Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zijn]

ZIJN, zijne, bezittelijk voornaamw. des derden persoons van het mannel. en onzijd. geslacht; dat des vrouwelijken geslachts is haar; want deze voornaamwoorden beteekenen zoo wel het geslacht des bezitters, als dat der bezitting. Zie Inleid., bl. 117. Het vergezelt, als bijvoegelijk naamw., de zelfstandige naamwoorden, waarmede het in verband staat: ieder land heeft zijne gewoonten. Ik zoek niet mijn maar zijn geluk. Uw raad doet zijne werking. Eene dikwerf voorkomende feil is de overtollige plaatsing van dit voornaamwoord, in: mijns broeders zijne vrouw, voor mijns broeders vrouw; of: het was mijn broeder zijn goed, voor het was mijns broeders goed. - Om de bezitting met nadruk en uitsluitenderwijze aan te toonen, voegt men bij dit, gelijk ook bij de overige bezittelijke voornaamwoorden, het woordje eigen: zijn eigen huis. - Ook wordt het met de woorden halve, weg, en wil, als achtervoegsels, vereenigd, en ontvangt eene t: zijnenthalve, zijnentwege, zijnentwil, om zijnentwil. - Dikwerf moet in de plaats van zijn, deszelfs gesteld worden, inzonderheid, wanneer zijn dubbelzinnigheid zou veroorzaken, b.v.: Hendrik was misnoegd, omdat Jakob zijn paard verkocht had, waar het deszelfs

[pagina 377]
[p. 377]

moet wezen, dewijl het op Hendrik moet slaan. De landheer ging met den predikant van het dorp naar zijne woning, waar zijne goed is, wanneer de woning van den landheer bedoeld wordt, doch voor deszelfs verwisseld moet worden, wanneer het op die des predikants slaat.

Ook wordt het als een bijw. gebezigd: de akker is zijn. Hij deed in eens een goed bod, en het huis was zijn. Zijn was het paard, zoo dra het te koop was. Van hier de zijne, het zijne, met het bepaalde lidwoord, en zonder zelfstandig naamw.; schoon wel daar op betrekking hebbende: geef hem het zijne. Dat zijn niet onze zaken, maar de zijne. Hij heeft het zijne gedaan. De zijnen, personen, welke aan iemand verwant zijn, of tot denzelven in zekere verbindtenis staan: hij heeft er met de zijnen over gesproken.

Zijn, hoogd. sein, bij Ulphil. siens, Isid. sin, neders. sien, zweed. sin, sitt, lat. suus, gr. σος, ση, σον.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken