Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Tweede deel


Vorige Volgende

Zeven-envijftigste brief.
Lord Danville aan den Ridder Ellis.

Goede Vriend!

 

Wij zullen nu maar een eind met kijven maaken, want dit doet toch niets af; - behoud gij uwe wijze van denken, ik wil de mijne aankleeven; wij zullen per slot van de rekening zien, wie het beste daar mede uitkomt. -

Ik gaa dagelijks bij mijne schoone Meestresse, die geenzins stuurs of grillig is, zoo als veelal de meisjens zijn - neen, man! zoo als men haar eens vindt is zij altijd. - Ik moet u dan zeggen, charles! dat ik bij ons, alwaar de Dames veel leezen, zelden eene Juffer, van die jaaren, aantrof, welke zoo veele kundigheden bezat; - bij

[pagina 220]
[p. 220]

mijne arme ziel! zij weet van alles meê te praaten; echter laat zij zich op die meerdere kundigheid niets voorstaan. - Ook word ik dagelijks meer en meer op haar verliefd. - Zij deed mij bedacht zijn op een algemeen plan ter mijner verbetering; daar ik nu ook zeer sterk aan arbeid; want, vriend! al dat losse, dat wilde verveelt rasch - men kan het geld maar eens uitgeeven; dus, ik zal alle middelen aanwenden, om mij zoo behaaglijk aan louize te doen voorkomen, als mogelijk zij, of het gebeuren mogt dat zij mijne liefde begunstigde. -

Mijne Tante is met die Nederlandsche Dame zeer ingenomen - de nichten jones op verre na zoo veel niet; - ja, de vervloekte jalouzij schijnt rijkelijk haar rol bij die arme schaapen te speelen. - Als zij, met mij, in het gezelschap van louize zijn, waarachtig, charles! dan vertoonen zij eene Comedie die gansch niet onaartig is. -

Gij kunt wel beseffen, charles! daar gij mij nooit voor karig gekend hebt, dat ik, nu mij de liefde in het wambuis zit, althans verre af ben van gierigheid; dus gaan wij dagelijks, waar maar iets te zien valt; als in de Opera - er is hier een zeer goede Troup - Concerten, en Danspartijën, in kort, alles moeten wij bijwoonen; - het meisjen danst onvergelijkelijk; en met dat alles verteer ik weinig geld; want de Oom begeert volstrekt niet dat zijn nicht vrij gehouden wordt; men kan echter niet zeggen dat hij beleefdheden, daaromtrent, lomp afslaat; maar hij laat zich dus hooren: ‘Milord! uw gezelschap is aangenaam -

[pagina 221]
[p. 221]

het doet ons veel vermaak een Inboreling der drie Rijken aangetroffen te hebben, die ons overal den weg wil wijzen; maar dit moet geenzins ten uwen kosten geschieden’ - en met een is alles betaald. - Versterkt dit nu mijn gezegde niet, dat de man rijk is. -

Tante maddisson vindt zoo veel behaagen in het gezelschap van louize, dat zij meest altijd samen zijn. - De schoone Juffer schijnt te begrijpen, dat gesprekken, met lieden van meerder jaaren, nut aanbrengen; want zij houdt zich meer met de Tante dan met de jonge Deerns op: en Tante, hier grootsch op, spreidt haare veeren uit even als eene pronkende Paauw; - summa summarum, wij beleeven hier grappen. - Deezen morgen nog hadden wij een grappig gesprek, bij het ontbijt - want ik was, buiten mijne gewoonte, bij Tante gekomen, anders, sedert ik met de Hollandsche vrienden kennis gemaakt heb, gaa ik daar ontbijten; zij zijn vroeger in de weer, en francis is wat onrustig - slaapt niet lang; - dan praat ik zoo wat met den Oom over Politique zaaken, en rook een pijp van de lekkerste tabak, die ooit uit Brazilien kwam; - dus, nu onverwacht komende, verwekte mijne komst sensatie - dit is immers eene uitdrukking naar de mode? - Nu - wij hadden dan het volgend onderhoud:

Ik. ‘Goeden morgen, Dames! - Wel gerust?’ -

Tante. ‘Neef! wat jaagt u zoo vroeg hier na toe?’ -

[pagina 222]
[p. 222]

Ik. ‘Alleen de lust, om mijne opwachting aan Tante en de bekoorelijke Miss te maaken.’ -

Tante. ‘Gij zijt wel beleefd, Neef! - maar dat is goed - ik zie gaerne dat een fatsoenlijk man goede manieren toont te hebben.’ -

Oudste Nicht. ‘Milord! is uwe Schoone niet wel te pas?’ -

Jongste. ‘Of pruilt zij?’ -

Ik. ‘Meenen de Nichten de Hollandsche Dame daarmede? dan kan ik het u even goed vraagen.’ -

Jongste Nicht. ‘Men ziet u, sedert lang, hier nooit 's morgens, dus er moeten redenen zijn, die ons nu de eer van uw bezoek bezorgen.’ -

Ik. ‘Alleen het vermaak van u te spreeken, Dames! heeft mij hier heen geleid - en nu verheugt mij uwe bekoorelijke scherpzinnigheid’. -

Oudste Nicht. ‘Neefjen! het zou jammer zijn, dat Engelsche Lady's niet zoo veele hoedanigheden bezaten, als vreemden?’ -

Ik. ‘Wie was gek genoeg om u tegen te spreeken?’ -

Tante. ‘Kom! kom! schei uit met harrewarren. - Ik ben blijde, Neefjen! dat gij dat Hollandsche Gezelschap leerdet kennen - 't zijn hupsche lieden - louize vooral, bezit veel verstand, en ziet er zeer lief uit.’ -

Oudste Nicht. ‘Heden, Tante! hoe kunt gij dat zeggen? - Zij is veel te groot voor eene vrouw.’ -

Jongste. ‘En te dik.’ -

[pagina 223]
[p. 223]

Oudste. ‘Ze is ook zeer bleek - dat duidt zieklijkheid aan.’ -

Jongste. ‘Ja vast heeft zij de teering; want somtijds ziet men een rood op haar wangen, dat niet natuurlijk is.’ -

Oudste. ‘Er is ook zekere ongezonde lucht bij haar - of zij is niet zindelijk.’ -

Ik. ‘Wel, Dames! hoe kunt gij zoo in ons ambacht treeden? - wij, mans, mogen alleen over de Juffers oordeelen, terwijl de schoone Sexe de Heeren mag afteekenen.’ -

Tante. ‘De Lord heeft gelijk. - Men kan ook niet zeggen, dat het Pourtrait, 't welk de Nichten van de schoone louize maaken, gevleid is. - Gij weet wel, Miss! dat ik een vijandin van afgunst ben, en men kan uwe gevoelens, omtrent louize, niet wel anders noemen: - en al was alles, wat gij lieden zeidet, waarheid, dan is die Juffer met zoo veele hoedanigheden voorzien, welke de schoonheid zeer verre te boven gaan.’ -

De Nichtjens waren geenzins gesticht, over den toon op welken Tante dit zeide. - Zij had toch gelijk, de braave vrouw - waarachtig, charles! ik had haar wel willen zoenen, om dit roemruchtig getuigenis, van mijne Schoone gegeeven - dat zij dit meent is zeer zeker, want zij heeft mij zelf betuigd, dat zoo ik zin in de Hollandsche Juffer had, en haar konde krijgen, zij ons huwelijk met genoegen zien zou. -

Oom kruijer - zoo heet de man, ziet mij ook met veel genoegen, en betoont mij bijzondere

[pagina 224]
[p. 224]

vriendschap - hij praat gaerne met mij; zelfs was hij heden morgen niet te vreden geweest, omdat wij de vriendlijke ochtendpijp niet samen gerookt hadden; dus alles lacht mij toe. - Het zal er nu maar op aan komen, of louize wel zóó over mij denkt; - niet dat zij mij onvriendlijk behandelt, in tegendeel, het schijnt of mijn persoon haar niet onaangenaam is; - van liefde, wel is waar, spreeken wij zeer weinig - onze gesprekken loopen meest over ons Eiland heen; want louize wil gaerne weeten hoe zich alles hier toedraagt. - Het is met dat al een groot punt voor mijne liefde, dat ik dagelijks toegang tot het meisjen heb - en daar deeze Belle mij tot haar Sigesbeo verheven heeft, hoop ik veel voordeel uit deezen aangenaamen post te trekken. - Ik heb de Oom zoo wel eens van ter zijden gepolst; maar ik merkte dat hij zijn nicht volkomen vrijheid in haare keuze laat; overtuigd zijnde dat zij beter en redelijker denkt dan hij; dus al wat hier van te zeggen valt, is, dat Oom-lief niet tegen mij werken zal. -

Wij hebben hier ook een Ierschman, een vent die zich geweldig veel inbeeldt, en louize ook schijnt te beminnen; als dat verder bevestigd wordt, en zijne verwaande manieren blijven stand houden, zal ik den Ier een pak slagen belooven - misschien weigert hij dat aan te neemen; maar wij zullen zien. -

Nu - mijn beste vriend! aan mijn langen Epistel zult gij genoeg bespeuren, dat ik niet meer boos op u ben; - maak nu geen misbruik van deeze goedheid; maar tracht veeleer u die waer-

[pagina 225]
[p. 225]

dig te maaken, door niet meer op mijne Schoone te schelden, of haar te lasteren; want niemand is in staat iets tot nadeel van het meisjen voor den dag te brengen, ten zij leugens. -

Eéne lettergreep uit uwen eerwaerdigen brief deed mij lagchen, omdat mij uwe bloôheid, beter dan iemand, bekend is, namelijk, waar gij voorgeeft, mij om satisfactie te willen vraagen, ten zij de vriendschap u niet weêrhield. - Arme bloed! - hebt gij wel ooit een blooten degen of gelaaden pistool behandeld? - het zoude ook zeer onvoorzichtig zijn, dat men zulke gevaarlijke werktuigen aan kinderen betrouwde. - Maar ik wil mij niet verder daar over uit laaten, daar de vrede nu geteekend is, en zal dus alle onze wederzijdsche gezegdens uit mijn geheugen wisschen. -

Wees verzekerd van mijne vriendschap, charles! en antwoord mij spoedig; want ik verlang naar tijding van u - terwijl ik met zeer veel achting ben,

 

Uw goede Vriend,

 

danville.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken