Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

Dertigste brief.
Henry aan Frederik.

Waerdig Vriend!

 

Wel frederik! wat doet gij? - Waarom antwoordt gij mij niet? - Zijt gij boos? - wel dat zou mij waarlijk spijten; want als gij toornig zijt zijn u alle genoegens ontvlooden; ja, dan zoudt gij zoo gelukkig niet zijn als uw vriend. - Nu - ter zaake. -

Ik heb deezen middag bij den Heer adelaart gegeeten; er was niemand dan onze Schepen en de Kadet vrolykhart, een neef van adelaart; doch ik was vroeg gekomen om met dien goeden Heer eens alleen te kunnen spreeken, dat ook geschiedde. - Hij onderzogt zeer ernstig mijn hart, en vroeg mij, of ik in het zelve waarlijk zoo veel liefde voor zijne Pupil gevoelde, als ik had voorgegeeven? - en het scheen dat hij in mijne antwoorden genoegen vond; want hij beloofde mij louize ten Echtgenoote, indien zij geen tegenzin in mij toonde. -

Even na den maaltijd verzogt adelaart verlof om in zijn Kabinet te gaan, alzoo hij zeide

[pagina 95]
[p. 95]

overkropt met bezigheden te zijn; des namen de Heeren afscheid, en ik wilde hen volgen: - ‘neen - Capitein!’ zei de Voogd, ‘u heb ik nog iets te zeggen - blijf nog een oogenblik’ - de andere Heeren namen afscheid en vertrokken: - onze Gastheer deed hen uitgeleide. - - Eenige oogenblikken daarna kwam de Engelachtige louize binnen - wij waren beide zeer ontroerd van elkander dus onverwacht aantetreffen - mijne knieën knikten, en ik kon naauwlijks staande blijven. - Het lieve meisjen was in geen minder verlegenheid dan ik. - Al die mooije zaaken, welke ik voorgenomen had haar, bij onze eerste samenkomst, te zeggen, waren uit mijn geheugen, en ik maakte de gekste vertooning die gij u met mogelijkheid verbeelden kunt. - - Eindelijk brak louize het stilzwijgen af, en vroeg: ‘waar is mijn Voogd?’ - Ik zal u, mijn Vriend! een gedeelte van ons gesprek melden, want haare lieflijke stem had die vermogende kracht, om mij uit mijne verlegenheid te redden. - Ik leidde haar naar een stoel, en mij nevens haar geplaatst hebbende, zeide

Ik. ‘Schoone louize! - Gebiedster van mijn hart! vergeef mij mijne verlegenheid - de liefde boeide mijne tong, en echter had ik u veel - zeer veel te zeggen.’ (Zij zweeg, dus vervolgde ik, terwijl ééne haarer schoone handen in de mijne lag.) ‘Engelachtige louize! weet gij wel hoe vuurig - hoe teder ik u bemin? ô Spreek slechts één woord en mijn geluk is volkomen.’

[pagina 96]
[p. 96]

Louize. ‘Wat kunt gij van mij begeeren, mijn Heer - ik ken u naauwlijks - dit is de tweede maal slechts dat wij elkander spreeken, en de eerste maal heeft mij reeds veele onaangenaamheden veroorzaakt.’ - - -

Ik. ‘Engelin! die wil ik u ten koste van mijn bloed spaaren - beproef mij vrij - zie of mijne liefde niet standvastig blijft - ik wil alles ondergaan, indien gij mij maar niet haat.’

Louize. ‘U haaten, mijn Heer! - mijn Godsdienst verbiedt mij allen haat - en - gij beledigdet mij nooit.’ -

Ik. ‘Schoone louize! ben ik u dan onverschillig? - Zijt gij ongevoelig voor mijne tedere liefde?’ - -

Louize. ‘Waartoe zoude het dienen, mijn Heer! u hierop te antwoorden? - De welvoeglijkheid verbiedt een meisjen om haar hart aan de liefde te openbaaren, ten zij voor hem aan wien zij haare hand schenkt. - Zoo gij, mijn Heer! waarlijk liefde voor mij gevoelt, behoort gij mijne rust niet te stooren - wij zijn voor elkander niet geschikt.’ -

Ik. ‘Is uw hart dan niet meer vrij, bekoorelijke louize?’ - -

Louize. ‘Dan zoude ik u dit zeggen, mijn Heer! - maar vlei mij niet - ik kan uwe verzekeringen niet gelooven - gij zijt te verre boven mij in staat verheven - ik ben slechts een burger meisjen - ik bezit niets; dus - is 't best dat wij scheiden - ik kom hier om u dit te zeggen, en om u tevens te bedanken voor de

[pagina 97]
[p. 97]

eer die gij mij aandoet.’ - - (Ik zweeg, en bevochtigde haare hand met mijne traanen - eindelijk voor het schoone meisjen op mijne knieën vallende, borstte ik uit:)

‘Wreede louize! gij wilt dan mijnen dood ? - Zonder u kan ik niet leeven. - Gij alleen kunt mij gelukkig maaken: en zonder u is er voor mij noch vergenoegen noch heil op aarde. - Wat is aanzien? - Wat zijn schatten? - Een gelukkig huwelijk is altijd mijn enigste wensch geweest. - Ach! heb toch medelijden met den tedersten minnaar!’ - (Zij scheen bewoogen, en wilde dat ik zoude opstaan; maar ik zwoer, dat ik aan haare voeten wilde sterven, indien ik zoo rampzalig was dat zij niets voor mij gevoelde. - Zei zeide:)

‘Ach! staa op, mijn Heer! ik bemin u te veel voor mijne rust.’ -

Ik. ‘Godin van mijn geluk! nu is al mijn lijden voorbij; - eeuwig zal ik u dankbaar zijn voor die gunst. - Ach! mijn heil is te groot dan dat ik het kan gelooven - herhaal het nog eens - ja, duizendmaalen, dat gij mij bemint.’

Louize. ‘Ja, ik bemin u.’ (Zij verborg haar gelaat achter haaren zakdoek.)

Ik. ‘Schoone louize! gij schaamt u immers deeze bekentenis niet? - Is uw hart niet gevormd voor zuivere liefde? - Wel nu, volg de stem der Natuur - niets kan ons meer scheiden.’

Louize. ‘Ik schaame mij geenzins over de gevoelens van mijn hart; - maar een heimelijk

[pagina 98]
[p. 98]

voorgevoel zegt mij, dat uwe liefde mij veele rampen zal berokkenen.’

Ik. ‘Bekoorster! vrees niets - mijne liefde is sterk - zoo vuurig! - niets kan haar evenaren.’- -

Louize. ‘Maar zult gij wel standvastig zijn?? - Indien gij louize bedroogt - de Hemel zoude u straffen!!’ - -

Ik. ‘Ducht niets, dierbaare louize - Dat hart, waarover gij gebiedt, zal nooit in zijne liefde voor u verflaauwen - zal geen oogenblik ophouden u even vuurig als thans te beminnen.’ -

Louize. ‘Uw staat - uw beroep - alles zou mij verbieden aan die liefde gehoor te geven - maar mijn noodlot schijnt het te willen. - Vergeet nooit dat ik u alles heb voorgesteld. - Zoo gij naderhand berouw kreegt over uwe keuze, dan zoudt gij louize bedroeven - ieder zou haar bespotten, en - zij zou van verdriet sterven.’ -

Ik. ‘Vrees niets, schoone louize! - Twijfel niet langer aan mijne standvastigheid; ik beroep mij op uwen Voogd, of hem mijne eerlijkheid ooit verdacht is voorgekomen.’ -

Louize. ‘Ik wil u gelooven; maar de Heer adelaart heeft mij meer dan eens gewaarschuwd tegen mannen die het voorkomen van eerlijke lieden hebben, en 't ook zijn in den omgang met die van hun geslacht; en die echter een onschuldig meisjen als overgegeeven booswichten behandelen. - Word de zoodanigen

[pagina 99]
[p. 99]

niet gelijk! - Laat ik geene reden hebben mij over mijne goedheid te beklaagen.’

Ik. ‘Vergelijk mij nooit met zulke trouwloozen. - Even als gij, beminnelijke Schoone! de roem uwer Sexe zijt, zoo overtreft uw minnaar, in gevoel en eer, veelen zijner medemenschen.’

Louize. ‘Zoo lang gij deugdzaam en aan uwe liefde getrouw blijft, zal louize u blijven beminnen; maar zoo gij een verleider, of onstandvastig in uwe liefde wierdt, dan zoude ik u mijne genegenheid onttrekken, en dit zou mij de dood doen.’

Ik. ‘Engelin! ik neem de Hemel tot getuige mijner gelofte! - louize! zoo ik één oogenblik ophoude u te beminnen - u, die ik tot mijne Echtvriendin verkooren heb, altijd hoog te schatten, dat dan de Godheid doof voor mijne gebeden zij; den meineedigen minnaar straffe, hem vervolge door gemoedskwellingen, geen oogenblik rust vergunne; dat elk hem dan als een verraader vloeke, en eindelijk, dat hij het onbeschrijflijk verdriet lijde van u in de armen van een ander te zien.’

Zij geloofde mij, en ik drukte de eerste kusch op haare reine maagdenlippen, toen adelaart binnen kwam: wij waren door zijn komst onthutst. ‘Zoo, Vrienden!’ sprak de goede man, ‘wees niet verlegen - gij schijnt het te samen eens.’

Ik bragt het overige van den avond bij adelaart door, en de braave man was zoo verge-

[pagina 100]
[p. 100]

noegd als wij zelf. - Hij wenschte dat ik zijne dochter altijd beminnen zou. - Kortom, frits! ik heb nooit zulk een gelukkigen avond doorgebragt. - Tegen elf uuren, (want louize mogt niet laater uitblijven,) verlieten wij den Heer adelaart, en ik bragt mijne Schoone t'huis. -

Nu - frits! verbitter mijne genoegens niet door uw stilzwijgen: - antwoord mij spoedig. -

De Overste komt haast terug. - Morgen gaa ik weêr bij den Heer adelaart eeten - louize komt er ook. -

Vaarwel! en geloof dat ik ben, zoo lang ik leef,

 

Uw getrouwe Vriend

 

henry.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken