Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Natuur]

NATUUR, z.n., vr., der, of van de natuur; meerv. naturen, in sommige gevallen gebruikelijk. Een woord, uit het lat. natura ontleend, welks gebruik zeer onbepaald is. In het gemeen, beteekent het de werkende kragt, zoo wel in elk ondeelig ligchaam, als in alle ligchamen te zamen genomen, wanneer men zich dezelve als eene eenige kragt voorstelt. Vooreerst, in elk ondeelig ligchaam, wat een levend schepsel van zijne geboorte af, en, in verderen zin, wat elk ding, dat is, van zijnen oorsprong af, toekomt; van natus, geboren zijnde. In bepaaldere beteekenis, de vereeniging van het meenigvuldige in een ding, waarin de grond van alle veranderingen bestaat; de werkende kragt van ieder ligchaam, naar den aard zijner zamenstelling: het is de natuur van de lucht, dat zij zich laat uitzetten. Wie kan de natuur van alle dingen navorschen? Die van nature geen Goden en zijn. Bybelv. In engeren zin, de grond der werkingen in een levend wezen: Gods natuur. De natuur des menschen, de vereeniging van het meenigvuldige bij deszelfs wording, en de daarin gegronde kragt, om te werken, te doen, te handelen, inzoover zij bij alle menschen, in zeker opzigt, van denzelfden aard is; als ook inzoover zij, in ieder ondeelig mensch, op velerlei wijs gesteld is: lang over eene zaak te leeren strijdt met de natuur der jonge kinderen. Zijne natuur geweld aandoen - overwinnen - verkragten. Zijne natuur volgen. De gewoonte wordt vaak eene tweede natuur. Eene heete natuur hebben. Hij is mild van natuur. De naturen zijn verschillend. Dat is tegen de natuur. Het is den mensch van natuur eigen. Hij is boos van natuur. In beter hemelscher natuur naar een volmaakter goed te jagen. Macquet. Door de verbeelding, stellen wij ons die verbinding van het meenigvuldige als eene eenige kragt voor, als een wezen, dat op zich zelf bestaat; en dan heeft

[pagina 233]
[p. 233]

het geen meerv.: waar de natuur niet de beste leermeesteres is, daar arbeidt de kunst vergeefs. Vooral wordt deze kragt, bijzonder bij den mensch, onder allerlei bepalingen gebruikt. 1. Ten opzigt van het ligchaam, is dezelve de geheele verbinding van de vloeibare en vaste deelen in elken mensch: eene sterke, gezonde, zwakke natuur hebben. Als de natuur hier zich zelve niet redt, zullen de geneesmiddelen weinig baten. 2. In de Godgeleerdheid gebruikt men het woord, in tegenstelling van de Openbaring: het licht der natuur. 3. Natuurlijke trek, zucht, min: de natuur uitschudden. 4. De eerste oorsprongelijke gesteldheid van een ding, met uitsluiting van alle veranderingen, die van buiten of door vrije verkiezing ontstaan: in den stand der natuur leven, waar de menschen, zonder burgerlijke verbindtenissen, vrij leven. In een ander opzigt, verstaan wij door de natuur eene tegenstelling van ingebeelde behoeften: de natuur is met weinig tevreden. Dikwerf staat natuur tegen onderrigt, tegen vaardigheden, door onderrigt en oefenieg verkregen, of tegen kunst over: zijne gebaren zijn onopgesmukte natuur. Natuur alleen is wilt en schaars te prijzen. Geleertheit temt woestijn en huilend wout. Poot. Men twist nogh op dit uur, of iemant Dichter wordt door kunst, of door natuur. A. Pels. Een gave der natuur. Hoogvl. Hoe schaers en zelden wordt Natuur verheugde moeder van een' schrijver! Poot. Eene woning noch door natuur, noch door kunst gebouwd. Sels. Dikwijls noemt men natuur, zonder meerv., zekere uitwendige betrekkingen, waarin ieder van zijne geboorte af geplaatst wordt: de banden der natuur breken, de bloedverwantschap verzaken. Hier riep de stem der natuur. Burgerlijke welstand: of en leert u ook de nature selve niet? Bybelv. Aard, wijs, gesteldheid van iets, al bestaat het op zich zelf niet: de natuur der zaak vordert dit. Wellusten van eene eeuwige natuur. Sels. In natuur, in wezen, dat nog niet verpand of verkocht is. Ten tweede, alle werkende kragten van alle ligchamelijke dingen te zamen genomen en als eene eenige kragt voorgesteld; zonder meerv. De verbeelding maakt die kragt, als bestonde zij op zich zelve, en als ware zij van God onderscheiden:

 
d'Alteelende Natuur zorgvuldigh in 't verdadigen
 
Van 't geen zij baert en voedt, geeft dikwijls blinden raedt. Poot.
[pagina 234]
[p. 234]

Wat vrouw natuur ter werelt heeft gebragt enz. Anslo. O hoe schoon zijt gij Natuur! O dierbare woning, door de zorgvuldigheid der natuur, ten behoeve des doods, gesticht! Sels. Den loop der natuur volgen. De werken der natuur beschouwen. Tol aan de natuur betalen, sterven. De natuur maakt geenen sprong. Figuurlijk, de geheele omvang van alle toevallige wezens: dat is in de gansche natuur niet aan te treffen. De ligchamelijke dingen op onzen aardbodem: de drie rijken der natuur. De geschiedenis der natuur. Wat verrukt ons meer, dan de schoone natuur te beschouwen? Overal is wijsheid en orde in de inrichting der natuur. O gij tooneelen der stoffelijke natuur, die sterffelijke oogen betooveren! Sels. In de beeldende kunsten verstaat men door de natuur alle zigtbare voorwerpen, welke de kunstenaar nabootst: 't penseel volgt Natuur, Godts dochter. Anslo. Zoo volgt de schilderkunst de schoonheit van Natuur. Vond. Zamenstell.: natuurboek, boek der natuur, de geschapene wereld, natuurkenner, natuurkennis, natuurkunde, natuurkundig, natuurwerking, en vele woorden meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken