Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boy (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boy
Afbeelding van BoyToon afbeelding van titelpagina van Boy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boy

(1930)–Henri van Wermeskerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

XXIV

WEER een dag, vele dagen.

Vele avonden.

En weer kwam een schemer... droef en weemoedig en traag.

 

Truus had nog brieven te posten. Een brief, zooals vrouwen die soms schrijven moeten... Met hartebloed.

De regen fluisterde in de natte boombladeren, tikte gelijkmatig op haar parapluie, ruischte van de dakgoten neer en spatte op van de straatsteenen.

De regen was in haar gezicht... in haar adem.

En de wind loeide en floot, ver en nabij... Ook als het steunen van een gefolterd hart.

Alles weemoed, alles tranen.

Ook in haar, ook álles weemoed...

De weemoed van den herfst, als ons dierbaar zomerkind, ons heeft verlaten en ons alleen laat... om in herfststormen en winterdonkerheid te herinneren.

 

Twee heilsoldaten gingen haar voorbij, een jonge man en een jonge vrouw. Waar gingen zij heen?

Moed inspreken, pijn verzachten... Zij repten zich. Ze hadden blijkbaar haast en wisten niet, dat een hart vol pijn en wonden naast hen ging, en God smeekte om rust. Nu was ze weer alleen... heel alleen in het ruischen en loeien en klagen en zuchten, heel alleen met haar ziel vol weemoed en tranen. Zij dacht aan andere vrouwen, die gevoeld en geleden hadden

[pagina 140]
[p. 140]

als zij. Die in donkere straten loopen met hun warm voelend kinderhart.

Als zij eens ging tot die jonge heilsoldate en zeide tot haar: ‘Mijn hart is gebroken’

Wat zou ze vragen?

‘Welke is uw zonde?’

‘Ik zondigde niet, ik had lief!’

‘Wat brak dan uw hart.’

‘Ik brak het zelf.’

‘Was hij slecht?’

‘Neen, hij was hoog en goed.’

‘Had hij grieven?’

‘Neen, hij dankte mij nog...’

‘Kom tot Jezus!’

 

Maar zij was alleen met haar ziel vol weemoed en tranen, en toen zij omzag, waren de heilsoldaten reeds verre achter.

In haar hoofd knaagde het.

 

Toen ze thuis kwam, was in de donkere ontzaggelijk stille kamer slechts het babbelen der vlammen in open haard.

Buiten, in electrisch licht, natte boomen, wuivend, met staâg zakkende, gebroken bladeren, zwaar van vocht... Vage vormen van verre huizen en aldoor het zachte tikken van regendroppelen, het loeien van den wind, die tot storm zwol en aan de deuren en vensters schudde.

[pagina 141]
[p. 141]

Dien middag had zij bericht gekregen van haar advocaat, dat Smeder echtscheiding had aangevraagd, met eisch de kinderen aan hem toe te wijzen.

Als zij er aan dacht, ontglipte een wilde kreet haar borst. Na het eene... het andere leed.

Hij had scheiding aangevraagd... goed... wat gaf het haar zijn naam te dragen. Wat gaf het de vrouw te zijn van den man, dien zij niet liefhad. Maar dat haar kinderen haar zouden worden afgenomen... daartegen wilde en zou zij zich verzetten..., het was immers onnatuurlijk. Het zou immers onmogelijk zijn, haar eigen kinderen... die zij onder het hart had gedragen?

Dat kon toch immers niet... daar waren toch de wetten, die ook de moeder zouden beschermen. Wetten gemaakt door wijze en waardige staatslieden.

Ook zij zou haar eisch tot scheiding indienen, op grond van mishandeling... en omdat hij haar verjaagd had uit zijn huis. En ze zou vragen de kinderen aan haar toe te wijzen.

Haar advocaat schreef de redenen door Smeder opgegeven, en waarom hij haar niet waardig keurde, moeder over haar kinderen te zijn.

 

Wanhopige woede maakte zich van haar meester, als zij las, hoe hij als getuige ook zou aanvoeren een huishoudster, die verklaarde, dat zij de kinderen had aangetroffen in verregaanden staat van verwaarloozing, als zij las, dat hij haar durfde aanklagen van moed-

[pagina 142]
[p. 142]

willige verlating, terwijl hij toch degene was, die haar gezegd had heen te gaan.

Neen, het was niet te gelooven, wat haar advocaat zei, dat in een verlicht land als Nederland de vrouw nu nog geen rechten had, en door de wet als minderjarige beschouwd werd, zelfs als het haar eigen kinderen betrof.

 

Maar er waren eerlijke rechters in het land, en waardige mannen die de wetten hadden gemaakt.

Neen, haar kinderen bleven haar kinderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken