Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Genade]

GENADE, z.n., vr., der, of van de genade. Zonder meerv. De onverdiende neiging, waardoor de meerdere aan den minderen weldaden bewijst. Door Gods genade. - wij, door Gods genade, enz. een gewone titel der Grooten. - Ik sta, bij dien vorst, in genade. - Des konings genade verliezen. Vergeving, barmhartigheid: de regter bewees den veroordeelden genade. Gunst, goeddadigheid: de koning bewees hun eene zonderlinge genade. - Zij lieten het schip, op genade, drijven - aan de gunstige Voorzienigheid hetzelve overlatende. - De stad gaf zich, op genade, over, in hope, van door den overwinnaar niet alte streng behandeld te worden. - In de dagelijksche taal zegt men: hij leeft van genadebrood, hij moet verwachten, wat men hem gunne. - Het domme bijgeloof noemde ook geeste-

[pagina 124]
[p. 124]

lijke vorsten genade: uwe genade geve mij dat; gelijk ook de kruipende laagheid koningen en andere vorsten, en Landheeren den vleinaam van genade schonk. In de taal van den Bijbel heeft het woord genade onderscheidene beteekenissen. Zie hier eenigen. De Goedheid van God, voor zoo ver die in de zending van J. Christus blijkbaar is. Uijt genade zijt gij salig geworden. De leer van het nieuwe verbond: laat ons de genade vast houden! Toegenegenheid: zij hadden genade bij het gantsche volck. Aangename nuttigheid: op dat sij genade geve dien, diese hooren. Zamenst: genadebrief, genadebrood, genaderijk, vol genade.

Genade, hoogd. Gnade, Kero gnada, Otfrid. ginada, Willeram. gnada, zwab. genaude, deen. naade, zweed. nad. Het stamt misschien af van na, nader, naderen, neden, beneden, neigen. In Duitschl. sprak men oudtijds: die sonne geht zu Gnaden, de zon gaat naar beneden, gaat onder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken