Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Zesde brief.
Tante Bedilziek aan Broeder Bemoeial.

Geliefde Broeder!

 

Ik ben geheel uit mijn humeur - uit mijn centrum geschokt, en dat alleen door dat nichtjen; wat zal ik daar nog een verdriet, een chagrijn van moeten beleeven! dat kind wast zoo levendig voor den Satan op! - Kon haar Moeder, zaliger! eens opzien, wat al verandering zoude zij niet bespeuren; maar neen, wat zeg ik? 't is beter dat zij rust, opdat zij voor alle steenen des aanstoots en rotsen der ergernisse bevrijd blijve. Ach! ik had met dat meisjen zulke goede, godsdienstige vooruitzichten, die zij alle benevelt, ja verduistert. Geef mij middelen aan de hand, hoe ik met haar zal omspringen, en wat mij te doen staat; 't is en blijft toch de dochter mijner Zuster: de schande die zij zich berokkend rust ook op mij; ik deel er in, en welk een naam zou de waereld mij nageeven, als ik niet voor haar behoud waakte, daar ik altiid zoo veel te zeggen had over de opvoeding van jonge meisjens; ik wierd met vingers nageweezen, indien zij een onbehoorlijken stap deed. - Begrijp eens, daar heeft zij een hoed laa-

[pagina 23]
[p. 23]

ten maaken, vol met todden er op; een hoed gelijk alle ligte vroului draagen; ik heb er van deeg 't mijne over gezegd; dan, zij is zoo brutaal als een koetspaerd; ja, mijn lieve Broeder! zij ontzag niet, mij, op een zeer onbescheiden toon, toetevoegen, dat haar voorneemen is, haar kleeding geheel naar de mode te vormen; zij ziet ook reeds, ach! ik beef, dat mijne pen dit neêr moet zetten, naar de Heeren! - naar Officiers om! en durft voor dezelven neigen, en wat meer is, deezen onvergeeflijken misstap beging zij in mijne tegenwoordigheid, - mijn eigen oogen moesten er getuigen van wezen! mij dacht op dat oogenblik dat ik verzonk: ik ben wel juist de geen niet, die oogenblikkelijk kwaad denkt; maar mij viel onmiddelijk in, wie weet of zij dien kaerel niet kent, ook wel spreekt, en dan! en dan! och! dan was onze eerlijke familie, voor altijd geschonden, geblameerd, ja met een naam bestempeld, die in eeuwigheid niet kon uitgewischt worden! - Wat ik u, mijn lieve Broeder in den Heere! nu verzoeken wilde, is, dat gij iets uitdenkt, om dit, bijna verlooren meisjen, van den rand des bederfs, te helpen afbrengen; want, wat zal ik doen? gij weet, haar Voogd is een man midden in de waereld, - even zondig als zij; klaag ik daar mijn nood, dan krijg ik den wind voor in, tot loon voor al mijne trouwe waarschouwingen. - Bedenk ook dat hij haar de handen, vol geld stopt: dat zij een en ander uit haare speelduiten koopen en maaken kan, dat mij niet mogelijk is te beletten. Hoor, weet gij wat ge eens doen moest, en dat mij voor-

[pagina 24]
[p. 24]

komt van nut te kunnen zijn: gaa eens bij haar Voogd aan, gij kent hem, - een man kan dit met meer kracht van woorden beduiden, dan wij vrouwen; verhaal hem van A tot Z de gansche historie; maar vergeet vooral niet van den Officier; en vraag hem uit mijn naam, of hij niet best zou achten, om louize een jaartjen achter het slot te zetten? Beduid hem dat ik een achterkamertjen heb, 't welk nog al een vrolijk uitzicht heeft, want men kan op eens toch haar alles niet ontneemen, en dat, willen wij iets goeds van haar verwachten, wij ons genoodzaakt zien haar optesluiten, opdat haar de ijdele gedachten op het manvolk uit 't hoofd gaan; zij behoort daar aan ten minsten nog in geen tien of twaalf jaaren te denken. 't Is om je vleesch te vreeten en je bloed op te zuipen, als men bedenkt, hoe vroegtijdig de meisjens jegenswoordig na haare hielen omzien; het schijnt dat zij vroeger in deeze eeuw rijp zijn, dan in de voorgaande, en behoeft men zich dan wel te verwonderen, dat er zoo veele ongelukkige huisgezinnen zich aan ons oog vertoonen? - zoo veele rampzalige moeders op 't groot toneel verschijnen? Een gedeelte van de menschen trouwt thans waarlijk in de kindsche jaaren, wanneer zij nog aan een leiband dienden te loopen: hoe kunnen wij dus verwachten dat zij hunne kinderen voorbeeldig of goed zullen opbrengen, terwijl zij er zelfs nog onder behooren; - daar 't huwelijk, naar mijne gedachten, een van de gewigtigste stappen van ons leven is, waaraan ons geluk of ongeluk ontegenspreeklijk verbonden is: en hoe kunnen kwaa-

[pagina 25]
[p. 25]

de, onbezonnen echtelingen goede ouders zijn? - nu, over dat onderwerp van opvoeding spreeken wij nader. Ik bid u intusschen, aan mijne verzoeken te voldoen, en al uwe welspreekendheid te gebruiken, om haar Voogd van de schadelijkheid van haar gedrag te overtuigen; zeg hem onder anderen ook, dat haar iets deert, maar wat, weet ik niet; - zij zucht, - zij is hoorende doof, - driemaal moet ik soms roepen, en dan is 't: roepje Tante? en als ik wat vertel, is 't: wat beliefje! even als iemand die uit de nachtschuit komt. - Vraag ik wat haar deert, 't antwoord is: niets! ik ben wel! voordeezen, ô! toen was zij altijd in Tantes kamer; las met vermaak een Capittel of drie in den Bijbel, en sprak mij dan een stichtelijk woord toe; maar nu ontwijkt zij mij, - is meest alleen, en vliegt met haare gedachten en bezigheden van den eenen tak op den anderen; verzint honderd nietsbeduidende boodschappen, om maar uithuizig te zijn; - kortom, haar gedrag wekt mijne aandacht, - maar ik zal er wel achter komen, deezen en geenen zal ik last geeven haar te bespieden. Onlangs werd ik onpasselijk op de bijéénkomst bij Broeder heethoofd, ik zond haar om mijne gewoone droppeltjens; wat denkt gij, zij had geen vijf minuuten werk, - ik lag intusschen te zieltoogen, - in groot gevaar, van voor altoos deeze zondige waereld te verlaaten, - en zij bleef omtrent een uur uit, en haare verschooning bestond, in te zeggen, dat zij dezelven niet vinden kon; daar zij altijd een vaste plaats in het Bufet behouden. Deeze en meer andere voorvallen,

[pagina 26]
[p. 26]

doen mij denken dat er meer in 't hoofd zit dan regt toe. -

Nu, Broeder lief! ik verlaat mij op uwe goede grondbeginzelem, om mede aan het behoud te arbeiden van iemand, die nog een waerdig lid onzer maatschappij had kunnen worden. -

Ik ben, in afwachting van uw antwoord,

 

Uw Ed. Heilwenschende Zuster

 

bedilziek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken