Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Leen]

LEEN, z.n., o., des leens, of van het leen; meerv. leenen. Leening, zonder meerv.: iets te leen hebben - te leen ontvangen. Een boek te leen geven. Te leen verzoeken. Ook: ter leen verkrijgen. Het blijkt, dat het, oorsprongelijk, van het vrouwl. geslacht geweest is. Men vindt daarom, bij Rodenb.: leengoeden, voor een wijl, en die de leen misbruijckt. Een goed, dat, op zekere voorwaarden, aan anderen tot vruchtgebruik wordt afgestaan; een leengoed, met een meervoud: iemand een leen vergunnen. Het leen van zijne kroone. Vond. Te leen gaan, te leen houden, iets als een leengoed hebben. Het leen is vervallen. Een leen verheffen, een leengoed van iemand doen afhangen. Een leen verheergewaden, een leen bij eenen heer verheffen. Zamenstell.: achterleen, grondleen, mansleen, naleen, onderleen, enz. Leenboek, boek der leenen en leenmannen, leenbrief, schriftelijke verzekering van een leengoed, leendienst, leengeld, leengoed, leenheer, leenhof, hof van eenen leenheer, leenhouder, leenhulding, leenkamer, leenlieden, leenman, een, die, volgens leenbrief, den eed van manschap heeft afgelegd, waar voor de Heer hem bescherming schuldig is. Dit past Moon. toe op den mensch met betrekking tot God:

 
Zelf Godts leenman,....
 
..... staat verwondert.

Leenpligt, leenregt, leenrent, leenroerig, leenroerigheid, leenschrijver, leenspreuk, leenspreukig, leenverheffing, leenvrouw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken