Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Heiden]

HEIDEN, z.n., m., des heidens, of van den heiden; meerv. heidenen. Iemand, die buiten de kennis van den waren God leeft. Na de bevestiging van den joodschen staat droegen alle volken, buiten de Joden, dien naam. En nu heet men heidenen, die niet tot het Kristendom, Jodendom, en Turkendom behooren.

Toen zich, voor eene reeks van jaren, in ons Vaderland, eenige onbeschaafde benden van vreemde landloopers, hier en elders, ophielden, die tevens zich beroemden, gelukzeggers te wezen, heeft het woord heiden ook de beteekenis van landlooper, handkijker, aangenomen. Het vrouwl. woord is heidin; verkleinw. heidinnetje. Van hier heidendom, heidensch.

Dit woord luidt bij Otfrid. heithiner, Notk. en anderen uit de middel-eeuwen heiden, eng. heathen, hoogd. Heide, deen. en zw. hedning, ijsl. heidin, goth. haithus, angels. haethne, alem. heidane, kimbr. heidner man. Het is zeer aanneemlijk, dat het afstamt van heide, welk woord, eertijds, gelijk ons veld, land, tegen de steden werd overgesteld. Het zoude, dan, uitdrukken iemand, die op het land woont, en daar, volgends het denkbeeld, welk wij, thands, aan het woord hechten, den afgoden, in verzaking van den waren God, dient. Deze meening wordt versterkt, daardoor, dat, na Konstantijns tijd, de heidenen, die den waren God miskenden, pagani, dorp- of

[pagina 259]
[p. 259]

land - bewoners, door de westersche Kristenen, genoemd werden, nadat die afgodendienaars uit de steden verdreven waren. In navolging van dien latijnschen naam zouden, dan, de noordsche Kristenen zulken, naar de heide, heidenen, dat is landbewoners, genoemd hebben. Frisch en anderen leiden het af van het gr. εθνη, εθνιϰος.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken