Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Kool]

KOOL, z.n., vr., der, of van de kool; meerv. kolen. Een doorgebrand, droog en brokkelig ligchaam. In het bijzonder doorgebrand hout of turf: zij nam eene kool in de stoof. Houtskool - turfkool. Eene kool vuur. Gloeijende - doove kool. Eene geglommene kool. Een huis in kolen leggen, hetzelve in den brand steken. Aan kolen raken, verbranden. Ik zit, of sta, op heete kolen, ik heb groote haast. Er is eene veiling van engelsche kolen, steenkolen. Met eene zwarte kool teekenen, - malen, een kwaad in zijne afzigtigheid vertoonen: wanneer hij d'ondeugt met een zwarte kole maalt. Hoogvl. Overdr., voor minnevuur, zoo als zich dat in het stralende oog vertoont: als de gebluste kool weer, in haar oogh, geglommen. Hooft. Zeer geestig zegt dezelfde Schrijver, deswege, van een blind oog van eene zekere boel: dekkende de doove kool met een plaasterken van zijde. Het vurige gezwel eener pestbuil heet men insgelijks kool. verkleinw. kooltje. Zamenstell.: smidskool, steenkool. -

[pagina 571]
[p. 571]

Koolaarde, koolbak, kooldrager, koolhaler, (koolhaalder) een schip, of schipper, die kolen haalt, koolkrabber, koolmees, ook voor eenen koopman in kolen, lat. carbonarius - koolschip, koolvloot, koolzak.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken