Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Honig]

HONIG, z.n., m., des honigs, of van den honig; zonder meerv. Het zoete sap, dat door de bijen bereid wordt. Om den honig op te zoeken. Hoogvl. Zoeter, dan honig. Honig uit snijden. Honig puren. Ongepijnde honig, die nog niet uitgesneden, of uit de raten geperst is: ook die, na het uitsnijden, uit de bijencelletjes van zelf vloeit. Iemand honig om den

[pagina 307]
[p. 307]

mond smeren, iemand vleijen. Men smeerde hun nu dien hoonigh om den mondt. Hooft. Figuurlijk: honig van vleeschelijk vermaak. Vollenh. En aen dien rijken gront gaf hem de Zanggodin den honig in den mont. Antonid. Sommigen willen honing spellen; doch F. de Haes merkt te regt op, dat de spelling honig de voorkeur verdient. Het woord schijnt, oorsprongelijk, een bijvoeglijk naamw. te zijn, van hoon of hon, met den uitgang ig achter zich, even als van geest, geestig, boom, boomig komt. Dit hoon of hon beteekende, misschien, eene soort van zoetigheid, en is nog overig in het gr. οινος, lat. vinum, wijn: immers zal men den zoeten most eerder, dan den gegestten wijn, gekend, en dien οινος genoemd hebben. Eenige aanverwante talen kennen ook de n in den uitgang niet. In het hoogd. is het Honig, Hönig, neders. honnig, angels. hunig, zw. honag, Kero en Isidor. honec. Van hier: honigachtig, het honigdom, bij Vond., het rijk der bijen. Zamenstell.: maagdenhonig, rozenhonig. - Honigbij, honigbloem, honigdauw, honigdrank, honigkoek, honigkruid, honigsap, honigverw, honigwater, honigwijn, honigzoet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken