Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Jagen]

JAGEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik joeg, ik heb

[pagina 338]
[p. 338]

en ben gejaagd. Bedr., doen vlieden: den vijand op de vlugt jagen. Hij joeg de raven uit het nest. Doen voordgaan: beesten in de weide jagen. Met schielijk geweld, uit het bezit van iets, drijven: iemand uit huis en hof jagen. Dienstboden uit de huur jagen. Met kragt indrijven: het zwaard door den nek jagen. Iemand den degen door het lijf jagen. Ik hoor de spijckeren door hout en handen jagen. De Decker. Iets door het keelgat jagen, inzwelgen. - Hij heeft al zijn goed door de keel gejaagd, doorgebragt. Aanzetten: niemand jaagt u. Oul. was iemand jagen, voor najagen, in gebruik. Onzijd., met hebben; op de jagt gaan: hij houdt veel van jagen. - Hij heeft met drie honden gejaagd. Eene trekschuit, door middel van een paard, doen voordgaan heet ook jagen. Zijn pols jaagt hevig, slaat schielijk. Sterk rijden: hij jaagt altoos zoo, als hij rijdt. Ook met zijn: hij is met vier paarden door onze plaats gejaagd. Van hier: jaagster, jager. Zamenst.: jaagland, jaagpaard, jaagpad, jaagschuit, jagermeester, jagersstuk, stuk van eenen haas, of van een konijn, bezijden den staart. Wacht. acht jagen afkomstig van ἄγειν.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken