Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boy (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boy
Afbeelding van BoyToon afbeelding van titelpagina van Boy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boy

(1930)–Henri van Wermeskerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

III

SMEDER streed moeilijk tegen zijn drukkende lasten. Ze waren kort na den oorlog begonnen. Even een opleving in den boom-tijd, een vleug van weelde, toen weer de inzinking, al weer jaren lang. Jaren die hem gehard hadden, maar die toch in al hun zwaarte bleven wegen. 't Was bekend, dat Smeder voor geen klein geruchtje vervaard was, en heel wat aandurfde. Bovendien voelden zijn handelsvrienden een groote sympathie voor hem als werker, die met bijna geen bedrijfskapitaal zich wist staande te houden. En altijd nog waren zijn betalingen precies op tijd geschied. Dat gaf hem het groote vertrouwen dat bijna gelijk aan crediet stond, aan kapitaal. Zijn zaken stonden zwak, maar dreven op de inkomsten, die hij als vertegenwoordiger van eenige groote buitenlandsche huizen had. Een huishouden dat niet goedkoop was, het ophouden van stand en bovendien het verplicht buiten wonen, zooals door den dokter zijn vrouw was voorgeschreven, dwong hem vaak tot gewaagde speculaties om de groote kosten te dekken.

Hij had zijn hoofdkantoor naar Amsterdam verplaatst, en had de familie in Bussum geïnstalleerd. Ook hem deed dit goed, al voelde hij zich in de laatste jaren zwakker van energie en minder werklustig. Hij werd soms zelfs onverschillig. Waren zijn speculaties tot nu toe altijd gelukt, hij voelde, dat wel eenmaal een oogenblik komen kon, dat die kans zou keeren, en dan...? Vaak wierpen beursfluctuaties hem in een soort van onverschilligheid die zwaar op de

[pagina 28]
[p. 28]

stemming drukte.

 

Nu was het weer de wissel van Lindeman en Co die morgen zou vervallen.

Hij riep zijn boekhouder:

‘Verhoeff!’

‘Ja, meneer!’

‘Hoeveel is er in kas?’

Verhoeff was reeds jaren bij hem werkzaam en algeheel zijn vertrouwde geworden.

‘Negentienhonderd gulden!’ antwoordde deze zonder aarzelen, dadelijk wetend.

‘Die wissel van Linckman vervalt morgen, 't is drie duizend driehonderd gulden; is er mogelijkheid, die bijeen te krijgen?’

‘Nee meneer!’

‘Goed... bel Linckman eens op! Zeg, dat ik tegen elven even op kantoor kom... vraag of hij er dan zijn zal!’

Na eenige minuten kwam Verhoeff met de boodschap, dat meneer verwacht werd.

‘Ik zal zien, dat ik het schik!’ zei hij onverschillig lachend.

 

In woede sloeg Smeder de deur achter zich dicht. Wat nu weer te zeggen? Die ellende van geen bedrijfskapitaal te hebben, en met allerlei kronkelwegen te moeten arrangeeren! Nooit kon hij eens flink werken, nooit elleboogruimte in zaken, altijd door zorgen in de modder getrokken.

[pagina 29]
[p. 29]

Brutaal optreden, dat zou het beste zijn.

Bij Linckman en Co werd hij even in de wachtkamer gelaten, omdat meneer aan de telephoon was, zei de bediende.

't Was hem, of deze bediende, zelfs de loopjongen aan zijn gezicht zien konden, waarvoor hij kwam, en stil glunderden.

‘Tuig!’ mompelde hij tusschen de tanden, en sloeg voor den vorm een tijdschrift open. Hij wachtte even, zag dan een bel en drukte er op.

‘Is meneer Linckman nu te spreken of niet?’ beet hij den boekhouder toe, die verscheen.

Hij werd binnengelaten.

Linckman was reeds een man op jaren, en ofschoon Smeder reeds in de veertig was, had hij het gevoel als een schooljongen voor zijn meester te staan. Die man had geld, had een groot kantoor en sterk staande zaak.

Het was dan ook bijna onverschillig, dat hij zei: ‘Ik kwam je eens spreken over de wissel, die morgen vervalt... je begrijpt... de malaise, de slapte aan de beurs... ik geloof niet... hem morgen geheel te kunnen voldoen... en ik wilde je vragen...’

‘Och mijn beste Smeder, je begrijpt... je begrijpt... je weet heel goed, dat ik in zaken niets begrijpen mag. Wij betalen onze wissels, zorg jij asjeblieft voor de jouwe, bovendien hebben wij dien niet meer, en is hij bij de Twentsche Bank, die hem morgen wel bij je presenteeren zal... ik kan daar niets aan doen...’

Smeder was van plan geweest met zachtheid tot uit-

[pagina 30]
[p. 30]

stel te komen; nu echter maakten de driftige woorden van Linckman hem woedend. Hij glimlachte bleek.

‘Dus?’ zei hij hatelijk...

‘Je moet maar zien dat je betaalt...’

‘En ik zal niet betalen!’

‘Maar dan wordt hij geprotesteerd!...’

‘Juist...’

‘Wàt zegt u... en ons crediet aan de Twentsche dan...?’

‘Is uw zaak.’

Ze waren altijd vrienden geweest en hadden elkaar getutoyeerd... nu... in ‘business’, als zakenmannen, spraken ze elkaar als vreemden aan...

‘Dat had ik van u niet gedacht, Smeder!’

Er was een vijandigheid in zijn toon. Maar Smeder opende bedaard zijn sigarettenkoker... stak er langzaam een tusschen de lippen, haalde eenige rookwolken in zijn longen, en toen hij die in langzame golfjes naar buiten joeg, zei hij droog:

‘Zoo.’

‘Wat zegt u?’

‘Zóó... zei ik!’

Linekman keek hem aan.

‘Staan uw zaken zoo zwak, dat u een wissel van drie en dertig honderd gulden niet eens meer betalen kunt, mogen we u niet eens meer crediet geven?’

‘Moeten daarom mijn zaken zwak staan, als ik een enkele maal zoo'n kleinigheid eens niet kan voldoen?’ Smeder liet nu de rookwolken langzaam van tusschen

[pagina 31]
[p. 31]

de lippen glijden en weer in zijn neus verdwijnen... ‘En dat zegt u zóó maar? Kleinigheid... om de bliksem geen kleinigheid voor ons... Wij hebben ons geld ook noodig. Wij hebben ook onze verplichtingen.’

‘Juist!’

De rookwolken dreven nu in zuivere cirkeltjes weg. ‘Wel allemachtig... 't is aangenaam!’

‘Vindt u niet?’

Smeder werd bij de opwinding van Linckman hoe langer hoe onverschilliger... stak nonchalant een nieuwe sigarette op...

‘Ons crediet bij de Twentsche...’ herhaalde Linckman, nu ruwer.

‘Ja... uw crediet bij de Twentsche...’

‘Zit je me te...?’

‘Hoegenaamd niet... loopt volstrekt geen gevaar, als je zelf morgen mij in staat stelt, dit bedrag eventjes te voldoen!’ vulde Smeder langzaam aan.

‘Wel nu nog mooier!’

 

Smeder voelde zich nu opeens de meerdere, wetend, dat Linckman en Co het toch nu niet tot ‘protest’ zouden laten komen. Hij gevoelde zelfs lust met den man tegenover hem te spelen.

‘Wil ik je eens wat zeggen, mijn waarde Linckman,’ begon hij bedaard, doodkalm, ‘je geeft me een cheque van drieduizend pop, waarvoor ik je een nieuwen wissel over twee maanden schrijf, ik zal er zelf het resteerende bijleggen, en den wissel van de Twent-

[pagina 32]
[p. 32]

sche voldoen. Dit is alles wat ik voor morgen doen kan, ja of nee!’

‘Nee!’

‘Uitstekend!’

‘Smeder...!’ Hij ging naar den deur.

‘Ik heb niet veel tijd... had je nog iets?’

‘Ik zal er mijn compagnon over spreken en je vanmiddag

telephoneeren.’

‘Nog beter...!’

‘En zal je dien wissel na twee maanden kunnen voldoen?’

‘Och kom, mijn waarde Linckman,’ en nu was het Smeder, die een vaderlijken toon aansloeg, ‘dat weet je toch beter dan ik. Heeft mijn huis ooit in zijn verplichtingen te kort geschoten? Bovendien... kan ik je in vertrouwen wel mededeelen, dat het over twee maanden zeer goed kan zijn, dat de firma Smeder, Smeder en Co zal worden...’

‘Hoe bedoel je, zoo, zoo... En zijn toon werd ineens anders... maar dan feliciteer ik ie...’ sprong Linckman op... ‘van harte, ik heb altijd wel gezegd, als die Smeder eens wat kapitaal had, zou hij mooie zaken kunnen doen... ik feliciteer je!’

Smeder glimlachte voor zich heen.

‘En laten we hopen, dat we dan samen flink tot zaken komen... kerel, daar ben ik blij om voor je...!’

‘Dank je, dank je... ik heb nu niet veel tijd... tot ziens dan. En zie dat je met je compagnon de zaak vandaag nog in orde brengt.’

[pagina 33]
[p. 33]

‘O, dat zal wel... zèker, dat komt in orde, hoor! Bonjour!’

 

Toen Smeder op straat kwam, schoot hij eerst in den lach, smeet toen woedend zijn sigarette tegen de steenen... Altijd dat ellendige gekonkel... die leugens, om zijn crediet te kunnen behouden...

Ofschoon hij het bij Linckman had doen voorkomen of zijn tijd beperkt was, zette hij zich bedaard in de Bodega en dronk een portje.

Onderwijl dacht hij na over zijn zaken, ja, ze stonden zwak... als nu dat hennepzaad en de katoen maar weer wat vaster in prijs werden, dan liep alles prachtig. Zijn lading zou over tien dagen te IJmuiden binnen vallen, een kleine rijzing...

Ja, een Co. Waar dien te vinden? Hij had er dien Linckman toch mooi mee gevangen, enfin, den moed niet verliezen... Eens naar een gefortuneerd jongmensch omzien... desnoods zonder hersens, maar met geld.

Hij ging naar de Industrieele Club om te lunchen, en dan naar de beurs. Hennepzaad was een halve penny lager. Het drukte hem toen hij op kantoor terug keerde. Een zakenrelatie meldde hem dat hij in Polen zat. Misschien was er iets te doen. Dan maar een trein later naar huis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken