Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Leger]

LEGER, z.n., o., des legers, of van het leger; meerv. legers, legeren. De toestand van iemand, die ligt, vooral van eenen zieke; in het gemeene leven: ik heb een leger van zeventien weken gehad. De plaats, waar men ligt. Zoo gebruikt men het van dieren, waar zij zich ophouden; hun hol: zoo komt de leeuw uit zijnen leger brullen. Vond. Waar de Dichter het mannel. schijnt te nemen, dat ook, in de Bijbelv., gevonden wordt: die haren leger aenroert. Jagers noemen, dus, de schuil- en slaapplaats van eenen haas: eenen haas in het leger schieten. Van andere dieren: voor een paard een leger van stroo maken. De rust- en slaapplaats eens menschen: mijn leger sal van mijne klachte wat wegnemen. Bybelv. Op hare legeren. Bybelv. De plaats onder den blooten hemel, waar een krijgsheer, eene wijl, zich onder tenten legert: een leger opbreken - nederslaan. Den vijand in het leger vallen - het leger overrompelen. Het heer zelf, dat, daar, gelegerd is: het leger zal morgen opbreken. In het gemeen, een krijgsheer: een groot - magtig leger. Een leger op de been brengen. Een vliegend leger. Het leger volgen, in dienst zijn. Van hier legerig, in het zamengest. bedlegerig. Zamenstell.: krijgsleger, vrijleger: vrijleger uitroepen, afkondigen, dat men, in het leger, vrij zoetelen mag, veldleger, winterleger. - Legerbijl, legerbode, legerboef, legerbrood, legerhoer, legerhoofd, legerhut, legerjongen, legerknecht, legerkost, legerlasten, legermagt, legermeter, die de legerplaats afsteekt, legermeting, legerplaats, legerscharen, in de Bybelv. - legerstede, legertent, legertogt, legertucht, legertuig, legerwagen, legerwacht, legerziekte.

IJsl. legur, (castra) moesog. ligr, (lectus); gelijk ons leger ook voor de plaats eens krijgsheers, voor het hol,

[pagina 707]
[p. 707]

waar dieren zich ophouden, en voor de legerstede, of bedstede genomen wordt, zijnde alle lig- en rustplaatsen; van liggen, lag, gelegen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken