Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den echo des weerelds. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2
Afbeelding van Den echo des weerelds. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

ebook (3.29 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den echo des weerelds. Deel 2

(1727)–Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een sprookje.

Eertyds was 'er een bekende jonge Dame, een soort van een Kamelioen van Qualityt, wiens Eer wiert gevoed by de lucht, en wiens Persoon afhankelyk was van de Liefddaadigheyt haarer Bloedvrienden. Die nietwaardige Telg van den verwelkte tak eens adelyken Geslachts, trouwde met een Winkeliers zoontje, dat zo ryk was als het water diep is, doch wiens geboorte nog laager liep als de grond van de Put in Sint Pietersfort, buiten Maastrigt. Haar Ouders hadden veel spel eer dat zy haar konden beweegen tot dat ongelyk verbont, dewyl zy voorgaf liever den zilvere Waterpot te willen overreyken aan een Gravin, of een Baronesses Tabbert opspeeten tot in alle eeuwigheyt, dan haar Familie zo ver te onteeren, als haar persoon te vervalschen met zo een onedele groove Geslachtstichter. Het Winkeliers Kind vond flukseen middeluyt voor die walcgh, die kogt een Ambagtsheerlykheyt, die liet een Wapen ordonneeren, schilderen, en steeken, en dat verricht hebbende, hielt hy Honden, Paerden, en Nachtgodinnen, de spreekende merktêkens van een modieus Edelman, en van een strydbaar liefhebber van het Gemeene Best.

Maar bovenal, Jonker Kalfspoot, maakte dien nieuwe Ridder een heerlyke figuur te paerd, ja men kon hem met een natte vinger beloopen uyt hondert oude Schildknaapen, zo door de zwartheyt van zyn Laerzen, en de glans van zyn Spooren, als door de blankheyt van den Toom, en de maagdelyke zuyverheyt van zyn Kabretleere handschoenen: ook kwam hy altoos zo net voor den dag, als hy op de jagt zou gaan, als een opgetraaliet Bruydegom, keuriglyk toegetakelt voor de Huuwelyksplegtigheyt. Doch hadje hem eens zien uytzetten uyt zyn Stal in alle zyn keurige formaliteyten, met een nieuwe karwats en een wit lind aan het handvatsel, je zoud, hebben gezwooren dat hy

[pagina 221]
[p. 221]

om den Kleerbeezem der hollandsche Zindelykheyt ging kampen met een Enkhuyser Meysjesplaag; ja dat zelfs het Paerd, by de gladheyt van zyn huyd, zo wel als deszelfs Meester wiert te bed gelegt tusschen en paar Hollandsche Lakens. Als hy inviel in eenig Gezelschap, waaren de qualiteyten van zyn Paerd, de waarheyt van zyn Orlogie, de luyster van zyn Diamantring, de deugd van zyn Paruyk, de getrouwheyt van zyn Maitres, de kouragie van zyn Knegts, en de stoutheyt van zyn Beschutter, de algemeene hoofddeelen van zyn Diskoers. Was'er iemant die de prys van eenige van die voornoemde zaaken wilde weeten, die kon'er, mids een weynig gedult hebbende, achterkomen, zonder dat hy het behoefde te vraagen. Maar indien een van de Kompagnie vermeeten genoeg was om hem te vraagen na de pryzender goude of zilvere Lakens, Damasten, Armozynen, en alzulke Zydeweeverset Ceteras, die zou hy met een stilzwygende verachting hebben beantwoort, of schoon hy zo wel uyt de Stofzyden was geteelt en groot gefokt als een wit Zyworms Uyltje.

Met die en met nog slimmer eygenschappen gevloekt, doch met veele en byster groote Middelen gezegent, vryde hy de Frelle zonder land of zand, op nieuws, dewelke hem toen niet lang liet naloopen, ziende dat hy zyn huyd had verandert als het Serpent, maar zy sloeg hem de koop toe snik heet, en daar mee wiert de onedele Kley geincorporeert in het adelyk Bloed der alderoudste Ridderstammen. Dewyl nu. Madame om alles benoodigt was, gaf zy myn Heer meer goede woorden als 'er noodig waaren om een Non uyt haar kap te klappen, en zy bediende zig inzonderheyt van deeze uytdrukkingen; Ach! dat het den Hemel behaagde dat ik doch voor uw mogt sterven. Op een zekere tyd vermomde den veradelde Man zig in het gewaad van de Dood, en dewyl hy zo gevleescht was als een gulde Vlies kon hy zig daar natuurlyk na voegen; en aldus toegetakelt kwam hy op een mistige ochtenstond in Mevrouws slaapkamer instormen, en hy sommeerde haar van hem te volgen. Zy die wel eer de Dood dagelyks onder de oogen had gezien onder de gedaante der Behoeftigheyt, begon eens te meesmuylen met die Verschyning, en gaf voor andwoort, Neen, Dood, spaar my,

[pagina 222]
[p. 222]

en neem mynen Man, want ik wil hem veel liever overleven, vergezelschapt met een naakt Kavalier, dan dat ik zou gaan leggen sterven ter liefde van een vergulde Zyworm.

Aldaar zweeg den Vryheer Hertshoorn, en dewyl dat Sprookje toepasselyk was op Jonker Josef Kalfspoot, die zig had geengageert met een berooide adelyke Juffer, en veradelt was langs de verdiensten van zyn Penningen, wiert den laatste vergrimt, en hy beet hem toe; Dat het wel waar was dat hy den eersten Edelman van zyn Geslacht was, maar dat den waaren Adel niet bestont in Ampten, Afkomsten, beruchte Voorouders, of in een bouvallige Zaal behangen met veelkleurige Wapenschilden; maar dat die bestont in Wysheyt, Kennis, en Deugd, de drie Grondbeginselen van den waaren Adel. Den Vryheer Hertshoorn repliceerde, dat hy zulks toestont, maar, myn Heer, (vervolgde hy) ghy bezit nog het eene nog het ander, dewyl ghy die Schatten verspilt als een Zot, die uw Vader woekerde als een Guyt; en het is waarschynlyk dat ik het eynde van uw Rykdommen zal zien, eer ghy uw Levens wedloop zult konnen uytrennen. Dit gezegt hebbende sloeg den Vryheer Hertshoorn op het gevest van zyn degen, en Jonker Kalfspoot begon te schelden, het geen den Vryheer met kontraschelden beantwoorde; waar uyt ik besloot dat hun Degens verroest en hun Tongen geschuurt waaren, des ik hun verliet in die Vischmarkts Omstandigheden, om de volgende zeedekundige Lessen op te stellen over het Misbruyk des Adels.

Het is geen Mirakel dat'er meestentyds zulke groote Partyschappen woeden tusschen de adelyke Families, ter oorzaake dat zy geen bezighêden hebben als Vegten, Jagen, en Visschen; en dewyl hun Linkermannen en Naloopers ook alle Zeylen byzetten om den Tyd te ontvlugten, zo volgt het, dat zy malkanderen moeten berispen, lasteren, en benyden. De Ledigheit en de Armoede zyn de Scheppers van Partyschappen; en Hovaardy en Heerszucht de Verstoorders der Vreede. Des behoorde men de Lêdigheyt te verbannen uyt ieder Huysgezin, als het naaste middel om ontslagen te worden van de Armoede, want de Vlytigheit is den weg om te bedyen. Bêzige menschen

[pagina 223]
[p. 223]

zyn zeer zelden groote Kourantiers, en veel praaten broeit doorgaans meer tweedracht als Vereeniging, en meer vyanden als vrienden. De Stilzwygendheyt is een gave zonder gevaar, en een schat zonder vyanden.

Doch zo my iemant mogt tegenwerpen; Dat de stilzygende Karthuysers meer het Kwaade bestudeeren, dan zy het Goede overpeynzen, die zal ik met een Ontkenning afzetten, en zeggen dat zulks onwaar is; want ik ben een groot Beminnaar van een zekere draai te geeven aan veele zaaken, en uyt dien hoofde beweer ik dat een rondom draaïent Keukenspit zo wel het Zinnebeelt is van de Tegenspraak, als van des Weerelds Wisselvalligheden. Ik zeg dan dat indien de Menschen min kwamen te spreeken en meer te denken, het Menschdom eerlyker en wyzer zou zyn als het nu is; want de Gedachte baart Nadenking, Nadenking baart Oordeel, Oordeelbaart Bescheydenheyt, Bescheydenheyt baart Maatigheyt, Maatigheyt baart de Vreede des Gemoeds, en de Gezondheyt des Licghaams, want als het den Mensch hapert aan Maatigheyt, dan is hy onderhevig aan onverzaadelyke Lusten, aan ongetoomde Hartstogten, en aan wandelende Begeertens, dewelke Gierigheyt en Heerszucht voortbrengen, en die wederom baaren Haat en Nyt, waaruyt Partyschap en Twist spruyten, welke twee laatste Vloeken wy overgeeven aan beezige Natuuren, rustelooze Gemoederen, opgeblaazene Humeuren, en ligtvaardige Krakkeelders, met een woord, aan den hovaardigen Adel, dien schraalen Verachter van de gegoede Negotie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken