Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Koken]

KOKEN, onz. en bedr. w., gelijkvl. Ik kookte, heb gekookt. Onz., met hebben, zieden: het water kookt. De erwten hebben al een uur gekookt. Oneig. zegt men ook: de ketel - de pot kookt al. Fig. is het, wanneer, door toorn en gramschap, het bloed in eene buitengewone beweging komt: het bloed kookte hem in de aderen. Het onstuimig opborrelen van water: daer d'Elve kookt, enz. Vond. Voor walging gevoelen, eene neiging tot braken hebben, bezigt men ook koken: hij begon te koken. Bedr.: visch koken. Zij moet den pot koken. Fig.: de maag kookt de spijs, als zij dezelve verteert. In verdere figuur: hij kookt in 't hart de wrokken, zegt een vaderlandsch Dichter. Met oordeel en verstand iets behandelen: dat zij met alles te lezen, niets behoorlijk koken. Overz. van Heryey. Van hier kokaadje, koker (zoutkoker, zoutmaker) kokerij, koking. Zamenst.: kookfornuis, kookhuis, kookkunst, kookpan.

Koken, hoogd. kochen, neders. kaken, deen. koge, eng. to cook, zw. koka, middeleeuw. cocinare, lat. coquere. Daar onze onbeschaafde Voorouders raauwe spijzen aten, is het denkelijk, dat de kunst en het woord, uit het vroeger beschaafde Italie, tot ons overgekomen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken