Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ig]

IG, een zachtstaartige uitgang, die zeer dikwijls in onze taal gebruikt wordt, om bijvoegl. naamwoorden te vormen. Zoo plaatst men denzelven achter zelfstandige naamwoorden, als: aderig, bloedig, doornig, harig, haastig, moerassig, hongerig, dorstig, enz. Zulke bijv. naamwoorden beteekenen het bezit, het hebben, de te-

[pagina 347]
[p. 347]

genwoordigheid van die eigenschap, die door het zelfst. naamw. uitgedrukt wordt: een moedig paard, dat moed bezit; gebrekkig schrift, met gebrek verzeld. Dikwijls fluit het het denkbeeld van veelheid mede in, als: aderig marmer, dat vele aderen heeft, kwastig hout, bloedige oorlog, grazige weide, harige kin, enz. Somtijds beduiden dus gevormde woorden iets, dat in de eigenschap van het zelfst. naamw. gegrond is, of aan dezelve gelijk is. Een aandachtig toehoorder, die met aandacht toehoort, een aandachtig gebod, dat uit aandacht voordvloeid. Ook sluiten zij wel andere begrippen mede in: wellustige liederen, die den wellust kittelen. Men bedient zich van deze bijv. naamwoorden in zamenstellingen vooral, daar zij, buiten zamenstelling, niet willen gebruikt worden, als: veelverwig, geheimzinnig, eenoogig, driehoofdig, viervoetig, tweetongig, dubbelhartig, enz. In welke allen het denkbeeld van het hebben, het bezitten, uitgedrukt wordt.

Ook vormt men, door dezen uitgang, van bijvoegl. naamwoorden nieuwe bijv. woorden, als, van het oude neder nederig, van een eenig. Bij deze woorden schijnt het slechts eenen toestand te beteekenen. Bij andere woorden wordt het denkbeeld van het hoofdwoord verkleind, en men wil er eenige gelijkheid door te kennen geven, als: goedig, zurig, zoetig, dat het goede, zure, zoete nabijkomt.

Achter werkwoorden, door afkapping van den uitgang, wordt ig ook gevoegd, als: slaperig, afwendig, voorloopig, gaperig. Zulke woorden hebben of de kragt van een deelwoord, als: volstandig, afwendig, woelig, voorloopig; of zij geven eene vaardigheid, graagte, gedurigheid te kennen, als: slaperig, die graag slaapt, gaperig, die gedurig gaapt, stootig, die schielijk stoot.

Achter bijwoorden, als: nietig - voorzetsels, als: vorig: de vorige week. Al deze, dus gevormde, bijvoegl. naamwoorden lijden, indien de natuur der zaak het niet hindert, hunne trappen van vergrooting, als: haastig, haastiger, haastigst, - moerassig, moerassiger, moerassigst. Van de meeste kunnen ook afgetrokkene naamwoorden in heid gemaakt worden, als: eeuwigheid, goedigheid, zurigheid, enz. In de werken van de Maatschappij der nederl. Letterkunde, worden de woorden kleinigheid, stilligheid, zoetigheid, enz. afgekeurd; doch Fr. v. Le-

[pagina 348]
[p. 348]

lyveld merkt aan, dat dit, misschien, te onregt geschiedt. Er zijn ook zelfst. woorden, in ig uitgaande, die van de genoemde bijv. naamw. geheel verschillen, als: mij[...]erdrig, bliksemdrig, vaandrig. Trouwens, in dezen uitgang is eene verkorting, zijnde drig voor drager. Zie drig. Oul. is het zeer in gebruik geweest, voor het deelwoord in de uitgaande, ig te bezigen, als: wetentich, voor wetende, bevechtig, voor bevechtende, enz. Thands maakt men hierin dit onderscheid, dat men bijvoegl. naamwoorden in ig bezigt, om den aard en de geneigdheid aanteduiden, en deelwoorden in de eindigende, om de dadelijke werking te kennen te geven, als: levendig, in wien het leven op eene uitstekende wijs werkzaam is, in tegenoverstelling van dof, zwaarmoedig, - levend, levende, die, of dat, leeft, in tegenoverstelling van dood. Zoo ook slaperig en slapende - ijverig en ijverende - twistig en twistende, enz.

Deze oude uitgang luidt bij Ulphil. eig, ags, frankd. ig, angels. ig, hoogd. ig. Het is zeer waarschijnlijk, dat, gelijk L. ten Kate wel aanmerkt, die, hierin, door Adelung gevolgd wordt, dezelve een deelwoord van het oude moesogot. aigan, frankd. eigan, kimbr. en ijsl. eiga, angels. oegan, agan, gr. ἐχειν, hebben, is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken