Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den echo des weerelds. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2
Afbeelding van Den echo des weerelds. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

ebook (3.29 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den echo des weerelds. Deel 2

(1727)–Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]

No. 28



illustratie

Maandag, den 28. April 1727.

 
Tota licet veteres exornent undique cera
 
Atria, Nobilitas sola est atque unica virtus.
 
 
 
Juven. Saty. 6.

De Gryzaards geeven doorgaans goede lessen, om dat zy in geen staat zyn van kwaade voorbeelden te konnen geeven, zegt den Echo des Weerelds, die thans de Onwaardigheyt des Ouderdoms beproeft, alhoewel hy wel eer de Waarde der Jeugd niet wilde kennen, Ha wat is den Echo nu een bestendig Man! roepende ligtgeloovige Dames; en hy zegt, dat is waar, tot zyn groot leedweezen; want de Jeugd verandert van smaak door de hitte des bloeds; en de Ouderdom is bestendig door de koelte der gewoonte. Hoe ouder hoe wyzer, zegt een zeker Spreekwoort, en den Echo, die gaarn den rol

[pagina 218]
[p. 218]

van een Oudekleerkooper speelt en den Tabbaert het binnenste buiten beziet, voegt 'er by; Hoe ouder hoe gekker, en dat zal hy beweeren met zyn eygen voorbeelt, ook kan een Disputant zyn Bewys niet veel nâder aanpassen. De Jeugd is in veele deelen gelyk aan een Straatdeuntje, dat maar voor een zekere tyd wort gezongen, en den Ouderdom slacht la Folie d'Espagne, het Air is zo oud als de weg, en echter wort het nog hedensdaags gespeelt en gedanst, en het zal waarschynlyk de weerelt verduuren, want de Juffers lieven en liefkoozen de duurzaame Zothêden. Een kleyn getal Menschen weet maar hoe het zig moet gedraagen in hooge jaaren, en daarom zyn de Winternarren veel erger als de Zomerzotjes. Inzonderheyttrachten de gryze Ligtemissen de Jeugd uyt te rekken, gelyk als een Gouddraadtrekker dat Metaal uytwind, zonder dat zy eens gedenken, Dat den Ouderdom min leeft voor de Vermaaken, als voor de Quaalen; want den Echo zegt ronduyt, Dat den Ouderdom een Tieran is, die op leevensstraf de Vermaaken der Jeugd verbiet aan de Gryzaards. Een Woord is genoeg voor de Geleerden.

Ik was onderdaags op het Slot van Mevrouw Leelieschoon, zegt den Echo des Weerelds, welke Dame gezêgent is met drie Dochters, bygenaamt de drie Bevallighêden, zynde de eene zo zwart als een Fluuweele Rouwkap, de tweede zo bruyn als een nooteboome Kabinet, en de derde zo blond als een tros blanke Tuberoozen. Ook zyn die drie Schoonen onderscheyden in gelaatstrekken en in licghaamsgestaltens, doch alle drie zo oenpaariglyk schoon, dat nochte het Oordeel nog de Reden de eene kan verkiezen voor de andere. Daar by verscheelen zy in haar Gedrag; de eerste is staatelyk, de tweede is luchtig en vrolyk, en de derde is zachtmoedig en bloode; maar zy zyn alle drie bevallig, lieflyk, en bekoorlyk. Daarenboven zyn die drie jonge. Juffers verschillig in verstant; de oudste is een goede Voorsteldster, de middelste is verwonderlyk in het redenkavelen, en de jongste lost wel op; en dat alles maakt een goede Overeenstemming in 't gesprek. Deeze drie bevallige Maagden zyn geresolveert van nooit te zullen trouwen; een Resolutie heeryk in de Beschouwing, doch deerlyk in de Praktyk.

Jonker Josef Kalfspoot kwam 'er op in, juyst op dat ogenblik

[pagina 219]
[p. 219]

dat Mevrouw die kuysche resolutie uytbazuynde, en dewyl hy zwaabs van religie was op het kapittel der vrouwen, vroeg hy aan die lieve Landnymfen; Of zy ernstiglyk hadden beslooten nimmermeer te zullen trouwens waar op zy eenpaariglyk repliceerden, Nimmermeer. Maar, Juffers, sprak hy, overweeg eens, dat den Tyd de Jeugd afslyt, en de Schoonheyt verwelkt, en dan zult ghy niet langer geboekt staan voor de drie jonge schoone Bevalligheden. Dat is de waarheyt, myn Heer, (andwoorde de jongste) doch als wy niet langer voor drie jonge schoone Bevallighêden op 't tonneel moogen komen, zullen wy ten minsten doorgaan voor drie oude wyze Sibillen. Uyt dat aardig andwoort besloot ik, dat de Sexe zig altoos kan aanmaatigen om wys te zyn, wanneer zy niet langer kan schoon en jong verblyven, maar Jonker Josef maakte ondertusschen een tegenstrydig besluyt, en liet zig aldus hooren.

De Schoonheyt, jonge Juffers, is de Zonder Dames, welke Schoonheyt in de Bejaardheyt eklipseert, en door den nacht overvallen wort in den Ouderdom, en als dan zitten de Dames te sprietoogen als Laplandsche Juffers wanneer de Zon is gaan stryken; dan zit de Sexe tusschen twee oude leuningstoelen in de assche, en het geheugen van wel eer schoon te zyn geweest is dan een verdrietige Droom. Een bevallige jonge Tronie is een blyde boodschap, en een oud verslenst Aangezigt is een bedroefde Maare, de eerste baart Liefde, en de laatste verwekt Afkeer, gevolglyk behoorden de Juffers eerder te sterven voor als na haare jeugdige Bevalligheden.

Den Vryheer Hertshoorn mishaagde dat argument, dewylhy zig maar korts te vooren had laaten vastklinken aan een seftig jaarige Hinde, om den broode, derhalve schoot hy Jonker Kalfspoot toe op een adelyke, dat is, op een bitsche toon zonder genade; Sakre***t! Jonker, ik zou liever willen leeven met een gerimpelt voorhooft, dan te sterven in myn jeugd met bloosende wangen; en ik zou veel eer myn mannelyke tronie zien bekleeden met het treurig rouwlaken des Tyds, dan met het wit kleed des Doods; ook is het beter de schaduwe der Schoonheyt langzaamlyk na te slurven op vilte kamermuylen, dan de Jeugd te zien grafwaards daalen met het

[pagina 220]
[p. 220]

licghaam. Ook stel ik vast, (vervolgde hy) dat uw jonge schoone Vrouw zig in die gelegendheyt zou gedraagen, gelyk als het Sprookje gaat van een zekere Dame, die altoos wenschte dat zy doch mogt komen te hemelen voor haaren Man; het Vertellingje is al te toepasselyk om alhier geen plaats te beslaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken