Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kaal]

KAAL, bijv. n. en bijw., kaler (kaalder), kaalst. Het tegendeel van ruig, beroofd van het noodige haar, zonder veders, of loof. Een kaal voorhoofd. De jongen zijn nog kaal. Kale boomen. Een kale berg, met geen boomen of struiken bewassen. Een kale rok, waarvan de eerste wolnoppen reeds afgesleten zijn. Fig., ontbloot van het noodige, dat bij eene zaak past: een kaal schip, zonder wand. Een kale boeg, zonder ankers. Eene kale reede, zonder schepen. Eene kale steng, zonder mars. Eene kale keuken. In het bijzonder, geldeloos: eene kale juffer. Een kale jonker - pronker. Hij is van den kalen adel. Hij is zoo kaal als eene luis, gemeen spreekwoord, voor: hij is dood arm. Iemand kaal maken, kaal plukken. Kaal worden. Van de noodige gronden ontbloot; in eenen verachtelijken zin: dat is eene kale verontschuldiging. Slecht van waarde: een kaal middagmaal. In zijne bedoeling te leur gesteld: hij is er kaal afgekomen. Van hier: kaalheid, kaalachtig. Zamenstell.: kaalkin, kaalkop, kaaloor, kaalpoot, eene duif met kale pooten, overdr., een, die geen geld heeft. Van dit kaal heeft men het zelfstandige kalis, voor iemand, die niet veel bezit, gemaakt. Hooft bezigt het: een deel kalissen.

Kaal, oul. kaluw, kaluwe, Notk. chal, pool. golij, nieuwpersisch khal, hoogd. kahl, lat. calvus. Misschien komt alles uit het hebr. קלל of תלק glad, kaal zijn


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken