Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Gloeijen]

GLOEIJEN, (gloeden) onz. en bedr. w., gelijkvl. Ik gloeide, heb gegloeid. Onzijd., met hebben, eene sterke hitte en een groot licht van zich geven, waar iets van vuur doordrongen is: de kolen gloeijen, nog, onder de asch. De kogels gloeijen. Iets in eenen gloeijenden oven werpen. Heet of warm zijn: mijne handen en voeten gloeijen. Rood zijn, eene vurige kleur hebben: zijne oogen gloeiden in zijn voorhoofd, door den drank. De oogen worden ook gezegd te gloeijen, wanneer zij eene hevige drift, door eenen sterken glans, verraden. Zoo gloeit de blos op de wangen, wanneer de schaamte de kaken rood verwt. Eenen schitterenden glans van zich geven: men ziet geen diamanten gloeijen. L. Bake. Eenen hoogen graad van levendige begeerten gewaarworden: o Godsdienst, waar uw offer brandt, daar gloeit elks borst voor 't Vaderland. Eindelijk, met levendigheid en kragtigen nadruk iets voordragen: de taal gloeit, en de aandoening van de ziel zwelt gaande weg. Overz. van Theron. Bedrijvend, met hebben, gloeijend maken. Het ijzer in het vuur gloeijen. Zamenst.: gloeioven.

Gloeijen, hoogd. glühen, Notk. cluon, Schilter glouen, neders. gloien, glöygen, glören, glaren, angels. glowan, eng. to glow. De oorsprong is in glo, glu. Zie glad, glans. Of het is van laaijen, loeijen, vlammen, met het voorzetsel ge, verkort tot g.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken