Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Koren]

KOREN, (koorn) z.n., o., des korens, of van het koren; het meerv. korens is, in sommige gevallen alleen, gebruikelijk. Allerlei graan, dat tot brood en melkspijs gebruikt wordt; zonder meerv.: dus segenstu den scheut van 't koren. Marnix. Wanneer het koren onder den vlegel kraekt. Vond. Koren dorschen - wannen. Och! zag men 't koorn in goudgeele aaren! Schutte. In Noordh. verstaat men er, bij uitnemendheid, gerst door: het koren is, naar evenredigheid, dierder dan de tarw. Het meerv. is gebruikelijk in het zameng. gerstekoren, voor gerstekorrel. In den dagelijkschen stijl, komt het, in de beteekenis van een weinigje, voor, met het verkleinw. korentje: ik heb geen koren brood in huis. Ik heb geen koren (elders korrel, karrel) tijd meer. Zijn korentje groen eten, zijn goed vroeg opmaken. Zamenst.: korenaar, korenakker, korenberg, korenbeurs, korenbijter, anders korenbout, korenbloem, korenbrander, korenbrandewijn, korendorscher, korendrager, korengarf, korenhalm, korenharp, korenhoop, korenkooper, korenland, korenligter, korenmaat, korenmarkt, korenmeter, korenmolen, korenroos, korenschoof, korenschop, korenschuur, korenworm, korenzolder, enz. Het woord is met kern naauw verwantschapt. In het moesog. is het kaurne, angels. corn, alem. korn. De moesog. au zou de scherplange oo vorderen, doch de twee andere voorbeelden komen met onze zachtte o en de doorgaande uitspraak overeen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken