Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeven en twintig stokpaarden (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeven en twintig stokpaarden
Afbeelding van Zeven en twintig stokpaardenToon afbeelding van titelpagina van Zeven en twintig stokpaarden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.54 MB)

Scans (6.59 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen
verhalen
vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeven en twintig stokpaarden

(1951)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Zijnde een aantal verhandelingen, tierelantijnen, oneenigheden, gedichten, reportagies, verhalen, vertalingen en andere wissewasjes over wat de heer Johan Willem Frederik Werumeus Buning in dit leven min of meer oprecht heeft liefgehad en beschreven


Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Bonanza, of over de eer

Het licht glimt eerst flauw langs het gladde water, de zee is leeg en slaperig, er staat een lange deining door van storm een paar dagen geleden, de zon is een lage verlichte schemering onder een zwaar bewolkten horizon. Het waait. In de verte veegt een vuurtoren nog langs den anderen einder, land ziet men niet, en die nog altijd wakkere vuurtoren maakt de wereld zoo eenzaam en landerig als een spetterend nachtlichtje een kamer waar het al morgen begint te worden.

De vuurtoren gaat uit, de zon gaat op, de zee glinstert. Men ziet een lagen oever met een paar groene boomen waar de ochtenddamp uit wegwaait, een wit huis met een rood dak. Het lijkt een Friesch of Hollandsch landschap: lucht en wolken en water en een einder waar gras op groeit. De zee wordt grauw en troebel en het is eigenlijk al geen zee meer, maar een riviermond, de zon wordt lichter, de huizen witter, groene heuvels verschijnen, een stad ligt aan den oever met torens en kerken. Dat leemgrauwe water is de Guadalquivir, die stad is San Lucar de Barrameda, en al dat groene daarachter is het land van den sherry.

Men kan dit land ook officieel betreden, met een portefeuille vol aanbevelingen, via Cadiz of Jerez, en bodegas bezoeken, en rondgeleid worden. Zoo betreedt men het in alle reisbeschrijvingen van respectabelen aard, en het is heel interessant. Als men echter zelfs San Lucar voorbijvaart, ankert men met een braaf vrachtschip op stroom voor Bonanza: een landingssteigertje, een groot klooster, een straat met drie kippen, twaalf kinderen, een geit en een rijtje cactussen. En stof en armoede. Een arm dorp op de grens van het sherryland. En zoo leert men den sherry en pantoufles kennen.

Men komt nat aan wal, met een motorsloepje. In alle havens is het eerste huis op den eersten hoek een wijnkroeg. Twee strooien stoelen op een rood steenen tegelvloer, een krans worstjes in het halfduister aan een touw boven de toonbank, en drie donkere vaatjes er achter met verheugende en vele jaren geleden sierlijk geschilderde opschriften Fino, Oloroso, De la Casa. Men kan zeer wel een

[pagina 21]
[p. 21]

fino drinken om tien uur 's morgens, al loopt er u een kip tusschen de beenen. Is dat de beste? Neen, dat is de beste niet.

 

Een goed wijnproever handelt volgens de beproefde wijsheid dezer aarde; hij zal nooit het allerbeste alleen verlangen, maar eerst het goede genieten en dankbaar zijn; dan het betere, en nog dankbaarder zijn, - om ten slotte het beste te eeren als een onvolprezen gave Gods. Daarin ligt een volledige en verstandige levensleer. Idealisten en zoekers naar het absolute zijn geneigd twee van de drie vaatjes over te slaan; geen fino en oloroso voor hen, twee derde van de wereld is niet goed genoeg voor hen, en het beste nauwelijks. Hebt ge wel eens opgemerkt dat een goed wijndrinker nooit een dwaas idealist en zoeker naar de absolute waarheid is, maar meestal een redelijk en rechtschapen mensch, die naar zijn beste weten de redelijkheid en rechtschapenheid op deze aarde in stand houdt? Denk er eens over na...

Hoe het zij. Wijsgeerige bespiegeling om tien uur 's morgens past niet recht bij een fino. Neem er liever een olijfje bij. Men heeft ‘een fino’ gezegd. ‘Goed’ zegt de man achter de toonbank onverschillig. De fino is op. ‘Een oloroso’ zegt men. ‘Hij is zeer goed’ zegt de man achter de toonbank.

‘Hij is zeer goed’ zegt men na den eersten druppel geslurpt te hebben. ‘Hij is droog.’

Omstreeks dezen tijd heeft zich een deel der mannelijke bevolking van Bonanza om u verzameld. Het is een interessant geval een vreemdeling manzanilla te zien drinken. Meestal wil hij als hij van een stoomschip afkomt bier of brandewijn, of wisk-e-y. Het is zeer loffelijk van den vreemdeling dat hij den manzanilla van Bonanza droog en goed vindt, en hem slurpt en niet barbaarsch in zijn keelgat slaat. Het is een eer voor een dorp als een vreemdeling zijn wijn eert.

‘Uitstekend’ zegt de vreemdeling na gedanen arbeid. ‘Een de la casa.’ Men glimlacht. Het is een verstandige vreemdeling, een beschaafd man, geen Amerikaan. Het dikke glazen boerenfluitje manzanilla de la maison staat voor hem. Hij kijkt er eens naar tegen het

[pagina 22]
[p. 22]

licht. Hij ruikt er eens aan. Hij knikt tegen den man achter de toonbank en die knikt tegen hem.

‘Als een spijker zoo droog’ zegt hij trotsch.

‘Ts!’ zegt de vreemdeling als hij den eersten druppel achter zijn kiezen heeft. Iedereen knikt hem toe. Zoo is het.

‘Zoals ik zei’ zegt de man achter de toonbank bescheiden maar stralend. Het is zeer goed dat een beschaafd vreemdeling zegt hoe goed zijn manzanilla van het beste vaatje is. Het is een eer.

De stemming is beminnelijk. De worstjes bengelen boven de toonbank, druk bezocht door vliegen. De man achter de toonbank geeft er eentje weg voor de eer van het vaatje.

‘Daar wil ik wel twintig liter van hebben’ zegt de vreemdeling. Het wordt doodstil, in Bonanza's eerste café. Twintig liter! Het vaatje houdt er zestig. Ook de man achter de toonbank wordt doodstil. Zijn glimlach bevriest, hij is beleedigd. Denkt de vreemdeling dat hij te koop is?

‘Onmogelijk’, zegt hij kortaf.

‘Waarom?’ vraagt de argelooze vreemdeling.

‘Omdat het onmogelijk is’ zegt hij. ‘Ik kan UEd. acht liter geven.’ Men glimlacht. De eer van het dorp is gered. Juanito Perez is een behoorlijk man. Hij verkoopt den besten wijn van het dorp niet maar zoo aan een vreemdeling. Goed, denkt de vreemdeling, en bestelt nog twee boerenfluitjes de la casa, een voor Juanito, en drinkt ter eere van Fitzgerald die den Omar Khayyam schreef:

 
I often wonder what the Vintners buy
 
One half so precious as the goods they sell.

Hij heeft geleerd wat een fino, een oloroso en een solera zijn - 't geen ook u nader verklaard zal worden.

Maar een barbaar is een barbaar, zelfs als hij sherry weet te waardeeren. Als een vreemdeling zijn acht liters bemande flesch heeft gestouwd en het is drie uur 's middags, en het schip zal eerst om vier uur varen met het tij, komt hij op een gedachte, niettegenstaande de hitte en de vliegen, en hij stapt nog eens in het motorvletje.

[pagina 23]
[p. 23]

Hij drinkt er een de la casa, droog, zuiver, een smaak van appels met een zweem van noten. ‘Is er nergens anders even goede manzanilla te krijgen?’ vraagt hij.

‘Zeker UEd. Bij José Corchero, in de straat den heuvel op. Niet zóó goed als deze, maar zeer goed. Bijna zoo goed.’

‘Ik heb nog meer noodig’ zegt de vreemdeling. ‘Wilt u mij den weg wijzen?’

‘Zeer zeker zou ik’ zegt de man achter de toonbank. ‘Hij heeft goeden manzanilla. Maar de zaak is gesloten tot vier uur. Siesta. Hij slaapt.’

‘Dan maken we hem wakker’ zegt de vreemdeling.

Het is zeer stil. Alle vliegen op de worstjes slapen. Het stof op straat is wit en heet. De man achter de toonbank schudt het hoofd. Een vreemdeling blijft een vreemdeling. Zij begrijpen het niet. ‘Siesta’ zegt hij. ‘Zijn zaak is gesloten tot vier uur. Hij kan dus niet verkoopen.’

Daar blijft het bij. De vreemdeling krijgt in het arme dorp geen druppel meer dan acht liter, voor geen geld en goede woorden. De Spaansche eer laat het niet toe, tenminste niet in een dorp waar de kinderen in lompen loopen en een familie een week leeft van een daalder. ‘Bacchus zij gedankt,’ denkt de vreemdeling, ‘dat ik niet in San Lucar aan wal ben gezet. Ik had er ankers sherry kunnen koopen. Maar deze man achter de toonbank houdt zijn solera in eere, en de onbekende José Corchero verkoopt niet voor vier uur, al kon hij er rijk van worden. En zoo leert men eigenlijk meer van Spanje en den sherry dan met een portefeuille vol aanbevelingsbrieven en alle hoffelijkheid van Cadiz, waar àlles te koop is...’



illustratie

Uit: Bacchus met twee Aangezichten, Utrecht, 1943.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Bacchus met twee aangezichten of Het nuttig en vermakelijk spoorwegboekje


landen

  • over Spanje