Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kant]

KANT, z., n., m, des kants, of van den kant; meerv. kanten. Eigenlijk de scherpe zijde van iets: houd het vat op zijnen kant. Hij stiet zich aan den kant van de tafel. Iets, dat afgebrokene kanten heeft, eene homp: een kant brood. Wijders, de uiterste zijde of vlakte van iets, de rand: het viel op den kant van het water. Aan den zeekant wonen. Langs den kant varen. Dat raakt kant noch wal, dat komt in het geheel niet bij. Eene zijde in het algemeen; en, nog verder, elke oord: hij

[pagina 443]
[p. 443]

is naar den kant van Frankrijk vertrokken. Hij woont aan dien kant. Gij moogt aen dezen kant uw schoonste in schaduwe eeren. Vond. De volle neiging van zijn hart wendt zich naar den kant van den Godsdienst. In dezen zin neemt het de volgende voorzetsels aan: aan alle kanten, alom. Men schreeuwt dit aan alle kanten uit. Ga aan eenen kant. Zich aan eenen kant begeven. Dat werk moet aan eenen kant, het moet gedaan zijn. Het vaatje op zijnen kant zetten, uitdrinken. Het kost aan den kant van (omtrent) duizend gulden. Ik zal het over alle kanten bezien. Het staat op zijnen kant, er zal, binnen kort, verandering voorvallen. Het is een stuivertje op zijnen kant, het gebeurt niet ligt. Van kant raken, sneuvelen. Iemand van kant helpen, dooden. Van weerkanten, wederzijds. Verkleinw. kantje: om het kantje heen praten. Van hier kantig; voords agtkantig, enz. Zamenstell.: binnenkant, buitenkant, duinkant, stootkant, waterkant, zelfkant. - Kantbeitel, kantteekening, kantspier, in een vaartuig, bij de wang van het schip geplaatst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken