Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Hoek]

HOEK, z.n., m., des hoeks, of van den hoek; meerv. hoeken. Een spitse kant: eene tafel met vier hoeken. Het uiterste van iets: hij woont op den hoek der straat. Eene kaap, of een uitstekende hoek lands: toen wij den hoek van Afrika omgezeild waren. Dewijl zulke kapen of hoeken, zeer hinderlijk kunnen zijn aan de Zeelieden, zoo is van hier de spreekwijs: den hoek te boven zijn; hij is den hoek, of het hoekje, al te boven, is het gevaar al ontkomen, heeft zijn oogmerk bereikt. Eene afgelegene plaats: in het noorden der stad is een gure hoek, die nimmer de zon ziet. Hier lag de vloot om dezen hoek. Vond. Iets uit den hoek halen. In eenen hoek versteken. Gewest, streek: uit dien hoek verwachten wij eenen zwaren storm. De zuidenwint dreight uit zijnen hoek te blazen. Vond. Een denkbeeldige hoek, in de wiskunde: deze rigting maakt eenen hoek van drie en twintig en een halven graad. - Hij is den hoek om; in de volkstaal, voor: hij is overleden. Zoo

[pagina 298]
[p. 298]

ook: uit den hoek komen, voor den dag komen, zich openbaren. Een weerhaak, waarmede men vischt: hij heeft den hoek uitgeworpen. Hij heeft den hoek al in de keel, de man is al in het net. In sommige plaatsen, wordt hoek genomen voor hoekbank, anders toonbank, in eenen winkel: zij zat in den hoek - ik stond voor den hoek. Verkleinw. hoekje: om het hoekje van de straat. - Van hier: hoekachtig, hoekig. Zamenst.: hoekbank, hoekboot, hoekhuis, hoekkeper, (een balk, die den hoek verbindt en houdt) hoekman, (een beeld, dat, aan de hoeken van de spiegels der schepen, tot sieraad gesteld wordt) hoekmeting, hoekmeetkunde, hoeksteen, hoekswijs, hoektand, hoekwant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken