijn maken. In het gemeen - dat behoort ons in het gemeen, de eene zoo wel, als de andere, heeft er regt op. - Ik heb het in het gemeen gezegd, zonder iemand bepaald te bedoelen. - men zegt in het gemeen, gewoonlijk. Gemeen wordt ook zelfstandig gebruikt, onzijdig; des gemeens, of van het gemeen; zonder meervoud, voor het volk, de gemeente, bijzonder ongeleerden, en onaanzienlijken: hij is op de tong van het gemeen. Van hier gemeenlijk.

Gemeen, hoogd. gemein, Isidor. chimein, Otfrid. gimein, Notk. kemein, angels. gemaene, maene, neders. meen, mein, waarmede ons meente overeenkomt, deen. gemeen, zweed. men. Bij de Eng. is main het geheel. Zeker behoort het lat. communis, van cum en munis, hierheen, waarvan het eng. common, het fr. commun, het ital. comune, het spaans. comun afkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken