Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Huid]

HUID, z.n., vr., der, of van de huid; meerv. huiden. De uitwendige, natuurlijke bedekking van het ligchaam, bij mensch en dier. Eenen aal de huid afstroopen. Eene afgestroopte huid, een balg. Het zweet loopt hem bij de huid neder - met huid en met haar, geheel en al, in de gemeenzame taal. - De dingen door de huid zien, tot op den grond der zaken doordringen. Met de heele huid er afkomen, zonder schade het ontkomen. Hij kreeg de huid vol slagen. - Wat op de huid, slagen, krijgen. De vijand kreeg lustig wat op de huid. Met de huid, met zijn lijf, betalen. Hij heeft er de huid aan gewaagd. De huid, het leven, ten dierste verkoopen. Het bekleedsel van vruchten: hij nut zijn uien met de huit. Vond. De planken, die rondom een schip geslagen worden: het vaartuig kreeg eene nieuwe huid.

Daar het woord, in het gemeen, van eene bedekking

[pagina 325]
[p. 325]

gebruikt wordt, is het zeer waarschijnlijk, dat het, met hoed, van hoeden, bedekken, afstamt. Zamenstell.: aalshuid, beerenhuid, koehuid, - huidenkooper, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken