Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Agt-endertigste brief.
Henry aan Louize.

Bekoorelijke Louize!

 

Wat ben ik onuitspreekelijk gelukkig! - Wat is mijn heil groot! - Nimmer zal uw tedere minnaar ophouden zijne schoone louize te beminnen. - Och! vrees ook niets, bevallig meisjen! - Twijfel nooit aan mijne standvastige liefde; want eerder zal de zon des avonds in 't westen op - en des morgens in het oosten ondergaan; dan dat ik in mijne liefde één oogenblik wankelen zou - dit ben ik aan u verpligt; want gij hebt mij behouden; - gunstig hoordet gij mijne klagten - bleeft niet ongevoelig voor dezelve; maar deedt mij in uwe gunst deelen. - In wanhoopende oogenblikken had ik reeds het ontwerp gesmeed om dit Land te verlaaten, en, aan de droefheid overgegeeven, herom te zwerven; maar even als de weldaadige Godheid, bij schoone lentedagen, het verkleumde aardrijk verkwikt, en zijnen harden boezem, door eenen malschen regen, en door de koesterende straalen der zonne opent, om bloemen en vrugten te geeven, zoo hebt gij mijn hart weêr

[pagina 152]
[p. 152]

voor de streelende vrolijkheid ontslooten en mij in uwe wederliefde al dat genoegen doen vinden 't welk mijn hart immer wenschen kon. -

Alles loopt, tot mijn geluk, mede; uw braave voogd is mij altijd een waar vriend - een beschermer geweest. - Veele minnaars, in mijne plaats zijnde, zouden nu, daar geene verhindering zich voordoet, al hun vermogen in het werk stellen, om den huwelijksdag te verhaasten; - dan dierbare louize! mijne denkwijze is anders - ik vertrouwe op uw liefde, en geene wankelmoedigheid van u vreezende, wil ik op de verhaasting van dien gelukkigen dag niet aandringen; - neen, hoe zeer uw bezit mij ten toppunt van vergenoegen zal heffen, moet gij, louize! alvoorens uwen minnaar beproeven, en leeren kennen gelijk hij is; - want ik zou den wreedsten dood verkiezen, boven het denkbeeld, dat ik uw ongeluk veroorzaakt had. - Zou 't niet mogelijk zijn louize! dat gij, door de verkeering met uwen henry, gebreken en zwakheden in hem ontdektet, die hem minder achtingswaerdig - minder tot een geliefd Echtgenoot voor de schoone louize zouden maaken, dan zij waerdig is? - Daarom moet gij mij leeren kennen, en de ondervinding zal de standvastigheid mijner liefde bevestigen. -

Intussen zal ik u, in mijne brieven, eenige schetsen van mijne denkbeelden geeven; opdat gij des te beter mijne inborst zoudt kunnen beöordeelen. -

Voor het tegenwoordige zal ik u, mijne louize! eenig bericht van mijne afkomst geeven. - Mijne Familie is oorspronkelijk uit Vrankrijk; en

[pagina 153]
[p. 153]

eene dier talrijke menigte, welke, omtrent honderd jaaren geleeden, dat schoone Rijk moest verlaaten, wilde zij den Godsdienst haarer Voorouderen niet afzweeren. - Mijn Overgrootvader kwam dus in Nederland - vond daar brood en ondersteuning: - mijne Familie zag zich altijd in den krijgsdienst geplaatst, en hebben alle voor het Vaderland en de Vrijheid hun bloed gestort. - Roemrijk waren de belooningen; maar gij weet, schoone louize! krijgsmans lauwren vullen geen ledige beurs; - zoo dat mijn Geslacht altijd in een bekrompen staat, tot op mijn Vader toe, geleefd heeft. -

Zeer na vermaagschapt aan veele Vorsten en Oppergebieders in Europa, heeft echter mijne Familie, hier komende, alle haare Eertijtels laaten vaaren - ook haaren naam veranderd, en dien van henry aangenomen; - waarlijk eene verstandige daad; want in een vrij Gemeenebest zijn immers alle burgers gelijk, en de deugdzaamste is de aanzienlijkste? -

Mijn Vader was, gelijk zijne Voorzaaten, mede in 's Lands dienst geplaatst. - Hij behaagde aan eene jonge Juffer, uit eene oude Hollandsche Familie, met welke hij in 't huwelijk trad, en bragt daardoor meerder welvaart in zijn huisgezin; maar ik heb het geluk niet mogen genieten, deeze liefhebbende en tedere moeder te kennen, daar zij, toen ik ter waereld kwam, aan de gevolgen haarer bevalling stierf. - Mijn Vader, het leven moede, daar hem de dood eene beminde Echtgenoote ontrukt had, verliet den krijgsdienst, en be-

[pagina 154]
[p. 154]

gaf zich op een Landgoed, dat hij ten dien einde gekocht had, alwaar hij zijn jeugdig leven door verdriet verkwijnde, en vijf jaaren na mijne geboorte overleed. -

Ik werd dus al vroeg aan de zorg van vreemden toebetrouwd; want van dien tijd af genoot ik het onderwijs van hem die tot mijn Gouverneur gekoozen was. Deeze man en zijne huisvrouw beminden mij recht hartlijk; - zij hadden geene kinderen, en ik werd behandeld even of ik het pand hunner huwelijksliefde was; dat wischte mjine kinderlijke traanen af over het gemis van mijnen Vader. -

Mijn Gouverneur, de eerlijke marechal, was ook een afstammeling der fransche vlugtelingen; een man die elks liefde en achting genoot. - Onder zijn vaderlijk opzicht werd ik ter deugd opgeleid, en zoo ik immer misstappen beging, was zulks hem nooit te wijten. - Ik wil hiermede niet beweren, dat mijn opvoeding daarom beter dan die van veele anderen was, ô neen! want het is altijd een moeilijke taak, de opvoeding der jeugd op zich te neemen; te veel toegeevendheid of te groote gestrengheid kan nadeelige gevolgen hebben. - Dan, 's Mans gedachtenis zal mij steeds heilig zijn; want hij beminde mij met vaderlijke liefde. -

De geest mijner Voorouderen bezielde mij met den zelfden lust tot den krijgsdienst - derhalven oeffende ik mij in alle die weetenschappen welke mij eens tot een goed Bevelhebber konden bekwaam maaken. - Ik diende al vroeg, als Ca-

[pagina 155]
[p. 155]

det, - daarna werd ik Vaendrig, en eindelijk kreeg ik, door gunst van ons Legerhoofd, een Compagnie. - Alle beroepen hebben hun voor en tegen - ik bemin den krijgsmansstand; men vindt onder die spitsbroeders nog al veel oprechtheid en hartlijke vriendschap; maar men moet voorzichtig zijn aan wien men zijn vertrouwen schenkt; doch dit blijft altijd en in alle standen een voorzichtig man aanbevolen. -

Ik heb onder mijne Spitsbroeders slechts één vertrouwd vriend, en deeze is de Capitein frederik van koningstein; met deezen leeve ik als met mijn broeder. - Mijn vriend is een vijand van alle losbandigheid en ondeugd; echter leert mij de verkeering met hem, dat men eene zeer naauwe vriendschap kan oeffenen, zonder daarom dezelfde denkwijze te bezitten. - Hij is vrolijk en luchtig van geest, en uw minnaar is meer geneigd tot het droefgeestige; ten minsten overhellende tot het stille en zachte. Hoewel frederik en ik over meest alle onderwerpen in denkwijze verschillen, zijn wij echter onafscheidelijke vrienden. - Hij verlangt zeer om u te zien, en kennis met u te maaken; dan, daar het reeds half maart is, en de exercitietijd nadert, verwacht ik hem spoedig hier. -

Ik heb nu onlangs kennis gemaakt met een Americaan. - Deeze goede man was te N***** daar frederik zijnen Oom, een oud Generaal, thans ziek zijnde, gezelschap houdt. - Die vreemdeling wilde met mij vriendschap maaken, en heeft mij deezer dagen een bezoek komen geeven. Hij

[pagina 156]
[p. 156]

heeft een edel hart, dat zeer veel lijden moet door eene ongelukkige liefde. - In eenige brieven heeft hij mij zijne lotgevallen beschreeven - dezelve zijn treurig, en hebben mijn hart getroffen. -

Voor het tegenwoordige, mijne Engelin! zal ik afbreeken. - Ik hoop u op overmorgen bij den Heer adelaart, die mij op het middagmaal genoodigd heeft, te ontmoeten. -

Duizend kuschjens gaan hier nevens, van

 

Uwen getrouwen Minnaar,

 

henry.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken