Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den echo des weerelds. Deel 1 (1726)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 1
Afbeelding van Den echo des weerelds. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den echo des weerelds. Deel 1

(1726)–Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

No. 17



illustratie

Maandag, den 11 February, 1726.

Quid interest inter Perjurum & Mendacem? qui mentiri solet, pejrare consuevit.
Cicero pro Rosc.

DIe van Athenen wierden eertyds beschuldigt, Dat zy de Aarde verlooren om de Zee te winnen, en op die voet mag men een Leugenaar wel smaadelyk verwyten, Dat hy de Achting der Vroomen verwaarloost, met zig aangenaam te willen maaken aan een onaanmerkelyk Gezelschap, door opgeraapte Leugens.

Een Heer die meer Schaade aan het ongewapent Menschdom veroorzaakt door een Apotheekers Mortier, als ooit de beruchte Koehoorn aan de gewapende Franschen veroorzaakte door

[pagina 130]
[p. 130]

zyn vuurbraakende Haubitsers, zat onlangs in een Wynherberg zo vreeslyk te liegen onder zyn vierde Fles Coteau Marin, dat'er den Apotheeker Seldenslag, den Advokaat Bollekens, of den Schildery Herdooper Vulpecula zo min by in Consideratie kwaamen, als een Abderietsche Raap by een Romeynsche Meloen, als een Katwyksche Schelvisch by een Geertruydenbergsche Steur, of als een Inlandche Ajuyn te pas komt by de Egyptische Uyengoden der Portugiezen. Onder onderscheyde andere onbarmhartige Nieuwstydingen verhaalde hy het navolgende Sprookje.

In het jaar Zeventien hondert en vyf, (zey den Artzeny-kok) wiert ik door myn Meesters Huysvrouw na Muscouw geschikt, om een Sobel-palatyn benevens twee Marters Bedmanteltjes, voor myn Patrones, en om een paar gevoerde Kantoor-Stevels te koopen voor myn Patroon. Dewyl ik nooit op een Schip had gegeeten nog gedronken, zag ik die vlootende Weerelt aan voor een dryvende Biekorf, bezet met Hommels, die meer Honig rooven, als maaken. Dan wederom scheen het my toe, dat ons Schip een Veld, de Stuurman den Jaager, en de Matroozen de Brakken en Winder verbeelden, dewyl ik een zwaar Gekef hoorde onder het verrichten van hun Arbeyd, doch zy waaren weerom zo stil op ieder Tusschenpoos, als een Brak die 't Spoor mis is geloopen. Zo lang als de Loots aan Boord was trok ons Schip sterk op het Zinnebeelt van een zwakke Monarchy, waar in de Vorst een Staatsbedienaar in zyn Gebied heeft, machtiger als hy zelf, zo dat die Vorst alleenlyk den Tytel, doch den Staatsbedienaar 't Bevel voert. En zomtyds als ik een droefgeestige luym had, docht ik op de twee Schikgodinnen, het Hangen en 't Verdrinken, want inwendig is 'er Touw genoeg, en uytwendig geen Water gebrek; zo dat ik meer dan eens myn Gedachten liet speelen op het oud Spreekwoord; De Zee nog de Galg valt niet weygerachtig.

Zo ras als wy gearriveert waaren op den Oever van den Borysthenes, die op die tyd zo vast zat als thans de Vecht zit, begon ik te schreeuwen tegen de Muskovieters die aan den Overkant stonden te klappertanden, Dat ik verlegen was om Verschot van Pelsen, doch wat dat ik schreeuwde of baarde, die bonte

[pagina 131]
[p. 131]

Strokbeelden zweegen Stokstil, en repliceerden Boe nog Bae. Wy hadden eenige poolsche Lootsen in ons Gezelschap, die in den voorgaanden Oorlog voor Onder-partisans hadden geloopen onder Pere du Moulin, dewelke ons onderrichten; Dat de overen wederzydsche Woorden, halver wege bevroozen, door de Felle Noord Oostenwind, en daar tegens verzonnen zy het volgent Expedient. Zy leyden een Vuur aan op het midden van den Borysthenes, dat vry zo heet was als die Keukenvlam waar by de Britten een gantschen Os braaden op de Teems, door welkers Gloed de Woorden ontdooyden, en van de eene na de andere zy toe smolten, ten naasten by als de Sneeuw smelt in de Maand van Mey, wanneer zy ontbonden wort op de Toppen der Bergen. Maar de Moskovieters waaren reeds vertrokken, vermoeyd door een vruchteloos luysteren, en alzo ik uyt de ontdooide Syllaben verstond, dat zy het Bont duurder wilden verkoopen als myn Kommissie strekte, keerde ik weerom na huys zonder iets mede te brengen.

Twee Zaaken zyn onafscheydelyk van de Leugen, (zey een zeker Man zo als den Apotheeker zyn Kretenser Journaal had beslooten) veel Beloften, en veel Ontschuldigen; want dat eygen Relaes heb ik geleezen in den Hoveling van de Graaf Balthazar Castiglione. Een galant Man bekent altoos openhartiglyk de Waarheyt, zynde de Leugen de Vrucht van een laage Ziel. Een zwak Gezigt kan het Toortslicht van de Zon, nog een slap Gemoed de Glans der Waarheyd niet verdraagen. De Duurzaamheyt van de Leugen is maar voor een Ogenblik, maar de Waarheyd is bestendig tot het laatste Gericht.

En ik beweer (repliceerde den Vysel-koster) dat een aangenaame Leugen smaakelyker is als een smaakelooze Waarheyd, en dat zal ik goedmaaken. Die Stelling bewys ik uyt de Natuur, dewelke ons niet anders laat zien als Oppervlakte der Aarde, terwyl zy derzelver kostelykste Schatten verbergt voor onze Blikken. Die Stelling bewys ik uyt de Verborgendheden der Heydensche G**sdiensten die door de Gemeenmaaking wierden geprofaneert. De Stelling bewys ik uyt de Staatkunde, waar van het geheym de Ziel, en de Ontdekking het Verderfis. Die

[pagina 132]
[p. 132]

Stelling bewys ik uyt alle de Konsten en Wetenschappen, die haar Krediet verliezen door de Bekentmaaking. Die Stelling bewys ik inzonderheyt uyt de Geneeskunde, die haar diepste Geheymenissen tot nog toe bezwachtelt met de Kinder-luyeren van Grieksche en Arabische Konstwoorden. En die Stelling bewys ik uyt de Juffers, die met zo veel Strikken en Kwikken, Zyde en Lynwaat, Kanten en Pluymen, de Schoonste, en inzonderheyt de Adelykste Deelen bedekken. Wil je het Onderscheyd zien tusschen een Zot en een wys Man, tusschen een beschaaft Persoon en een Plompert? dat Onderscheyd bestaat niet in de Kennis; den Een en den Ander hebben dikmaals dezelve Gedachten, dezelve Hartstogten, en het zelve Voorneemen: maar de Zot klapt schoon uyt door zyn Woorden, de Plompert biegt schoon op door zyn Gebaaren, en den Wysgeer smoort de Waarheyt tusschen zyn Lippen, in spyt van uw Tanden.

Zegt eens, dat gelyk als de Visch na 't Water, de Spanjaart na de Zonneschyn, de Schilder na een prompte Betaaling, de Schoolmeester na de Vacantie, den Engelsman na een Kom met Punch, en den Poeet verlangt na een nieuw Kleed, dat op die voet de Juffers na de Stortreegen van het Huuwelykx Onweer gaapen, en als verzengde Sluytkoolen om den verquikkende Ochtendouw smeeken. Let eens, dat gezegt hebbende, hoe veel Krabben dat je zult krygen op uw waarzeggende Wangen, want de Leugen teelt Vriendschap en de Waarheyt baart Haat.

Zegt eens, dat Mevrouw Zonnebloem, of schoon zy zo grys is als een Sibille, echter zo min schroomt voor het werkelyk Overspel, als een verhongerde Buldog voor een Spitsroe. Dat die wandelende Waag voor een half greyn Galantery aanstonds overhelt als een Goudgewigt. En dat zy zo wel haar jaaren ten dienste van 't Gemeen verslyt als een publiek Staatsbedienaar. Let eens dat gezegt hebbende, of haar linker Oog niet op een Houw, en het rechter op een Stoek zal staan, want de Leugen teelt Vriendschap, en de Waarheyd baart Haat.

Zegt eens, dat Jonker Bysoort meerder Moeyte neemt om zyn Geld zottelyk te verteeren, als zyn Vader Arbeyd dee om

[pagina 133]
[p. 133]

het guytachtiglyk te winnen, dat hy nooit meerder vermaakt is, dan als wanneer hem een Schermmeester groet, of een Koppelaares hem komplimenteert, en dat den Hoepelrok en de Fles de twee Afgoden zyn die hy viert, enkelt om het geen dat de Laatste bevat, en dat verborgen is onder de Eerste. Zegt hem eens, dat de eenigste Deugd die hy waardeert in zyn Persbon, Dronkenschap is en Hoerery, en dat hy daar zo hevig op roemt als een jong Doktoor snapt over zyn Praktyk, of als een Bloodaart zwetst over zyn Batailles. Zegt hem eens, dat hy wel een genereuze. Nar, doch een kwaa Betaaler is, die liever tien buytenspoorige Rekeningen voldoet als een rechtvaardige Schuld, en dat hy zyn Liefdaadigheyt eerder Verspilt op een verouderde Kat, als besteet op een verarmde Neef. Let eens, dat gezegt hebbende, of hy uw Paspoort niet zal onderteykenen met de punt, van een Beezemsteel, Want de Leugen teelt Vriendschap, en de Waarheyt baart Haat.

Zegt eens tegens den Echo des Weerelds, Dat hy de Heydensche Priesters nabootst, die de Orakelen niet volgens de Meening des Afgods, maar volgens hun, eygen Bevatting expliceerden; en bewyst hem dat uyt, de navolgende Overzetting van Anakreon, die ontrent zo veel Grieksche zin bevat, als 'er Zeedelessen verhoolen zyn in de Uytheemsche Mintriomfen van de Heer van Klootwyk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken