Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kasteel]

KASTEEL, z.n., o., des kasteels, of van het kasteel; meerv. kasteelen. Van het lat. castellum, een verkleinwoord van castrum. Eigenlijk, een klein slot, elke kleine vesting. Wij gebruiken het voor eene kleine

[pagina 458]
[p. 458]

vesting aan eene stad gebouwd, om dezelve of te sterken, of in toom te houden: er ligt zes honderd man op het kasteel. Hooft bezigt hiervoor ook blokhuis. Kasteelen in de lucht bouwen zegt men van iemand, die van groote ontwerpen zwanger gaat, welke op niet moeten uitloopen. Voords wordt een heerenhuis, dat versterkt is, met dienzelfden naam benoemd; zelfs, in het algemeen, een oud en hecht gebouw, waarop een Aanzienelijke woont. Al jokkende zegt men van eene kleine, vervallene hut: wie woont in dat kasteel? Op groote schepen noemt men de schans, of den bak, kasteel: het voorkasteel, het achterkasteel. Dit laatste woord bezigt men ook, schertsender wijs, voor de billen. De Dichters noemen groote scheepsgevaarten, zeekasteelen. Vondel, daarop doelende, zegt: hoe bralt dat vorstelijk kasteel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken