Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Haan]

HAAN, z.n., m., des haans, of van den haan; meerv. hanen. Het mannetje van eene hen. De haan kraait in den vroegen morgen. De mannetjes van andere vogelen, die tot dit geslacht gebragt worden, dragen ook dien naam. Zoo noemt men het mannetje eener paauwin den haan; eenen kalkoen ook den haan, enz. Van hier de gemeenzame spreekwijzen: zijn haan is koning - kraait altijd koning, anderen moeten de vlag voor hem strijken. Hij speelt den gebraden haan, hij speelt voor grootmeester. Hij is een haan op zijnen eigen mesthoop, in zijne eigene zaak durst hij wel. Hij is een haan, ook het verkleinwoord: hij is een haantje, een driftig, opvliegend, ook stout, ondernemend mensch. Voords noemt men den weerhaan op eenen toren ook eenen haan. De haan aan een roer: den haan spannen - overhalen. De roode haan, de brandende lont. Wanneer men een schip in brand wil steken, zeggen de schepelingen: wij zullen den rooden haan laten kraaijen. Indien de roode haen ontsteekt een helsche mijn. Vondel. Van hier hanig, wellustig. Zamenst.: knorhaan, korhaan, snoeshaan, springhaan, zeehaan, enz. - Hanebalk, hanengerecht, hanekam, haneklaauw, hanenmat, hanepoot, de poot van eenen haan, hanepooten, krabbelschrift, hanespoor, hanetred, holte in een ei, haneveer, de veer eens haans; overdr. eene feeks, een ruuw vrouwmensch, - hanevoet, eene bloem.

Haan, hoogd. Hahn, goth. hana, in de salische wetten, chana, Otfrid. hano, neders. haan, angels. hana,

[pagina 224]
[p. 224]

ijsl., zw. en deen. hane. Adelung ontleent den naam van het schelle geluid dezes vogels, gelijk dit dier, in vele andere talen, naar hetzelve den naam draagt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken