Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen (1797)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen
Afbeelding van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemenToon afbeelding van titelpagina van Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.65 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrugten van mijnen geest, of Keur van verschillende bloemen

(1797)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Saturdag.

Deeze dag was naauwlijks verscheenen, of fidelio was ook in de weer, en verzekerd dat zijne therese hem niet ontsnappen zoude; - dat ook, welke grollen hij haar op deezen dag voor mogt houden, hij aan het hart van therese behaagen zoude. – In dit vertrouwen stapte hij, zoo vroeg de welvoeglijkheid toeliet, naar zijne Meestresse, alwaar hij, binnen gelaaten zijnde, van haar vernam, dat zij onpaslijk was, waarop hij haar in deezer voegen aansprak:

‘Beste therese! dan wil ik u met mijne redenen niet kwellen.’ –

Zij.

‘ô! Die zal mij niet verveelen.’ –

Hij.

‘Het zal u misschien lastig vallen.’ –

[pagina 266]
[p. 266]

Zij.

‘Ik versta u, fidelio! gij schijnt geen haast te maaken – dit had ik van u niet verwacht.’ ––

Hij.

‘Schoon Meisjen! uwe drift behaagt mij.’

Zij.

‘Mijne onpaslijkheid doet mij gezelschap zoeken; – maar gij schuuwt veelligt zieken.’ –

Hij.

‘Foei, therese! is dit u ernst?’ –

Zij.

‘Neen, fidelio! ik meen het niet.’ –

Hij.

‘Laat ik dan de zieke een kuschjen ontsteelen.’ – (Hij omhelst haar.)

Zij.

‘Dat was juist niet noodig.’

Hij.

‘Nuttig tot beider herstelling.’

Zij.

‘Zijt gij dan ook onpaslijk?’ –

Hij.

‘Geheel krank van liefde.’ –

Zij.

‘Is die ziekte doodlijk?’ –

Hij.

‘Men sterft er van, ten zij ze verdreven worde.’ ––

Zij.

‘Verdwijnt deeze ziekte niet van zich zelf? ’ ––

Hij.

‘Nimmer – indien zij hevig is.’ ––

Zij.

‘Welke zijn haare kentekenen?’ ––

Hij.

‘Zij is het allerhevigst in het bijzijn van den Doctor.’ ––

Zij.

‘Dat moet dan wel eene wonderlijke ziekte zijn.’ ––

Hij.

‘Het beste geneesmiddel is om de lijders te electrizeeren.’ ––

Zij.

‘Maar – wij vergeeten geheel den Saturdag: of ziet gij van de proef af?’ ––

Hij.

‘Geenzins – maar wij willen ons voegen naar de omstandigheden. ––

Saturdag, of dag van saturnus, die voor

[pagina 267]
[p. 267]

den Vader aller Goden gehouden werd: ook als een zinnebeeld des tijds vertoond wordt. – De oude Dichters gaven voor dat hij zijne kinderen opat, en hoe cybele zijne vrouw, na dat hij dit verscheiden keeren gedaan had, eindelijk uitvond hem een steen, in plaats van haar kraamkind, te overhandigen; aldus heeft zij jupiter, neptunus en ceres ter waereld gebragt.

Bij de Jooden was deeze de rust-dag, op welken zij heden nog verscheiden plegtigheden verrichten; wij merken, ter onderrichting van allen, aan, dat die Kristenen, welke den Zondag, even als de broeders van het oude verbond den Saturdag, verkiezen te vieren, en bijgeloovig daaraan verkleefd blijven, zeer wel doen, wanneer zij hunne verkiezing volgen, doch zeer kwalijk handelen, wanneer zij hun naasten, welke daaromtrent minder naauw gezet zijn, veroordeelen; want dan roepen wij de zoodanigen toe: “het vieren van den Zondag is geenzins van eene Goddelijke instelling.” – Dan, schoone therese! laaten wij uit dit zinnebeeld des tijds, die zijne kinderen verslindt, ook wijsheid leeren.’ ––

Zij.

‘Maar de toepassing.’ ––

Hij.

‘Schoone! kunt gij die vraagen? – De tijd verloopt, laaten wij die tot ons geluk aanwenden.’ ––

Zij.

‘Samen huwen, wilt gij zeggen – niet waar?’ ––

Hij.

‘Deeze uitleg is loflijk.’ ––

Zij.

‘Wij zijn zoo verre nog niet. – Gij

[pagina 268]
[p. 268]

hebt mij in deezen proeftijd vrij wel voldaan – nu zoude ik bijna kunnen overgaan om uw aanzoek in nadere overweeging te neemen.’ –

Hij.

‘Al wat u behaagt, therese! moet mij welgevallig zijn – maar dit was geenzins de afspraak.’ ––

Zij.

‘Dring mij zoo sterk niet – laat mij liever van u mijn ruikertjen ontvangen.’ –

Hij.

(Haar eenige bloemen toereikende) ‘Mejuffer! dit zijn Duizendschoonen of eeuwigduurende bloemen, ze zijn zonder geur, doch onverganglijk – gelijk ook mijne liefde.’ –

Zij.

‘Gij zijt wel beleefd, mijn Heer!’ –

Hij.

‘Mejuffer! laat mij nu mogen hooren die blijde maare, waarna mijn hart zoo vuurig verlangt.’ –

Zij.

‘Men moet eene zieke zoo niet plaagen – wij spreeken daarvan na mijne herstelling.’

Hij.

‘Die zelfde onpaslijkheid, Schoone! toont u de broosheid van alle ondermaansche zaaken – wij, stervelingen, zijn aan ziekten en gebreken onderhevig.’

Zij.

‘Gij moet eene gezonde vrouw hebben.’

Hij.

‘Eene vrouw, die nimmer ziekte kende, zou zoo zeer geen medelijden met mij oefenen, wanneer de onpasselijkheid mij overviel.’

Zij.

‘Dus zoudt gij therese daarom niet schuwen?’

Hij.

‘Geenzins.’ –

Zij.

‘Maar, wat wildet gij zeggen – dat onpaslijkheden mij tot liefde moesten neigen?’ –

[pagina 269]
[p. 269]

Hij.

‘Mejuffer! wanneer wij gezond zijn en in voorspoed verkeeren, bezoeken ons veele lieden, om de vreugde met ons te deelen; maar in tegenspoed houdt niemand ons gezelschap, dan die ons lief heeft.’ –

Zij.

‘Ik moet ronduit spreeken, - gij behaagt mij – maar zult gij therese in armoede niet schuuwen? – de omwentelingen in andere landen ontnamen mij alle mijne goederen – ik bezit niets..’ –

Hij.

‘Beste therese! ik kan mij niet verheugen over dat gemis; want braave lieden kunnen ook van hunne goederen een goed gebruik maaken, echter ben ik verheugd dat mijne denkwijze u blijken kan. – Therese zonder bruidschat! – – ô daar geeve de Hemel zijn zegen op!’ –

Zij.

‘Edelmoedig Minnaar! gij zult mijn Echtgenoot zijn – ik heb niets verlooren – alles geschiedde slechts om u te beproeven – vergeef mij!’ –

Hij.

‘Mits gij uwe schuld met een kuschjen boet.’ –

Zij.

‘Zeer gaerne.’ (Zij omhelst hem.)

Hij.

‘Gij deedt zeer wel mij te beproeven, alvoorens gij u met mij verbondt; – de ondervinding heeft geleerd hoe veele trouwlooze minnaars er zijn.’ ––

Zij.

‘En ligtgeloovige meisjens.’ –

Hij.

‘Maar ook misleide mannen.’

Zij.

‘Haare kunne wreekende vrouwen.’ –

Hij.

‘Wij willen aan hun geen voorbeeld neemen.’ –––

[pagina 270]
[p. 270]

Zij.

‘Ik zal u op de eeuwige Bloem wijzen.’ –

Hij.

‘En ik u op het Vergeet mij nietjen doen denken. Beste therese! zal ik nu over twee dagen uwe bruidegom worden?’ –

Zij.

‘Waarom zoo spoedig?’ –––

Hij.

‘Waartoe gewacht?’ –––

Zij.

‘Welaan dan – ik kan u niets weigeren daar gij mij deeze zeven dagen wel wist te bekooren.’ –


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken