Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Lief]

LIEF, bijv. n. en bijw., liever, liefst. Aangenaam, waarvan men veel genoegen ondervindt: gij hebt eene lieve vrouw. Twee lieve kinderen. Een lief gezigt. Het is mij lief, dat, enz. Iets voor lief nemen. Liever willen - hebben - wenschen. Ik hadde het liever, dat het anders ware. Ik hadde het liefst zoo. Iets, welk men lief heeft en hoogschat: mijn lieve broeder. De lieve Heer geve het! Lieve deugd! Lieve tijd! Ei lieve! drie tusschenwerpsels. Voor ei lieve zegt men ook lieve: Lieve! hoort mij. Bybelv. Oul. zeide men ook liever! voor ei lieve!: Liever wat revierein is dat? Twesp. Onze lieve Vrouw, eene benoeming van de maagd Maria, bij de Roomschen. Veracht het lieve brood toch niet! Men heeft in Geld. eene manier van uitdrukking, waar lief zoo veel als blijd is: ik ben lieve, dat het zoo uitvalt. Men gebruikt het ook als een zelfst. naamwoord: de grooten vergeeten geen out leet om nieuw lief. Hooft. Ik wilde het niet om lief of leed. Voor vrijer of vrijster, wanneer het woord als onzijdig blijft: hij verwacht zijn

[pagina 734]
[p. 734]

lief. De overtreffende trap: zijne liefste is overleden. Verkleinw. liefje. Van hier lievig. Van Mander. Zamenstell.: liefdadig, liefdadigheid, liefdadiglijk, lieftalig, lieftaligheid, (lieftallig, gemeenelijk) liefwaard, lief en waard: liefwaerde Sulamite. Poot. Oul. was ook liefgetal in gebruik, niet voor lieftalig, maar voor aangenaam, die onder het kleine getal der aangenaamsten, der meest begunstigden behoort: Hi is gheert overal, eñ met vrouwen liefgetal. Ferguut. Maer malckander oock in pijn, liefghetal en dienstig zijn. Gesch. Die zeer liefgetal was bij Kaizar Rudolf. G. Brandt.

Junius zegt, dat lief overeenkomst heeft met het gr. Φίλος, en het onderscheid alleen uit eene anastrophe ontstaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken