Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

Twee-entwintigste brief.
Louize aan Cecilia.

Vriendinne van mijn Hart!

 

Ja zeker - zeer zeker heb ik brieven van hem ontvangen - brieven, opgevuld met liefdesverklaaringen. - Ben ik nu niet de gelukkigste aller stervelingen? - henry bemint mij - en vraagt mij voor zich ten Echtgenoote. - cecilia! - cecilia! voor zoo eene overmaat van vreugde ben ik niet bestand. - Zou het wel waar zijn, dat er zoo veel geluk voor louize weggelegd is? - Drie brieven heb ik afgewacht, eer ik geantwoord heb: van welken de laatste mij geheel vertederde. - Hij sprak in denzelven van sterven - van vlugten enz. ingevalle ik geen gehoor aan zijne liefde wilde geeven. Ik kon mij zelven ook niet langer weêrhouden; want ik gevoelde in mijn hart liefde voor hem, en wel zoo, dat ik buiten hem niet leeven kan. - Evenwel heb ik hem nog niets van mijn gevoelvol hart te kunnen gegeeven. - Ik heb hem zelfs - zoudt gij 't kunnen gelooven? - afgeraaden, zijne liefde voor mij werkzaam te houden? - Ik heb hem

[pagina 75]
[p. 75]

naar den kring der Dames van geboorte geweezen: - dan, ach! hoe bloedde mijn hart, toen ik deeze woorden aan hem schreef: - hoe gaerne had ik voor hem dat gevoelvolle hart, geheel uitgestort: - mijne liefde te verzwijgen, ô dat kostte mij meer droefheid, dan mijne pen in staat is te beschrijven. Ik heb hem echter, zoo zijne liefde oprecht was, adres aan mijnen Voogd gegeeven, zonder wiens toestemming ik niets zou onderneemen; want hij is een door eerlijk man, en gevolgelijk, zoo hij begrijpt dat deeze partij voor mij geschikt is, en mijn geluk kan bevorderen, vertrouw ik met zekerheid, dat hij er niet tegen zal zijn. - Hij heeft ook beter gelegenheid, om na hem te kunnen verneemen dan ik - en ook meer doorzicht om te kunnen ontdekken of zijne liefde oprecht is. -

Ik heb ook deezer dagen een breedvoerigen brief van mijnen Voogd ontvangen, zoo zorgelijk, zoo vriendelijk, dat, al ware ik zijne eigen dochter, denzelven niet minzaamer kon geschreeven zijn; maar, het geen mij ten hoogsten verwondert, is, dat hij, in het slot van dien zelfden brief, zegt: ‘dat hij geinformeerd is dat ik mij onbetamelijk gedraag - dat ik eene, mij tot oneer verstrekkende, verkeering met Officieren van ons Guarnizoen houde, en dat ik mij in den smaak van een ligt meisjen kleede.’ - Wat dunkt u, cecilia! van zoodanig eene beschuldiging? - Maar mijn Voogd handelt als een eerlijk man - hij laat mij niet in 't onzekere door wie ik beschuldigd worde; maar meldt mij zulks met

[pagina 76]
[p. 76]

een, en stelt mij dus in de gelegenheid van mij te kunnen verantwoorden. - En wie, zoudt gij nu wel gissen, dat mij zoo eerroovend beschuldigd heeft? - Niemand anders, Kind! dan mijne Godvruchtige Tante. - Wel die oude heks! verbeeld ik mij u te hooren zeggen. - Ja, meisjen! zoo handelen die gewaande vroomen - liegen, bedriegen, en hunne evenmenschen lasteren, geschiedt bij die zoogenaamde fijnen, onder voorwendsel van voor den Godsdienst te waaken. - Nu - ik maak ook in 't geheel geen zwaarigheid om dien edelmoedigen man te antwoorden: - hem alles wat er met henry voorgevallen is te schrijven, en mijn gehouden gedrag, daaromtrent, voor hem open te leggen. - Ik zal hem ook te kennen geeven, dat ik 't hier in huis niet langer kan uithouden, en veel liever den dienstbaaren staat wil omhelzen, dan mij langer zoo te laaten pijnigen. - Ik ben in die jaaren, dat mijn verstand zich ontwikkelen moet - door veel te leezen moet ik mijnen smaak verbeteren, en leeren doordenken, opdat ik in staat worde om het goede van het kwaade te schiften. - In dit alles word ik te leur gesteld - zoo rasch neem ik niet een goed boek in de hand, en heb mij zelven naauwlijks afgezonderd, om mij een genoeglijk uur te verschaffen, en, ware het mogelijk, daar door mijne gedachten afteleiden van dat onverdraaglijk geteem, dat ik aanhoudend hooren moet, of word daadlijk, ter verrichting van niets beduidende kleinigheden, van boven geroepen; dan is 't (welverstaande als 't heel mooi weêr is, en niet rookt)

[pagina 77]
[p. 77]

‘toe, louisjen! doe dit eens - doe dat eens - bak nu eens een lekker fijn gebakjen; want ik krijg gezelschap - er komen eenige, van ons Genootschapjen in den Heere, deezen avond bij mij doorbrengen - toe, louisjen! maak dat alles in orde is:’ - en als ik dan alles wel gereed gemaakt heb, moet ik dulden dat ik mij als een kind zie behandelen, en dat ik met een stukjen lekkers naar de keuken gezonden word, ook bij zoo eene fijne kwezel, die nog valscher is dan Tante zelve; - mogt ik dan nog een kaers, om naar mijne kamer te gaan, dan was de zwaarigheid gering; maar neen, dit heb ik bij herhaaling ondernomen, en heb de laatste maal zoo vreeslijk op mijn lappen gehad, dat ik mij in 't vervolg wel wachten zal. - Geloof mij, beste cecilia! dat er geen fijnheid zonder gierigheid te vinden is, dit is als een keten aan elkander verbonden - al dat zoetsappig goedjen leeft geheel voor zich zelf - zij spooren andere wel tot liefdegaaven aan; maar houden zelf haar beurs gesloten. - Zij toonen zich zeer bereidwillig, om de inzameling der liefdegaaven op zich te neemen, en dezelve uittedeelen; maar alle dingen hebben een inzicht; zij doen dit, om bij de noodlijdenden de eer van dat liefdewerk te behaalen: - ja, meisjen! men moet huislijk met die luidjens omgaan, wil men, onpartijdig en naar den aart, hunne betrachtingen beöordeelen. - 't Kan in mij nimmer opkomen, dat het Opperwezen in die gemaakte, uitgerekte en berimpelde aanzichten behaagen schept - dat Hij door dezelve zou gediend worden - neen, ceci-

[pagina 78]
[p. 78]

lia! naar mijn gering verstand bestaat de waare Godsdienst niet in rimpels in het voorhoofd te trekken - neen! iemand die waarlijk God vreest, en vol vertrouwen zijne heerlijkheid kan inwachten, heeft alle reden om de vrolijkheid in zijn gelaat te doen uitblinken; maar in tegendeel schrikken deeze geveinsden, door hunne gemaakte gebaerden, deezen en geenen af, die anders ligtlijk het pad der deugd bewandelen zouden. -

Dan, genoeg voor ditmaal van deeze geveinsden. - In een volgenden hoop ik u op wat nieuws te kunnen onthaalen. - Daarteboven moet ik ook den brief van mijnen Voogd beantwoorden, en om deeze reden zal ik van uwen langen brief, welken ik op zijnen tijd ontvangen heb, voor het tegenwoordige niet reppen; maar bij de eerste gelegenheid dien tot mijn onderwerp neemen. -

Nu nog een enkel woord over onze vriendschap, en dan - taptoe. - Nooit heb ik iemand gevonden die ik zoo veel vriendschap heb toegedraagen, en zoo onbepaald mijn vertrouwen heb waerdig geacht dan u, mijne voor de eeuwigheid beminde vriendin! Ik ben op eene onbegrijpelijke wijze aan uwe vriendschap verbonden: ô wat al genoegens, mijne Beste! zijn er niet te vinden in eene waarlijk vertrouwlijke vriendschap! - hoe vertederd zij onze harten, daar zij ons voor alles gevoelig maakt! - Hoe gaerne doet men iets met voorkennis en goedkeuring van eene vriendin - en hoe streelend is derzelver raad niet voor 't hart. - Derhalven, lieve cecilia!

[pagina 79]
[p. 79]

wanneer gij Zegt: ‘henry is u waerdig - die partij staat mij aan,’ ô dan zal ik hem nog vuuriger - nog tederer beminnen - en gij moet mij ook hartlijk betuigen hoe de zaak u voorkomt, eer zal uwe louize geen rust genieten. -

Nu - mijne Beste! met de volgende post schrijve ik u nader - intusschen verzeker ik u, dat ik bestendig zal zijn

 

Uwe altijd getrouwe

 

louize.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken