Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Oor]

OOR (oer, oir, or), een zeer oud woord, niet alleen in onze, maar ook in andere talen. Het komt buiten zamenstelling en in eenige zamengestelde woorden voor. De eerste en misschien de oudste beteekenis is die van groot, en van hier voortreffelijk. Bij Kil. oor, or, magnus, excellens. Hierheen behooren de zameng. oorhaan,

[pagina 660]
[p. 660]

gallus silvaticus major, ooros, oeros, ook averos, in het lat. urus, oorreep, funis nauticus major. Zie Kil. Hierheen behoort het oude ar, groot, hoog. Het komt wijders in de beteekenis van op voor, beteekenende eene beweging in de hoogte. Hierheen moet men brengen het oude oorhave, bij Kil., oorsprong, beginsel, doch in eenen oneigenlijken zin, daar het, eigenlijk, eene opheffing beduidt: urhab heet daarom, in het hoogd., zuurdeessem, hef, waardoor deeg opgeheven wordt. Oor in oorsprong heeft dezelfde, beteekenis. Ten derde beduidt het het eerste in een ding, eenen aanvang; eene der oudste beteekenissen, eene figuur der vorige. Zoo komt het voor in het oude ooraan, bij Kil. ooraene, overgrootvader. Oor komt dus overeen met eer, het goth. air, vroeg, het gr. ἠρ, het krieken van den dag en het voorjaar, ἀρχη, het begin, het oude lat. ora bij Caecilius, voor het begin, en van hier orior en ordior, oriens enz., het angels. or, ord, ijsl. uhr, begin. In andere zamenst. komt het voor, voor over, als: oorete, bij Kil. overblijfsel van eten; voor er en ver, als oorlof, oordeel, oorbaar. Eindelijk dient het tot versterking, als oorschalk, zeer schalk, oormondig, grootsprekend. Wij gebruiken het ook nog buiten zamenst., als een zelfst. naamw. van het onzijdige geslacht. In dubbele beteekenis komt het dus voor, deels voor zulke aardsoort, waaruit metalen gesmolten worden. In Gelderland noemt men dus die onderaardsche harde beddingen, die vol ijzerstof zijn; wanneer men het gewonelijk oer noemt. Bij Kil. wordt het vertaald door fodina auri & argenti, plumbi & argenti vena communis, origo. Zoo gebruikt het M.L.:

 
Honderd millioenen zandjes
 
Fijn geaderd, scherp getakt,
 
Sluitende in elkanders tandjes,
 
Op hun broeinest, 't oer, gezakt enz.

Hiermede komt overeen het eng. ore, metaal, zw. aer, angels. aere, ar, ijsl. eijr; hiermede staat verwant ons erts, aarde, hebr. ארץ. Van hier: oorig (oerig in Geld.), oorachtig: oorige grond. Anderdeels beteekent het eenen nazaat, erfgenaam, uit welken een geslacht kan worden voortgeplant: hij storf zonder mannelijk oor. Waert saken, dat ons Heeren gebraken, sonder oer van sijne lijven. Verbindt. br. van eenige holl. steden

[pagina 661]
[p. 661]

van 1351. Daer dit oer of quam, dat nu de spaensche crone draecht. M. St. Van sine haven so bleef oer sijn broeder Jan. M. St. Namaels heeft Tiderick das swaert geheven, als rechter oire. K. Kolyn. Sonder oir te laten. Klerk der laage landen. Ook hore bij M. St.: sonder hore houden 't lant. Bij Kil. oor, hoor, hoore, hoyre, fr. hoire, eng. heir, lat. haeres.

In de oude onderscheidene tongvallen en talen verwisselt dit woordje met alle klinkers ar, er, ir, or, ur, yr. Als wij bij oor, or, hoogd. ur, staan blijven, zoo schijnt het, oorspronkelijk, eene nabootsing van een hevig, trillend en daarbij dompig geluid te zijn. Die trilling ontdekt men in het lat. ira, toorn, angelf yrre ons arre, toornig. Van hier ontstaat het denkbeeld van beweging, menigte, veelheid, als het lat. urbs, eene stad. Om de snelle beweging heet אור licht; om den flikkerenden glans is aurum goud enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken