Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kleed]

KLEED, z.n., o., des kleeds, of van het kleed, meerv. kleederen, in eenige gevallen, ook kleeden. Dat aan het menschelijke ligchaam tot deksel, of ook tevens tot sieraad strekt. Een nieuw kleed. Kleederen verstellen. Dat kleed staat hem niet. Het kleed maakt den man. Een kleed aandoen - aantrekken - uittrekken. Een kleed afleggen. Een kind in de klederen - kleeren steken. Iemand in de kleeren steken, hem bedotten. Dat komt aan mijne koude kleeren niet, dat is mij gansch onverschillig. Vuil linnen, wanneer het zamengetrokkene kleeren mede gebruikt wordt: mijne vrouw is met de kleeren bezig. Alles, waarmede iets omhangen, of bedekt wordt: sij sullen daerover een kleet van purper uijtspreijden. Bijbelv. In dien zin zegt men, in het meerv., kleeden, niet kleederen. Hierheen behooren de zameng.: altaarkleed, beddekleed, dekkleed, kabelkleed, paardekleed, regenkleed, schanskleed, schoorsteenkleed, stoelkleed, tafelkleed, vloerkleed, wagenkleed, wiegekleed. Voords zijn de zamenst.: kleerbezem, kleerborstel, kleerkamer, kleerkas, kleerkist, kleerkooper, (kleerverkooper) het kleermaken, kleermaker, kleermand, kleerschaft, kleersnijder, kleerstok,

[pagina 508]
[p. 508]

kleertob, kleerwinkel, kleerworm, kleerzolder, enz. Verkleinw. kleedje.

Kleed, hoogd. kleid, bij Stryk. chlaid, in het zwabensp. claid; neders. kleed, angels. clatha, eng. cloath, waar ook cloth zoowel lijnwaad en doek, als een kleed is, deen. kläde, zw klaede. Het eng. cloud, eene wolk, is hetzelfde woord, zijnde, eigenlijk, eene bedekking van den hemel door wolken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken