Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vuur]

VUUR, z.n., o., des vuurs, of van het vuur; meerv. vuren. Verkleinw. vuurtje. Eene zeer fijne en door de gansche natuur verspreide vloeistof, welker bestaan nog zeer onbekend is, welke zich, echter, onder zekere omstandigheden, door licht en warmte aan ons opdoet. Dit alleen den natuurkundigen bekende vuurwordt, om het van het volgende te onderscheiden, het oorspronkelijke genoemd, als tot de hoofdstoffen behoorende. In het gemeene leven kent men dit vuur flechts in brandende ligchamen, die, in zooverre hetzelve in en om zekere daartoe geschikte ligchamen ontstaat, in en om dezelve in eene zekere nog onbekende beweging gebragt wordt, en zich, alsdan zoowel door licht en warmte, als ook door zijne verterende kracht doet kennen. Het vuur brandt, het brandt als vuur. Vuur slaan, door den slag des staals aan den vuursteen de vuurdeelen, welke zich daarin bevinden, uitlokken, en in beweging bren-

[pagina 525]
[p. 525]

gen. Vuur geven, van schietgeweer sprekende, het kruid aansteken, hetwelk oulings met lonten geschiedde, die men vuren noemde. Vuur aanmaken, met behulp der nodige middelen, de vuurdeelen in eene felle beweging brengen. Het vuur gaat uit. De zwam vat ligt vuur. Iemand ter vure doemen. Olie in het vuur werpen, figuurl. eenen strijd, eene hartstogt nog heviger maken. Door een vuur loopen; voor iemand door een vuur loopen, figuurl., alles voor iemand doen of beproeven. De berg spuwt vuur, werpt brandende mijnof bergstoffen uit. In eenen naauweren zin worden ook verscheidene soorten van brandende ligchamen, in het algemeen vuur genoemd. In den oorlog wordt het lossen van het groot en klein geschut en de daardoor voortgedrevene kogels, vuur genoemd. De ruiterij hield het eerste vuur van het vijandelijke voetvolk standvastig uit. De troepen stonden twee uren in het vuur. Het was een verschrikkelijk vuur. Het voetvolk moet zijn vuur niet vergeefs verspillen, niet buiten volstrekte noodzakelijkheid vuren. Eene stad te vuur en te zwaard verwoesten, in brand schieten, door kracht van wapenen vernielen. Tusschen twee vuren staan, ingesloten zijn. De vijand stond tusschen twee vuren. Iemand het vuur na aan de schenen leggen, iemand eene zaak moeilijk maken. Figuurl.: hij werd, hij spoog vuur en vlam, hij geraakte in zulk eene drift, dat zijn gelaat zoo rood als vuur werd. De hemel was één vuur, wanneer dezelve bij het noorderlicht eenen het vuur gelijkenden glans bekomt; ook: er staat nog een potje voor hem te vuur, hij zal duchtig onderhouden worden, men zal hem sterk doorhalen. Eenen hoogen graad van lust of levendigheid, hevige gemoedsbewegingen: de man heeft, naar zijnen hoogen ouderdom, nog veel vuur. Het paard, de hond heeft te veel vuur, wanneer zijne neigingen te sterk zijn. Hij sprak met veel vuur. Hij vat schielijk vuur, d.i. wordt schielijk toornig. Ergens vuur op vatten, uiterlijk toonen door eene zaak getroffen te zijn. Naauwlijks had ik haar iets van deze zaak medegedeeld, of zij vatte er vuur op. Het vuur der verbeeldingskracht, een hooge graad van levendigheid. Het minnevuur woedt in zijnen boezem. Het vuur des oorlogs in den verheven schrijftrant. Van hier vuren,

[pagina 526]
[p. 526]

vurig, enz. Zamenstell.: vuurbaak, vuurberg, vuurbloem, vuurbraker, voor kanonstuk: vuurbrakers, die, donderende over 't nat, den vloed bestrijken. J. de Marr. Vuurhaak, vuurkloot, vuurkolk, vuurkolom, vuurlantaarn, vuurmand, eene mand, waarin vuur geplaatst, en waarop linnen enz. gedroogd wordt, - vuurmond, geschut, - vuuroven, vuurpan, beddepan, vuurpijl, vuurroer, zeker schietgeweer, - vuurrook, vuurscherm, vuurschop, vuurslag, vuurslot, vuurstaal, vuursteen, vuurstolp, vuurtang, vuurtest, vuurvlam, vuurwagen, vuurwerk, vuurwortel, enz. - koudvuur, enz.

Vuur, hoogd. feuer, bij Kero fuire. Ottfrid. fiur, Isidor. fijor, bij Tatiaan fuir, angels. fijr, eng. fire, deen. en zweed. fijr, is een zeer oud woord, hetwelk tot het grieksche πυϱ, tot het lat. fervere, fervor, comburere, en tot het hoogd. brennen, behoort, voor het welk men ook bernen zegt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken