Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeven en twintig stokpaarden (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeven en twintig stokpaarden
Afbeelding van Zeven en twintig stokpaardenToon afbeelding van titelpagina van Zeven en twintig stokpaarden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.54 MB)

Scans (6.59 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen
verhalen
vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeven en twintig stokpaarden

(1951)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Zijnde een aantal verhandelingen, tierelantijnen, oneenigheden, gedichten, reportagies, verhalen, vertalingen en andere wissewasjes over wat de heer Johan Willem Frederik Werumeus Buning in dit leven min of meer oprecht heeft liefgehad en beschreven


Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Onverwacht gesprek met den tabaks-Indiaan

Een wonder zit in een klein hoekje
Gezegde.

Laat in den avond, ik hoorde de klok al twaalf uur slaan, toen ik mij weer eens betrapt had op een der duizend gebreken die een rooker bezit - ik had, verdiept in een boek, niet de noodige zorg aan de sigaar besteed, en zij brandde daarom slecht en smaakte, mij terecht straffend, nog slechter - maakte ik het kistje weer open en nam met de beste voornemens eene nieuwe.



illustratie

Het deksel stond open, en ik verdiepte mij een oogenblik in het schoone strand-landschap met palmen, aan den oever van eene gladde zee met een enkel reepje luie branding en een langzaam dampenden vulkaan in het verschiet, en bezag den Indiaan die op een baal tabak gezeten en geleund tegen een vat tabak, niet de minste notitie nam van de zeer schoone en welgevormde Indiaansche, die aan den anderen kant van het vat, eveneens op een baal tabak gezeten, eveneens een zwarte sigaar rookte. Of het een zware sigaar was viel niet te zien, want de prent op het deksel was geheel en al in zwart en wit.

Welk een wijs man, dacht ik. Want hoeveel eeuwen zit hij, of was het zijn grootvader, of is hij zijn eigen grootvader, daar nu al op deze en andere sigarenkistjes-deksels, en rookt in een vrede die Adam slechts kende in het Paradijs, altijd dezelfde en eeuwige sigaar, terwijl ik, dwaze mensch, meestal te haastig en onrustig de een na de ander in damp doe opgaan.

Enfin, ik stak zorgvuldig op, en genoot mijn eerste teugje en blies den eersten blauwen rook uit, zoodat het was of de vulkaan in het

[pagina 76]
[p. 76]

verschiet werkelijk in werking trad, en er een wolk langs de Indiaansche luchten op het deksel dreef. En ik wilde het kistje sluiten, omdat sigarenkistjes nu eenmaal gesloten behooren te zijn, toen mijn hand als vanzelf stil hield. De Indiaan, scheen het mij, had mij een knipoog gegeven. Een Indiaansche knipoog, weliswaar, nauwelijks zichtbaar, maar dat maakte het des te verrassender, en waarschijnlijker. Ik zette mijn bril op. Geen twijfel, hij deed het nogmaals. Ik haalde een derde diepe teug uit mijn sigaar, langzaam en gelukkig, want men beleeft deze dingen niet iederen dag, en zoo waar, ik zag het hem eveneens doen, op de perfecte rookersmanier. En of ik het wilde gelooven of niet, hij glimlachte. Hij glimlachte met dien zeer bijzonderen en haast onzichtbaren glimlach van een mensch die tevreden rookt.

Daar moest ik meer van weten; ik wenschte met hem te spreken. Hier, dacht ik, op deze baal tabak, zit de ware, de wijze, de eeuwige sigarenrooker. Maar hoe?... Ach, het was doodeenvoudig. Wie een deur binnen wil moet aankloppen, en wie klopt zal worden opengedaan. Ik klopte tegen het kistje; het is een heerlijk geluid, als men tegen het goede hout van een sigarenkistje klopt, en hoort, dat het niet leeg is. En voor ik het wist stond ik naast hem, en wenschte hem beleefd buenas noches, wat eenigszins vreemd was, daar het in deze wereld eerst prille ochtend werd.

Ik hoorde een geritsel als van papier, dat waren zei hij, mij terstond begrijpend, de palmen en de zee. De wereld rook overheerlijk en kruidig, naar tabak en cederhout en eenige andere Indiaansche geuren, ik hoorde de schelpen rinkelen op het strand, bij iedere luie en langzame golf van de branding. Het scheen of de tijd stil stond.

- UEd. is wel uitverkoren, zei hij met zijn glimlach, wij krijgen weinig bezoek.

- Ik ben gekomen om u iets te vragen, zei ik; wat vindt UEd. van de menschen?

- Dom, zei hij.

En hij deed een trekje. Ik ook.

- Als menschen, of als rookers, mijnheer?

- Als menschen gaan zij mij niet zoozeer aan, señor. Als rookers

[pagina 77]
[p. 77]

dom. En dus als menschen. Te haastig. Zij gaan even verkeerd om met den tijd als met hun sigaar. En de sigaar, señor, is geschapen om den mensch het ware te leren over den omgang met den tijd, gelijk UEd. weet. En zelfs UEd. vergeet het vaak... Uw eerste sigaar hedenavond - UEd. vergeve mij - dat was een schande, señor. UEd. heeft ze verpest, verlaried, verdaan. Zij bezat de mogelijkheid UEd. een half uur vrede en droomen en goede gedachten te verschaffen, en wat heeft UEd. ervan gemaakt? Niets dan tabaksrook...

En hij wuifde zich met de hand een vleugje van zijn sigaar toe en snoof het op en zweeg eenigen tijd.

- Zelfs menschen als UEd. zijn dom, zei hij ernstig. Dat is het erge... Menschen die weten dat het beste van den tijd de lange oogenblikken zijn dat hij bijna stil staat. De gelukzalige en onmetelijke seconden die als uren zijn; als de mensch in halve sluimering ligt, als hij zalig is in de liefde, als hij in gebed is, als hij verzen hoort of muziek, kortom als de tijd een kwaliteit van eeuwigheid aanneemt. Als de bewegingen van een danseres zoo schoon zijn dat de zwaartekracht en de ruimte overwonnen schijnen... En zoo is dit, in zekeren zin, ook met een sigaar te beleven, señor, gelijk UEd. weet. En nochtans...

Er viel een blad van een palm, het daalde langzaam neer naar het strand, het scheen uren lang te vallen. De schelpen rinkelden weer eens, het scheen ver in de verte. Ik hoorde een licht geluid achter mijn rug en keek om. De Indiaansche vrouw, met twee zeer groote, donkere en wijze oogen, had zich om den hoek van het tabaksvat gebogen, en zag mij lang aan.

- Ja, dom, zei ik, mij weer omdraaiend, en hem aanziende. Maar progressieve geesten zullen UEd. zeggen dat gij, señor, het in een wereld der bedwelming en der droomen zoekt, een wereld die niet meer bestaat...

- Ha! zei hij, met zijn glimlach.

- En geloovigen, ging ik voort, zullen er UEd. op wijzen dat het paradijs verloren is, en al evenmin meer bestaat. In het zweet uws aanschijns... zullen zij zeggen.

- Ha! zei hij. Dat zijn slavengedachten. Eenige uren van den dag,

[pagina 78]
[p. 78]

señor, moet men werken, zeer zeker. Maar er zijn andere uren dat men droomen mag, of zich ten minste het paradijs herinneren... Wanneer nu de menschen zoo dom zijn, dat zij ook in hun vrije uren een haastigen slaaf blijven en de goede dingen der aarde slordig en onrustig doen...

Ik hoorde een beweging achter mijn rug, het moest de Indiaansche met haar wijze oogen wezen...

- Ja, zei ik, - maar...

- Ja, zei hij, maar wat hebben zij die er anders over denken voor beters uitgevonden, señor? Betere sigaren? Ha! Zij hebben den sigaren-aansteker uitgevonden! Een machine om haastiger aan te steken, en die... En zij hebben de takabsdistributie uitgevonden! Ha! Alleen al als ik denk aan wat zij hebben uitgevonden, rook ik onrustiger, señor...

 

En de vulkaan, in de verte, of hij het gehoord had, blies een dikken, van onder zwavelkleurig en vurig verlichten vuilen damp uit.

- Ik behoef het UEd. niet te zeggen, zei hij, weer kalmer, maar in de sigaar is den menschen iets gegeven om de ware wereld te beseffen die ons deel kan zijn. Alles zal eens in damp opgaan, en de zee zal zijn waar de aarde was, en de aarde waar de zee geweest is, maar laat ons daarom genieten in de uren die bestemd zijn om genoten te worden, en arbeiden in de uren dat er arbeid moet wezen. Een goede sigaar, señor...

- Er zijn zo weinig goede sigaren, UEd., zei ik.

- Een reden te meer, zei hij. Bovendien, de meeste menschen - en hij keek mij met eenigen spot aan - zijn te dom voor een goede sigaar. Zij verprutsen ze toch. Zij zijn geen heeren voor een sigaar, zij zijn tabaksslaven, zij moeten het maar doen met een blazertje...

- Dat, zei ik, zegt mijn sigarenwinkelier precies zoo.

- Ja, zei hij, natuurlijk. En zoo is het met veel zaken, indien UEd. daar eens over wil nadenken... Maar, komaan, wat zou het? Laat ons rooken, zitten, en zwijgen...

Wij zwegen, zaten en rookten, en keken naar de vulkaan. Het leek uren lang. De zee schitterde in het morgenlicht, de wereld rook

[pagina 79]
[p. 79]

naar cederhout, tabak, en andere goede geuren. Toen ik mij om den hoek van het tabaksvat boog, was de Indiaansche in slaap gevallen. ‘Elle supportait les discussions littéraires et la fumée du tabac’ herinnerde ik mij dat Murger in de ‘Scènes de la vie de Bohème’ als hooge lof voor eene vrouw toezwaait... Ik voelde dat ik misschien te veel werd... Ook hij begon er slaperig uit te zien, en bedwong een geeuw achter zijn hand...

- Hoe kom ik, vroeg ik, weer thuis?

- Moet het wezen? zei hij. O, zeer eenvoudig. UEd. begeve zich naar gindsche palmboom, klopt driemaal en zegge zevenmaal: Partagas y nada mas, en het zal geschieden. Maar UEd. vergete niet! Vaarwel...

Ik hoorde de kerk in de Vondelstraat één uur slaan, en knipperde met de oogen. Voor mij op tafel stond het sigarenkistje, dicht. Zij waren gaan slapen. Ik herinnerde mij dat het twaalf had geslagen toen ik mijn sigaar aanstak, en zag met verwondering, dat zij eerst half op was en volmaakt brandde. Naast het kistje stond een zakspiegeltje, waarin ik mijn eigen gezicht zag, achter twee brilleglazen, en tevreden. Ik rookte mijn sigaar op, en ging ook te bed, met een geur van cederhout in de neusgaten en het gerinkel van schelpen nog in mijn ooren. Ik sliep als op rozen, en waarvan ik droomde gaat u niet aan.

Uit: De Ernstige Roker, Rotterdam, 1950.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabak