Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Liggen]

LIGGEN, onz. w., ongelijkvl. Ik lag, heb en ben gelegen. Op zijne grootste zijde rusten, in onderscheiding van staan en zitten: de matten liggen op den vloer. Het goed ligt door elkander. Op het bed - in het bed, ook in bed liggen; dit laatste is bevallen zijn. Op den rug liggen. Voorover liggen. Stil liggen. Naar eene gewonelijke figuur, wordt het onderwerp hier dikwijls verwisseld: de zolder ligt vol afgevallene pannen, voor afgevallene pannen liggen op den zolder. De weg lag vol puin. De boeken liggen vol stof. Bijzonder, door eene ziekte het bed moeten houden: hij ligt aan de koorts. Op sterven liggen. Zoo ook: in de kraam liggen. Zij is van eene dogter ge-

[pagina 739]
[p. 739]

legen. Mijne vrouw heeft tweemaal in de kraam gelegen. Wijders: op den loer liggen - op zijne luimen liggen. Oneigenlijk, wordt het denkbeeld van op de grootste zijde te liggen, meer of min, verloren, en dan beteekent liggen in eenen staat van rust zijn; dikwijls ook slechts zijn: ik heb nog wijn in den kelder liggen. Bijzonder van eenen oord, of eene plaats: Amsterdam ligt in Holland. Rotterdam ligt aan de maas. De stad is op eene hoogte gelegen. Het meer ligt aan onze regterhand. Somtijds beduidt het eene houding, die niet veel van liggen verschilt: zij ligt op de knien. Nadat heel Europe uit de venster gelegen hadt. Hooft. Met het bijbegrip van eene aanhoudende during: de Soldaten liggen in het veld. In bezetting liggen. Op de hoofdwacht liggen. De vijand lag voor de stad. Van rust: het schip lag voor anker. Ten anker liggen. De zaak blijft liggen, zij wordt niet doorgezet. Het zal aan mij niet liggen, ik zal het niet vertragen. Het ligt er al toe, de zaak is niet anders. De wind gaat liggen. Dikwerf beteekent het slechts in eenen toestand zich bevinden: met elkander overhoop liggen. Wat ligt gij te twisten? De zaak ligt mij nog in het geheugen. Aan die zaak is mij niets gelegen. Het woord ligt op de lippen. Het zal daaraan liggen, daarop zal het aankomen. - Het deelw. liggend: liggende renten, vast inkomen. Uit sommige voorbeelden bleek, dat het deelwoord dan met hebben, dan met zijn gevoegd werd. Het onderscheid in gevallen, waarmen het beide gebruiken kan, bestaat hierin, dat hebben den verledenen tijd, zijn de gestalte, in den tegenwoordigen tijd, aanduidt.

Van liggen is ligger een waker op een schip - een boek, dat niet verkocht wordt - een gepekt vat, waarin men, aan boord, het water bewaart, ligging. Zamenstell.: ligdagen, tijd, welken een vaartuig stil mag liggen, in eene haven, om te lossen en laden. Eenigen schrijven legdagen, van het aanleggen der schepen.

Liggen, Ker. lickan, Otfr. liggen, hoogd. liegen, neders. liggen, angels. liegan, ligan, eng. to lij, deen. ligge, zw. ligga, Ulphil, ligan, ijsl. liggia, wend. leshim, boh. lezeti. Het is het onz. w. van het bedr. leggen. Uit de vergelijking van de aanverwante talen ziet men, dat alle (de neders. alleen uitgezonderd) het onderscheid, tusschen het onz. en bedr. werkwoord, standvastig bewaard hebben. Men zij dan ook, onder

[pagina 740]
[p. 740]

ons, naauwkeurig, om dit onderscheid te erkennen. Dikwerf hoort men, echter, hij lag het boek daar neer, voor hij leide het boek daar neer - het legt, voor het ligt op de tafel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken