Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-LToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.22 MB)

Scans (454.45 MB)

ebook (5.62 MB)

XML (2.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Lijk]

LIJK, een, in de zamenstelling, gebruikelijk woord, dat bij verscheidene naam- en werkwoorden gevoegd wordt, om, daardoor, bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden te vormen. De dus gevormde bijv. naamwoorden hebben, als het deaard der zaak lijdt, hunne trappen van vergrooting.

Men plaatst het, vooreerst, achter zelfstandige naamwoorden, beduidende dan eene gelijkheid en iets, dat in deze gelijkheid gegrond is, b.v. vorstelijk, koninglijk, een heerlijke maaltijd, een mannelijk gemoed, een kinderlijke eerbied. Hierheen behooren die woorden, die eenen aard en eene wijs beteekenen, en geene vergrooting lijden, b.v. namelijk, met den naam, oogenblikkelijk,

[pagina 746]
[p. 746]

in eenen oogenblik, mondelijk bescheid, schriftelijk andwoord, personelijke aanklagt. Die woorden, die eenen eigendom beteekenen, en eenen toestand, daarin gegrond; zonder trappen van vergrooting: bisschoppelijke waardigheid, grafelijke goederen, goddelijke eigenschappen, menschelijke zwakheid, huisselijke bezigheid. Die eene werking, eene oorzaak uitdrukken: gevarelijke onderneming, waaruit gevaar ontstaat, schandelijk, loffelijk, enz.

Achter bijvoegelijke naamwoorden, om eene gelijkheid aanteduiden aan die zaak, die door het bijv. naamw. wordt uitgedrukt; doch in eenen minderen trap: weeklijk, ziekelijk, zwakkelijk, armelijk, bitterlijk, klarelijk, enz.

Dezen uitgang lijk voegt men ook achter bijv. naamwoorden, die in ig uitgaan: eeuwiglijk, listiglijk, inniglijk, vuriglijk. Achter baar: wonderbarelijk, vruchtbarelijk, schijnbarelijk. Achter zaam: lijdzamelijk, minzamelijk, vreedzamelijk. Achter loos: godlooslijk (goddelooslijk).

Voords, plaatst men dezen uitgang achter werkwoorden, met afkapping van den uitgang en. Zulke werkwoorden zijn, of onzijdig; wanneer de, dus gevormde, woorden de dadelijke aanwezigheid van den toestand des werkwoords uitdrukken: behagelijk, dat behaagt, betamelijk, dat betaamt. Somtijds drukt het de mogelijkheid uit, om in dien toestand te geraken: een sterfelijk mensch, die sterven kan en eens sterven moet. Of bedrijvend; wanneer het de daad van het werkwoord te kennen geeft: een bedriegelijk mensch. Ook beteekent het eene gewoonheid: ik ben zoo vergetelijk. Dat iets voordbrengen kan: een stichtelijk boek, dat stichten kan. Dat dadelijk gedaan wordt: dat is niet gebruikelijk, het wordt niet gebruikt. Dat dient te geschieden: eene bedenkelijke zaak, - een verachtelijk mensch, waardig veracht te worden. Dat gedaan kan worden: die zaak is niet begrijpelijk, zij kan niet begrepen worden. Het is mij niet doenelijk, het kan door mij niet gedaan worden. Zulke bijv. naamwoorden nemen, in de tegenstelling, in de meeste gevallen, on als voorvoegsel aan: onbegrijpelijk, ondoenelijk, onuitsprekelijk, ondoorgrondelijk, enz.

Even zoo min als men baar willekeurig gebruiken mag, zoo is het ook met lijk gelegen. Wonderlijk, wonderbaar, kostelijk, kostbaar zijn beide in gebruik. Doch

[pagina 747]
[p. 747]

men zegt wel betamelijk, maar niet betaambaar - hoorbaar, niet hoorlijk. Dit lijk, de tegenwoordige uitgang van vele bijwoorden, was oudtijds lijken, als haastelijken, ondragelijken, enz.

Er zijn eenige bijwoorden van tijd, die, voor lijk, lijks vorderen: wekelijks, maandelijks, dagelijks, jarelijks.

Bij de oude duitsche Schrijvers is deze uitgang dikwijls leich, licho, hoogd. lich, angels. lic, eng. lij, zw. en deen. lig, lat. lis, als virilis, herilis, puerilis. Het is wel zeker, dat het hetzelfde woord is als gelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken