Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Fransche tyrannie (1674)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Fransche tyrannie
Afbeelding van De Fransche tyrannieToon afbeelding van titelpagina van De Fransche tyrannie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.87 MB)

ebook (14.36 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Fransche tyrannie

(1674)–Abraham de Wicquefort–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 3]
[p. 3]

[Extracten uyt de Resolutien]

Extract Uyt de Resolutien, Van de Gedeputeerden der Edele en Mogende Heeren, de Staten van 't Landtschap van Uytrecht;

Op Saturdagh, den 27. van Julius, 1672, ten drie uuren na de Middagh.

 

MYn Heer d'Intendant van sijn Majesteyt, den Koningh van Vranckrijck, heeft van dese morgen doen bekent maecken dat hy met eenighe der Heeren van de Vergaderingh van hun Edele Mogenden begeerde te spreecken. Daer op de Heeren van Dijckvelt, van 's Heeren, Aertsbergen, en de Burgermeester van der Voort versocht wierden om sich by de geseyde Heer Intendant te voegen. De geseyde Heeren, dit gedaen hebbende, hebben aen de Vergaderingh gerapporteert en geboodtschapt dat sy, na veel redenen van plicht-pleegingh, van de geseyde Heer Intendant verstaen hadden, Dat des Koninghs wil Ga naar margenoot+ was, dat de Krijghs-lieden, die in dit Landtschap gevonden worden, door hun Edele Mogenden, geduyrende de tydt van drie Maenden, onderhouden souden worden, ten opsicht van de Soldaten te voet en te paert, tot het ghetal van twee-en-dertigh duysent en vijf hondert mannen; terwijl sijn Maje-

[pagina 4]
[p. 4]

steyt de betalingh van de soldy der Officieren op sich neemt: Dat dieshalven de geseyde Heer Intendant aen de Heeren de Gedeputeerden drie verscheyden middelen had voor ghestelt: Voor eerst, dat men het heyr van tydt tot tydt van quartier in 't Landtschap sou veranderen, op dat het in 't Velt sou konnen bestaen; of dat hun Edele Mogenden hen in geldt souden betalen; of dat sy dagelijcks aen yder Soldaet een pondt Osse vleesch, en een pot Biers souden verschaffen; door welcke middel het Velt, met het koorn, dat'er noch op staet, beschut sou konnen worden. Daer op de gheseyde Heeren Gedeputeerden oprechtelijck en bredelijck de waerachtige stant der Finantien, en geldt middelen van hun Edele Mogenden, en van hun inkoomsten hadden vertoont, daer uyt het geheel onmogelijck was d'Armen, 't zy in 't gheheel, of ten deel, t'onderhouden: en dat sy oock vertoont hadden wat belofte, van wegen de Koningh, schriftelijck gedaen was, toen hy de hondert een-en-tachtentigh duysent guldens deed' ontfangen; te weten, dat men van hun Edele Mogenden niets voor d'aenstaende maendt van October sou eysschen, volgens d'acten van den dertighsten van Junius lestleden.

Daer op de gheseyde Heer Intendant weder geantwoort sou hebben, Dat de eysch, die men deed, soo veel d'onderhoudingh van 't heyr aengaet, Ga naar margenoot+ niet strydigh was tegen de beloften, in de geseyde acte begrepen. Hier op gedelibereert zijnde, heeft men goet gevonden de Staten van 't Lantschap van Uytrecht te beroepen, namentlijck tegen Maendagh, die den negen-en-twintighsten van dese Maent sal wesen.

[pagina 5]
[p. 5]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Maendagh, den negen-en-twintighsten van Julius, 1672.

DE Staten van 't Landtschap van Uytrecht Ga naar margenoot+ vergadert zijnde, om 't rapport en d'aenbrengingh van mijn Heeren te hooren, aen de welcken op Saturdagh lestleden d'eysch voorghestelt is, die van weghen de Koningh van Vranckrijck, door mijn Heer Robert, Intendant van sijn Majesteyt, ghedaen is; na dat sy het gehoorde rapport hebben gehoort, soo heeft men, na rijpe beradingh, goet gevonden aen d'afwesige Leden te versoecken tegens morgen in de Vergaderingh te verschijnen, om te helpen overwegen en besluyten soo veel de geseyde eysch aengaet; 't welck men door de Secretaris aen mijn Heer d'Intendant bekent sal maecken. En de Heeren van Dijckvelt, van Someren, van d'Heeren Aertsbergen, van Wulven, de Burgermeester van der Voort, en d'oude Burgermeester Boot worden ghedeputeert en versocht te willen een Deductie schriftelijck in stellen, 't welck vertoonen sal de volkomen onmacht van hun Edele Mogenden, en hun onmogelijckheyt van die gheseyde eysch, 't zy in 't gheheel, of ten deel, te voldoen; en de selfde met redenen te bekrachtigen, die sullen toonen dat dit Landtschap van dese eysch ontslagen behoorde te worden.

[pagina 6]
[p. 6]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Dinghsdach, den dertighsten van Julius, 1672.

Ga naar margenoot+DE Heeren, die men in de voorgaende dagh versocht en ghedeputeert heeft, hebben vertoont het ontwerp van een Geschrift, vervattende een Deductie van d'onmacht van dit Landtschap, en van andere redenen, om de welcken hun Edele Mogenden niet konnen opbrengen d'onderhoudingh van 't heyr sijns Majesteyts van Vranckrijck, die men eyscht, door hen schriftelijck gestelt: en op de eysschingh, die daer af ghedaen is, heeft men, na overwegingh, geapprobeert en besloten, ghelijck hier volght.

Dewijl de Koningh, dit Landtschap onder sijn macht brengende, soo goet heeft geweest dat hy aen 't selfde, onder andere dinghen, toegestaen heeft dat het niet uytgeplondert soude worden, noch gehouden zijn de plonderingh af te kopen; soo verhoopten de Staten dat men niet anders van hen sou eysschen, en dat sy niet genoodtsaeckt souden wesen yets anders op te brengen, als 't geen sy, door een goede huyshoudingh, jaerlijcks souden over behouden, na dat sy de schulden van dit Landtschap betaelt souden hebben. En na dat de Marckgraef van Louvois, uyt last van sijn Majesteyt, de hondert een-en-tachtentigh duysent negen hondert negen-en-twintigh gulden, die in hun kas gevonden wierden, wech genomen heeft, zijn sy boven maten verlegen geweest, om dat waerlijck dese Penningen niet aen de Staten behoorden, maer op hun credit

[pagina 7]
[p. 7]

van d'Inwoonders van 't Landtschap op interest waren genomen; invoegen dat de billijckheyt vereyscht dat sy aen hen herstelt souden worden. Dat sy oock merckelijcke somme van penninghen aen hun Ondersaten en Inwoonders schuldigh waren, om dat sy veel dinghen verkocht en ghelevert hadden, daer toe sy de voorghedachte somme gaerne besteed souden hebben.

Dat sy, niet tegenstaende dit alles, besonderlijcker daerom aengesproocken zijnde, gaerne dese blijck van hun ghehoorsaemheydt tot zijn Majesteyt hadden getoont, en dese somme doen tellen, sonder yets achter te houden; hoewel sy wel hadden gewenscht, gelijck men oock aen hen had doen hoopen, dat sy hun betalingh souden konnen trecken uyt dese somme van veel duysent gulden, die sy of gelicht hadden tot de betalingh van onderhoudingh van 't heyr van sijn Christelijckste Majesteyt, of daer sy sich voor ingestelt hadden; reden hebbende van sich op 't geen te verseeckeren, dat men hen toegheseght en belooft had, dat het verlies en de schade, die de geinteresseerden in de geseyde somme van hondert een-en-tachtigh duysent neghen hondert negen-en-twintigh guldens by dit voorval leden, overvloedighlijck vergolden sou worden door 't voordeel, 't welck het gemeen hier uyt sou trecken, dat men het Landtschap niets meer sou afeysschen, dan als het, door de herstellingh van de rust, middel en gheleghentheyt sou hebben om door sijn wackerheyt en voorsorge yets te winnen.

Hoewel sy sedert met drofheyt, in 't geschrift van de geseyde Heer de Marckgraef van de negende van Julius lestleden, daer op de gheseyde penningen wech genomen zijn, hebben gesien

[pagina 8]
[p. 8]

dat men geen andere verseeckeringh daer in geeft, dan dat men hen niets, tot aen d'eerste van October eerst komende, sou afeysschen.

Dat sedert dese tijdt, niet teghenstaende alle bedenckelijcke naerstigheden, die mijn Heeren de Generael van 't heyr, en de Gouverneur van 't Landtschap aengewend hebben, om de wanordeningen en ongelegentheden te voorkomen, die in tijdt van oorlogh onvermydelijck sijn, en van de legeringhen der krijghs-lieden niet ghescheyden konnen worden, de schade, die de landtlieden gheleden hebben, soo groot is, dat sy ten meestendeel bedurven sijn, invoegen dat sy, sich niet inbeelden konnende dat men hen gelt, of d'onderhoudingh der krijghsbenden sou afeysschen, ten hooghsten verbaest sijn gheworden toen sy met d'uytterste droefheyt, door 't rapport van eenighen leden van hun vergaderingh, de voorstellingh, die mijn Heer d'Intendant door hen heeft laten doen, verstaen hebben, die sich hier toe uytstreckt. Dat dit Landtschap sich sou belasten met d'onderhoudingh en voedingh van twee-en-dartigh duysent en vijf hondert mannen, drie maenden langh, of yder van hen dagelijcks versorgen met een pont Osse vleesch, en een pot bier, of in plaets van dat met twee stuyvers. Sy willen dieshalven wel alle in alle oprechtigheyt verklaren dat sy om de voor verhaelde redenen gantschelijck geen gelt hebben, en dat het in de teghenwoordighe tijdtsgelegentheyt gantschelijck onmogelijck is gelt te bekomen; dewijl alle d'inkoomst, die 't Landtschap tot noch toe genooten heeft, uyt drie dingen bestaet.

Voor eerst uyt eenige revenus van Landt en Tienden.

Ten tweeden uyt veele schattingen op de vaste goederen.

[pagina 9]
[p. 9]

En ten darden uyt persoonele impositien, op de wijn, op 't bier, op 't vee, op 't ghemael, en op eenighe andere kleyne dinghen van weynigh belangh.

Wat de Landt-pachten en Tienden aengaet, sy sijn, selfs in tijdt van vrede, naeuwelijcks machtigh geweest om de gagie der Predikanten te verschaffen, en d'andere lasten van Kercken te betalen.

En wat de veele schattinghen aengaet, 't is onmoghelijck dat het platte landt yets daer af kan betalen, selfs de genen, die 't alree schuldigh is. Want yder weet wel dat het soo veel gheleden heeft, eerst door de deurtocht der Spaensche krijghsbenden, die tot bystant der Vereenighde Nederlanden quamen, en by gevolgh door de legeringhen der andere krijghslieden, dat het gantschelijck daer door verdorven is, dewijl het sich berooft siet, niet alleenlijck van zijn koorn en vruchten; maer oock van sijn vee; om dat de Ruytery soo langhe tijdt, en in soo groote menighte omtrent dese Stadt gelegert heeft gheweest, ghenootsaeckt haer voeder daer te soecken; ghelijck oock door de ghedurighe stroperyen, die soo wel sy, als d'andere soldaten hebben gedaen, niet tegenstaende de naeukeurighe ordeningen, en de strenge straffen, die mijn Heer de Generael, en mijn Heer Gouverneur opgestelt hebben, om sulcks aen hen te verbieden.

De impositien op de persoonen, sonder het vee daer in te begrypen, om dat'er by na niet meer is, waren naeuwelijcks, selfs toen het Landtschap geen overlast had gheleden, machtigh om de gewoone lasten van 't Landtschap te draghen, en te voldoen, en d'interesten der sommen te betalen, die 't Landtschap van tijt tot tijdt heeft moeten opnemen, en daer uyt, ghe-

[pagina 10]
[p. 10]

lijck 't den Koningh belieft heeft, d'Inwoonders betaelt souden worden. En wie is'er, die niet siet dat dese impositien sonder twijffel niet het seste deel van 't geen sullen opbrengen, 't welck sy eertijdts opghebracht hebben? Want dewijl men de krijghs-lieden daer af ontslaet, soo sal 't onmoghelijck zijn (gelijck d'ervarentheyt alree niet dan al te klaerlijck toont) de gedurighe fraudes te voorkomen, en te beletten, die de Burghers en Inwoonders onder dese deckmantel sullen bedryven; wat regelingh men oock daer toe aenwend, of wat voorsorghe en hulpmiddel men daer toe kan bybrengen.

Wyders, van de vijf Steden, daer uyt het Landtschap bestaet, sijn'er drie, te weten Wijck, Rhenen en Montfoort, die soo vervallen en arm geworden zijn, dat het onmogelijck sal wesen dat der selfder stedelingen eenige impositien betalen. Amersfoort bevind sich oock in soodanige ongheleghentheyt, soo om dat de koophandel daer ontbreeckt, en gantschelijck ophoud, als om 't verlies, dat het in dese kommerlijcke tijdt heeft geleden, dat het niet waerschynelijck is dat men door de impositien daer yets, wat het oock sy, sal bekomen. En 't geen dat d'Inwoonders van dese Stadt Uytrecht sullen betalen, sal niet veel bedragen, om dat, dewijl sy d'inkoomsten van hun goederen niet genieten, de vertieringh niet groot sal zijn, en by gevolgh de impositien weynigh opbrenghen. De menschen sullen ten meestendeel geen of weynigh wijn drincken; en in plaets van bier sullen sy sich van andere drancken dienen, die sy selven sullen koken; in plaets van tarwe en rogh sullen sy erten, boonen, garst, haver en andere dierghelijcke dinghen eten, daer men in dit landt nooyt in vierte belastingen heeft wil-

[pagina 11]
[p. 11]

len of durven oplegghen, den opsicht van d'armen.

Daer is dieshalven geen andere middel, als gelt op interest te nemen. Nu, daer is niet de minste schijn om gelt buyten 't Landtschap te soecken, dewijl over al credit ontbreeckt, en d'Inwoonders van 't Landtschap soodanigh van alle ghereet gelt ontbloot sijn, uyt oorsaeck van de gelden, die men opgenomen heeft, en sedert heeft men soo weynigh daer af ontfanghen, uyt oorsaeck van de verwoestingen der huysen, en 't gebreck van de koophandel, dat het onmogelijck is de somme, die'er geeyscht wordt, in 't geheel Landtschap te bekomen: Ja al 't gelt, dat'er noch overigh kan wesen, sal niet genoegh sijn om van broodt, en van d'andere nootsakelijckheden te versorghen, die men in dese Winter van noode sal hebben.

En indien 't ooghmerck van mijn Heer d'Intendant was de Krijgs-lieden in ons Landtschap te legeren, en hen van tijdt tot tijdt van quartier en wijck te doen verwisselen, niet tegenstaende de voorwaerden, die 't den Koningh belieft heeft daer aen te bewillighen, en het geschrift, 't welck mijn Heer de Marckgraef van Louvois ghetekent heeft, of hen in de Stadt te huys-vesten, en dit om dat de Staten niet de lijftocht, of de penninghen konnen verschaffen, die men van hen eyscht, ('t welck wy niet van de goedertierentheyt van sijn Majesteyt, die soo vermaert is, noch van de bescheydenheydt van mijn Heer d'Intendant konnen gelooven) so vindenwy ons, door onse plicht, en tot d'ontlastingh van ons gheweten, verbonden hem te verwittigen, dat wy oorsaeck hebben om te vreesen dat men in Hollandt en elders sijn voordeel daer meê sal doen, daer veel van de rijkste en aensienlijkste Inwoonders van

[pagina 12]
[p. 12]

dit Landtschap in groot ghetal sich hebben vertrocken, om hen t'over-reden daer te blijven 't welck een seer onverbeterlijcke schade voor dit Landtschap sou wesen, daer door d'andere Burgers en Inwoonders tot d'uytterste elende gebracht souden worden; invoegen dat veel van hen hongher souden sterven; 't welck ten hooghsten bedroeft en beweenelijck sou sijn: en echter souden de krijghs-benden van sijn Majesteyt niet langh konnen bestaen, om dat hen alledingen souden ontbreecken.

Wy versoecken dan ootmoedighlijck van u, dat het u belieft de moeyte te doen van dit gheschrift te lesen, t'overweghen, en de waerheyt van 't geen, dat het inhoudt, te ondersoecken; en wy versekeren ons dat ghy'er in sult vinden, en u volkomentlijck over-reden dat het onmogelijck is uw voorstellingen te voldoen, en dat ghy dieshaluen, naer uw ghewoone bescheydenheyt, ons daer af sult ontslaen. en indien dit ('t welck wy echter niet verhoopen) niet kan geschieden sonder andere last van de Koningh, of van 't Hof, soo bidden wy u dat het u belieft dese aenghename dienst aen ons te bewijsen, en dese vertroostingh aen onse arme en bedruckte Inwoonders te gheven, dat ghy tot hun voostant schrijft, en ondertusschen de saken in die stant houdt, daer in sy heden staen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Donderdagh, den eersten van Augustus, 1672.

Ga naar margenoot+DE Heeren, die van dese Morgen gedeputeert en afgevaerdigt zijn, om mijn Heer

[pagina 13]
[p. 13]

van S. Pouange te begroeten, en hem te spreecken over het stuck van d'eysch, die van wegen sijn Majesteyt gedaen is, aengaende d'onderhoudingh van sijn heyr, hebben gherapporteert en inghebracht, dat de gheseyde Heer van S. Pouange volhart heeft, en geensints naer de redenen van onmacht, en van andere dinghen, die men hem seer bredelijck voor heeft ghedragen, en vertoont, heeft willen luysteren. Daer op in beradingh gestelt zijnde, etc.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht, op Vrydagh; den negenden van Augustus, 1672.

GEhoort het rapport van mijn Heeren, Ga naar margenoot+ die, in ghevolgh van 't besluyt van hun Edele Moghenden van den neghen-en-twintighste van Julius lestleden, besonderlijck met mijn Heer de Hertogh van Luxemburgh hebben ghesproocken, aengaende d'eysch, die mijn Heer den Intendant van sijn Majesteyt heeft ghedaen; soo heeft men, na dat men daer rypelijck de saeck overwoghen had, besloten en goedt ghevonden dat men over dit stuck aen mijn Heer de Marckgraef van Louvois sal schryven, ghelijck oock aen mijn Heer van Pompone, op de volgende wijse, en dat de brief, volgens het gewoon gebruyck van heden, gesonden sal worden, met een af-schrift van 't geschrift, in d'acten van den dertighsten van Julius, in 't loopende jaer ingevoeght.

De Staten, door de Heer d'Intendant gesommeert zijnde, om ordre te stellen in d'onderhoudingh van twee-en-dertigh duysent vyf hondert

[pagina 14]
[p. 14]

mannen van des Koninghs krijghs-benden, hebben door veel overtuygende reden aen hem vertoont, dat het aen hen gantschelijck onmogelijck is sulcks te doen. En op dat hy hen te beter sou konnen ondersoecken, en naer de waerheyt van 't gheen vernemen, dat daer in is begrepen, soo heeft men alles in een Memorie vervaet, dat men aen hem heeft ghegeven, en hoewel wy niet twijffelen of hy sal daer door gantschelijck over-reedt worden, dat het Landtschap niet over dese saeck behoorde ghemoeyt te worden, immers niet voor dat het in zijn gheheel herstelt is; soo hebben sy, in gheval het misschien daer over gemoeyt wierdt, gheoordeelt dat het ten hooghsten nodigh voor d'arme Inwoonders van dit Landtschap sou wesen, dat het aen uw Excell. beliefde het ghesicht op de gheseyde Memorie te wenden, en de selfde gunstighlijck t'overwegen, met verseeckeringh ter goeder trouw, en in een goedt gheweten dat het niets begrijpt, dan de ware ghesteltheydt van de saeck, en dat'er niet is, 't welck yder van hem niet bereyt is met Eede te bevestigen.

Dat, niet tegenstaende alle d'ordeningen, door mijn Heeren, de Hertog en de Gouverneur opgerecht, de Ruytery de Landen in diervoegen heeft afgelopen, gelijck sy noch dagelijcks af geloopen worden, dat, dewijl sy alreed' van Graen, van Vruchten, en ten meestendeel van hun Vee ontbloot sijn, de landt-lieden, door ghebreck van Hooy en Stro, niet sullen konnen bestaen, 't welck, gelijck wy uyt de mondt der Baljuwen verstaen hebben, oorsaeck is van dat van ses deelen de vijf wel verlaten sijn; invoegen dat door dese middel; de landen brack en ongebouwt blijven.

[pagina 15]
[p. 15]

Al 't geen, dat mijn Heer d'Intendant op onse vertrouwingen heeft geantwoort, is dat 't Lantschap van Gelderlandt, 't welck een weynigh minder aen de Staet der Vereenighde Nederlanden opbracht, dat dit Landtschap, de selfde belastinghen, die men ons afeyscht, heeft belooft te betalen. Maer men moet hier toe weten, dat dese regelingh tusschen de Vereenighde Nederlanden in 't begin der oorlogen teghens de Koningh van Spanjen is gemaeckt, en dat toen by na alle jaren de heyren hun leger-plaets in Gelderlandt namen; gelijck het oock andersins meer, dan d'andere Landtschappen, met besettingen was belast, om dat het op de grensen van dese Staet lagh; 't welck altijdt tot aen heden is gebleven: doch dat het Landtschap van Gelderlandt, sonder dese opsicht aenghemerckt, sonder vergelijckingh veel machtigher in sich selfs is, dan dat van Uytrecht; dewijl het eerste uyt veertien of vijftien Steden, en het onse slechts uyt vijf bestaet: dat yder der drie groote Steden van Gelderlandt, Nimmegen, Sutphen en Arnhem, met Uytrecht gelijck geacht konnen worden, en dat de kleynen die van Rhenen, Wijck en Montfoort, in dit Landtschap gelegen, verre overtreffen: dat de landen van 't Quartier van Nimmegen, die niet meer dan een darde deel van Gelderlandt zijn, in hoegrootheyt en hoedanigheyt soo machtigh zijn, als alle de landen van 't Landtschap van Uytrecht, &c.

[pagina 16]
[p. 16]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrijdagh, den sestienden van Augustus, 1672.

DE Heer van Dijckvelt heeft aen de Vergaderingh vertoont dat men van goeder handt had dat het nut en dienstigh sou zijn het dubbelt van de brief te versenden, die hun Edele Mogenden aen mijn Heer de Marckgraef van Louvois en van Pompone geschreven hebben, ten opsicht van d'eysch, die aen hen gedaen is, aengaende d'onderhouding der krijghs-lieden; en dat men daer de andere redenen sou konnen by voeghen, die men naderhandt bedacht en raedsaem gevonden sou hebben: en dieshalven heeft men dienstigh gheacht op dese volgende wijse te schrijven.

Ga naar margenoot+ Mijn Heer, wy nemen de vrymoedigheydt van met de post van den 9/19 van de tegenwoordige Maendt aen u te schryven, om aen u het gheschrift deelachtigh te maecken, dat wy aen mijn Heer d'Intendant vertoont hebben. Maer dewijl wy vreesden dat het Pacquet niet in uw handen gekomen mocht wesen, soo hebben wy dienstigh geacht een tweede af-schrift aen u te senden, en by dese ghelegentheydt daer by te voeghen, dat mijn Heer de Hertogh van Luxenburgh goet gevonden heeft vijf duysent mannen te voet in de Stadt in te legeren, en het overige van sijn heyr in de Voor-steden, en dat, naar 't gebruyck van 't Landt, de huys-wanden voor yder weeck seven stuyvers aen yder Soldaet tot servys-geldt sullen moeten geven. Men moet oock veel wachthuysen maecken, soo voor de Ruytery, als voor het

[pagina 17]
[p. 17]

Voet-volck, met schilder-huysjes voor de Schildtwachten, het welck alles tot een seer merckelijcke somme op-klimt. Men arbeyt oock met Magasynen voor 't gebruyck van de Ruytery te maken; en daer door wordt het weynige, dat noch in 't Veldt overgebleven was, verdorven, en gantschlijck vernielt. Mijn Heer, bewys aen ons dese gunst van alles met een ghewoone goetheydt, en voorsichtigheydt aen te mercken, en lijdt niet dat men ons boven onse krachten belast, en dat men uyt des Koninghs naem van ons het gheen eyscht, dat wy niet machtigh zijn op te brengen: want wy ademen niets, dan yver en gehoorsaemheyt tot de bevelen van sijn Majesteyt. Voorts, wy wenschen niet soo seer, als, ghelijck wy oock waerlijck zijn, met alle eerbiedigheydt ge-acht te worden, &c.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Lantschap van Uytrecht; op Saturdagh, den een-en-dertighsten van Augustus, 1672.

MEn heeft een brief van mijn Heer de Ga naar margenoot+ Marck-graef van Louvois ontfangen, en gelesen, die te St. Germain en Laye, op den dertighsten van Augustus nieuwe Stijl; gheschreven was, in dese woorden.

 

MYN HEEREN,

 

Ick heb de brief ontfanghen, die 't u belieft heeft op den dertienden van dese Maendt aen my te schryven, nevens de Memorie, die daer by gevoeght was. Ick twijffele niet hier aen, dat al het geen, 't welck daer in staet, waerchtigh

[pagina 18]
[p. 18]

is. Maer gelijck het in een tijdt, als dese, niet mogelijck is dat de Koningh tot uw verlichtingh al 't geen doet, dat hy wel sou willen doen, en 't welck hy hier na sal doen, als de Vrede ghemaeckt wordt, soo moet ghy een pogingh op u selven doen, om aen sijn Majesteyt die bystant te bewysen, dewelcke hy van u versoeckt.

Extract uyt de Resolutien der Edele, en Mogende Heeren Staten van 't Lantschap van Uytrecht; op Donderdagh, den twaelfden van September, 1672.

Ga naar margenoot+DE Heer van Dijckvelt, vertoont hebbende dat, dewijl mijn Heer de Marckgraef van Louvois, op den 20/30 van Augustus lestleden weder schryvende, d'antwoordt had ghedaen, die men in ghevolge vindt in de acten van den een-en-dertighste van de selfde Maendt, op de brief, die hun Edele Mogenden op den negenden van Augustus lestleden aen hem hadden geschreven, en dat, dewijl mijn Heer de Marckgraef van Pompone aen hem heeft doen weten, dat hy de brief van hun Edele Mogenden had ontfangen, en aen hen deed verseeckeren, dat hy niet een dagh sou laten voor by gaen, sonder tot hun voordeel alle goede diensten, die hem mogelijck waren, by sijn Majesteyt aen te wenden, en dat hy dieshalven hun Edele Mogenden bad te overwegen, of het niet dienstigh sou zijn weder besonderlijck aen dese Heer Marckgraef te antwoorden, te meer, dewijl der na dese tijdt veel dinghen overghekomen waren, daer uyt men verscheyden beweeghreedenen sou konnen trecken, die de insichten van hun Edele Mogenden voorspoedigh souden konnen maecken,

[pagina 19]
[p. 19]

en die groote schyn van gevolgh beloofden. En dewijl men geoordeelt heeft dat men sulcks te doen had, so heeft men aen de Heer van Dijckvelt versocht dat hy 't ontwerp van een besonderlijck antwoordt sou instellen; en hy heeft vervolgens het volgende ontwerp, dat hy in-gestelt had, vertoont.

In Julio verleden heeft den Heer Intendant Robert ons gheverght, het onderhoudt van twee-en-dertigh duysent vijf hondert Soldaten, of een considerable somme Rijcksdaelders, in plaetse van dien, ende dat voor den tijdt van drie Maenden, by sijn Edele genoemt werdende, de resterende Maenden van Campagne, alsoo de Koningh gewoon is, in de selve minder soldye te geven, en dat na deselve Maenden dan de last sou cesseeren, onder verklaringhe dat, in gevalle sulcks niet en wierde ghepresteert, of opgebracht, sijn E. dan de Armée van den Koningh op de dorpen soude logeeren, ende in het eene Quartier, de middelen van subsistentie mancquerende, in een ander verleggen, ende daer na in de Stadt by den Burger biljetteeren. Wy hebben ghetracht, en by monde, en by geschrifte, sijn Edele te doen sien, dat diergelijcken eysch niet en behoorde te werden ghedaan, soo ten aensien van de conditien, die het de Koninck belieft hadde uyt sijne hoogh beroemde goetheydt aen de Provincie te accorderen, als oock om het billet van de Heer Marquis de Louvois gheteeckent, by de welcke de selve op den ontfanghvan de bewuste hondert tachtentigh duysent guldens heeft belooft, dat ons voor den eersten October niet soude werden ge-eyscht, of geverght. Dat wy oock gantsch onmachtigh waren om die te voldoen.

Om dat het gantsche platte Landt door het

[pagina 20]
[p. 20]

logeeren van 't Leger van de Koningh, en fourageren van de Ruyterye was geruineert, ende daeromme van het selve noch tailles, noch schattinghe konde werden ghetrocken. Dat de kleyne Steden door door-tochten, of inlegeringhen van Militie, of andersints, t'eenemael waren ver-armt. Dat uyt Uytrecht, zijnde de Hooft-stadt, veele ende de considerabelste Ingesetenen waren ghevlucht, ende hare gelderen en Silver-werck, of Juweelen hadden mede ghenomen. Dat daer door, en door de verdere onghelegentheydt de consumptie in de selve Stadt onghelooflijck was ghemindert. Dat oock door die verminderinge van consumptie, ende door dien dat nu gheen commercie op Hollandt en Amsterdam konde vallen, de Neeringen waren verloopen, en meest alle d'Ambachten stil stonden.

Dat om alle die redenen, als mede om dat de Militie exempt zijnde van alle Impositien, de fraudes van de Ingesetenen niet konde werden geweert, de Inkomsten in de stadt het tiende deel van 't gene voor desen hadden ghedaen, niet op en brachten. Dat noch geldt in de Stadt, noch credit by de Staten zijnde, geen penninghen daer toe op Interest konden worden bekomen. Ende hoewel wy vertrouden, sijn Edele door alle die overtuygende motiven te hebben gepersuadeert, om van sijnen eysch te desisteren, soo hebben wy evenwel de vryigheydt gebruyckt van by onse Missiven van den ..... aen de Heeren Marquis de Louvois, ende de Pompone te ver soecken, doch de moeyte te willen nemen van de saecke, en onse redenen eens te examineren.

Ondertusschen is het weynighe, dat noch ten platte Lande overigh was, door het conti-

[pagina 21]
[p. 21]

nueren van 't fourageren, als mede door het maken van het Winter-Magasijn voor de Paerden oock wegh gehaelt. De Boeren daer door ghestelt zijnde buyten staet, van de weynigh Beesten, die sy noch souden mogen hebben behouden, of door haer Landts-Heeren of anders weder konnen bekoomen, het voeder te geven, konnen haer Landeryen niet weder te velden brenghen, en sijn daerom te meer verloopen.

Den Heer Intendant heeft oock die Dorpen, daer geen voeder is, of door de ongelegentheyt van de wegh, als anders niet wel van daer kan worden gehaelt, seer hoogh getaxeert, ende doet die contributie pecies betalen.

Oock worden wy bericht dat de Boeren, die tot noch toe in hare huysen of plaetsen verbleven sijn, alsoo sy van alle haer leef-tocht sijn berooft, de selve in de stadt van Uytrecht komen koopen, en die niet konnen uytbrengen, voor ende al eer aen de Poorte van de selve een vierde part van de weerde, ten behoeve van den Heer Intendant, hebben betaelt.

In de vier kleyne Steden van de Provincie, met 't geene daer aen behoort, sijn de lasten van de Guarnisoenen soo swaer, dat die uyt het inkomen van de selve niet konnen worden gesupporteert, ende daerom by die Regenten daghelijcks subsidie van ons daer toe wordt versocht. Daer en boven is nu de Militie in de Stadt en Voor-Steden by den Burger ghelogeert, ende treckt van de selve vuur, licht, sout, suer, olie of wat sy bekomen konnen.

Dat de Inwoonders van de Stadt of Provincie, die in Hollandt sijn gevlucht, worden aldaer verhindert weder te konnen komen, ende vermits de voorverhaelde ongelegentheden, ende

[pagina 22]
[p. 22]

dat men noch al blijft bekommert over de voorsz. ghedane demandes retireren sich dagelijkcks noch veele anderen.

De Provincie nu soo geconstitueert sijnde, en de Heer Intendant alle het geene, en selfs meer als hy by weygheringhe van de versochten eysch hadde bedreyght, geexecuteert hebbende, hielden wy voor vast dat den Intendant van de voorighe demandes niet meer soude reppen, ende nu komt sijn E. noch evenwel op nieuws vorderen de versochte gelden, voor het onderhoudt van de Militie, ende dat ten vollen, hoewel de selve eerst van de gantsche Provincie is geeyscht, ende dat sedert het platte landt, ende de vier kleyne Steden geredigeert sijnde in een staet van niet een stuyver daer toe te contribueren, alles uyt de Stadt van Uytrecht alleen soude moeten worden ghevonden. Oock soo wordt het selve niet voor het toekomende, maer voor het gepasseerde geeyscht, ende soo wy van ter sijden bericht werden, soude de intentie van den Heer Intendant wesen, om de selve somme by continuatie, van maent tot maent te vorderen.

Wy konnen verseeckeren dat soo langhe wy in geen beter staet geraecken, onmoghelijck is het selve, ja een geringh gedeelte van dien op te brengen, ende dat om de hier voor geallegeerde redenen. Als mede om dat de Heer Intendant difficulterende de handt te bieden tot het mainteneren van de schattinghe en de impositien in de Stadt en Steden, voor al eer hem op sijnen eysch contentement sal wesen gedaen, de selve daghelijcks meer en meer verloopen, en alreede soo seer sijn vervallen, dat de opkomsten nergens na bestant sijn tot de betalinge van allerhande noodtsaeckelijckheden voor de Militie. Ende daarom geen middel is om de Borge

[pagina 23]
[p. 23]

rye daer onder ontallijcke sijn, die van Aelmoessen hebben geleeft, eenigsints te subleveren van de onkosten, by haer te doen aen de Soldaten in hare Huysen ghelogeert, men laet staen om te betalen een stuyver over interessen van de capitalen, waer mede de Provincie sich voor desen heeft moeten beswaren, hoewel de Koninck de goetheyt heeft ghehad van onder andere conditien die betalinge oock toe te staen. Ende dat de Commercie absoluyt stil staende, ende van de Land-goederen niet een stuyver kunnende werden ghetrocken, dat het eenighe middel soude wesen waer van de Inwoonders van de Stadt en de Provincie soude leven, ende consumptie maeckende by ghevolge eenige Impositien ten profijte van publicque Comptoiren konnen betalen.

De Heere Intendant geeft voor dat hy sijnen eysch sal vinden op de personen, en huysen. Veele van de vermogenste persoonen zijn gheretireert; de geblevene, immers weynigh uytgesondert, zijn, om de voorverhaelde reden, ten eynde van ghereedt geldt, ende het silver, of diergelijcke, is gevlucht, en kan onmogelijck by dese tydt niet weder hier werden ghebracht, terwijl selfs geen geldt met Wissel kan werden over gemaeckt, Tapyten, Schilderyen, en dierghelijcke Meubelen, die noyt in een groote quantiteyt, of van considerable waerdye in de stadt zyn geweest, souden by Verkopinge oock niet gelden, soo om de schaersheydt van gherede penningen, als om dat yder sijn geldt, om tegens Hongers noodt te vervallen, op het nauste sal moeten bewaren.

Den gantschen taux, die de Staten van alle de huysen in de Stadt, en Voor-steden, selfs in den tydt van Oorlogh, en oversulcks by hooge

[pagina 24]
[p. 24]

beswaernisse hebben getrocken, bedraeght in een jaer niet meer als ontrent twee-en-twintigh duysent gulden s'jaers. Daer tegens bestaet den eysch van d'Intendant twee-en-dertigh duysent vyf hondert Rijcksdaelders ter Maent, dat in het jaer souden maecken drie hondert negentigh duysent Rijcksdaelders, ende oversulcks yder weecke vast soo veel als het Huys-geldt in een gantsch jaer heeft konnen opbrenghen. Ja dat soude importeeren meer als drie mael soo veel, als alle de Huysen in den besten tydt in huyre jaerlijcks soude konnen renderen. Ende daer-en-boven kan men nu, vermits soo veel Luyden ghevlucht zyn, ende om alle de verdere geallegeerde redenen, geen waerdye op de huyre van de huysen stellen. Oock soo zyn veel van de principaelste van de selve door de hooghe ende andere Officieren van den Koningh ingenomen, en beset. En meer als vijf ses-ten deelen van alle de huysen met logeeringe van Soldaten beswaert. Oock wel twee duysent Huysen die geen huyre meer konnen geven, alsoo deselve bewoont worden van Luyden, die door Aelmoessen hebben bestaen, of geholpen zyn gheweest. Ende dat nu van ontrent hondert duysent guldens, die jaerlijcks in de stadt van Uytrecht door collecten aen de Armen, boven alle privé Aelmoessen wierden verschaft, nu niet staet te verwachten, door dien van de Inkomsten der goederen niet kan werden getrocken. Ende hoe salmen van de Eygenaers van de huysen so sware taxen konnen bekomen? Gereet geldt, gelijck geseyt is, hebben sy weynigh, en is haer tot dagelijcks Broodt van noden. By executie ende Verkopinge daer toe te procedeeren, sal oock niet konnen wesen, om de reden hier voorens in het reguard van de Meubelen

[pagina 25]
[p. 25]

geallegeert. De huysen van de ghebreeckige te demolieren, soude, vermits geen onwilligheyt, maer onvermogen is, gantsch hardt zyn, ende oock de Stadt wel devasteeren, maer evenwel daer door gheen geldt tot dienste van des Koninghs subsistentie, van des selfs Armée, ofte anders konnen worden geconsequeert.

Soo dat, in gevalle niet soude konnen worden gheobtineert dat den Heere Intendant om van dien eysch immers soo langhe de Procincie in geen beter staet is herstelt, sal desisteren te wenschen, ende van de commiserate clementie van den Koningh te versoecken soude zyn, dat de poorten van de Stadt mochten werden open gestelt, en een yder gepermitteert, om sich elders te begeven, en te gaen soecken, ofte bedelen het Broodt, datse tot onderhoudt van haer leven van nooden sullen hebben. Want het is indubitabel dat anders misschien de helfte van de Inwoonders van de Stadt, steden ende Provincie te winter van hongher ende ghebreck sullen moeten sterven, ende is seeckerlijck te vresen dat noch evenwel veele, so om de ruïne van het platte Landt, stil staen van neeringe, ende Ambachten, met sijn gevolge, als om het cesseeren van publique, ende verminderen van particuliere Aelmoessen, van honger en kommer sullen moeten vergaen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap Uytrecht; op Dinghsdagh, den seventiende van September, 1672.

DE Heeren, die versocht, en in de voorgaende dagh aen mijn Heer d'Intendant

[pagina 26]
[p. 26]

van sijn Koninghlijcke Majesteyt ghedeputeert zijn, hebben in de Vergaderingh rapport van het gheen ghedaen, dat in de uytvoeringh van hun bevel voorgevallen is, en hebben ter selfde tydt een schriftelijcken eysch, of een ordre van de geseyde Heer Intendant vertoont, in dese woorden.

De stadt Uytrecht, en andere Steden, Vlecken en Dorpen van 't Landtschap sullen de inlegeringh der Troupen, die hier volgen, moeten lyden.

Fransch voetvolck.

Compagnien.
Van Piedmont.33Van Switsers.17
Van Navarre.33Van Dragonders.6
Van Normandien.16Van Ruytery.78
Van de Marine.16  
Een bataillon, die komen sal als de Koningin sal vertrecken.17  
Van Lionnois. 33  
Van Sault.33  
Van Auvergne. 17  
Van Condé.17  
---------------------------
 231  

Ga naar margenoot+ De meeningh van den Koningh is, dat de Fransche Infantery, Dragonders en Ruytery, hier voor aengewesen, door de steden in het Landtschap van Uytrecht dese geheele Winter langh onderhouden sullen worden, te beginnen op den eersten van October, soo Soldaten, en Ruyters, als Officiers, uytgesondert de Staten Majeurs der Regimenten, die altydt door sijn Majesteyt betaelt sullen worden.

De onderhoudingh van een Compagnie Infanterie, of Voet-volck sal bestaen in de huysvestingh, versorgingh van Bed, Vuyr en Licht, in behoorlijck voedtsel, en in een stuyver Ser-

[pagina 27]
[p. 27]

vies-geldt, naer de munt van 't Landt, namelijck voor yder Soldaet in yder dagh, en voor de hooghe gagien naer advenant: en, ten opsicht van de Officieren, een ghestoffeert Bedt, en vijf-en-tseventigh guldens ter maendt voor de Kapiteyn, dertigh voor de Luytenant, twintigh voor de onder-Luytenant, twee-en-twintigh gulden thien stuyver voor de Vaendrigh, tot de af-koopingh van hun voedsel en Servies-geldt. Dit bedraeght ter maent voor yder Compagnie twee hondert en veertigh gulden en vijfthien stuyvers, en voor de gheseyde tweehondert een-en-dertigh Compagnien, vier-en-vijftigh duysent seven hondert en vijftigh gulden, vijf stuyvers.

En in gheval de Inwoonders liever de voedingh, en onderhoudingh der Soldaten en Sergeanten wilden af-koopen, dan hen op hun kosten houden, ghelijck hier vooren aengewesen is, soo sal het aen hen vry staen sulcks te doen, met aen yder Sergeant ses stuyvers voor yder dagh te betalen, vier stuyvers ses penninghen aen yder Ansbesade, drie stuyvers en ses penninghen aen yder Pieckenier, en drie stuyvers aen yder Soldaet, soo tot hun voedtsel als tot hun Servies-geldt: het welck, de Officiers daer mede in begrepen, in yder maendt bedragen sal, voor yder Compagnie, vier hondert en twintigh gulden thien stuyvers, en voor de geseyde twee hondert een-en-dertigh Compagnien seven-en-tnegentigh duysent een hondert vijf-en-dertigh gulden, en thien stuyvers.

De onderhoudingh van een Compagnie Dragonders sal bestaen in de huys-vestingh, in de versorgingh van Bedt, Vuyr en Licht, en in behoorlijck voedtsel, en in twee stuyvers en ses penninghen voor Servies-geldt, aen yder

[pagina 28]
[p. 28]

Dragonder voor yder dagh, en drie stuyvers voor de hooge gagien: en, ten op-sicht van de Officieren, een gestoffeert bedt, een gestoffeerde kamer, en tnegentigh gulden aen de Kapiteyn, seven-en-tsestigh gulden, thien stuyvers aen yder der twee Luytenanten, veertigh gulden aen de Kornet, seven-en-twintigh gulden aen de Quartier-meester voor de vrykoopingh van hun voedsel en Servies-geldt; het welck bedraeght ses hondert acht-en-seventigh guldens voor yder Compagnie ter maendt, en voor de ses Compagnien Dragonders vier duysent en acht-en-tsestigh guldens.

En in gheval de gheseyde Inwoonders oock liever van d'onderhoudingh, en hooge gagien der Dragonders vry wilden zijn, dan hen op hun eygen kosten houden, soo sullen sy sulcks vermoghen te doen, met te betaelen in yder dagh, voor yder hooge gagie acht stuyvers, en aen yder Dragonder vijf stuyvers, soo voor hun kost-geldt, als voor hun Servies-geldt; het welck, de Officieren daer oock onder begrepen, voor yder Compagnie in yder maendt sal beloopen, derthien hondert negen-en-vijftigh gulden, en voor de ses Compagnien acht duysent een hondert en vier-en-vijftigh gulden.

De onderhoudingh van een Compagnie te paerdt sal bestaen in de huys-vestingh, in de

versorgingh van Bedt, Vuyr en Licht, en behoorelijck voedtsel voor de gheseyde Ruyter, en in drie stuyvers Servies-geldt in yder dagh, naer de Munt van 't Landt ghereeckent, voor yder Ruyter, en drie stuyvers ses penninghen aen de Brigadiers: en, ten op-sicht van de Officiers, in huys-vestingh, en in een gestoffeert bedt, en in hondert en tachtentigh gulden ter maendt aen de Kapiteyn, tnegentigh gulden

[pagina 29]
[p. 29]

aen de Luytenant; seven-en-tsestigh gulden thien stuyvers aen de Kornet, en vijf-en-veertigh gulden aen de Quartier-meesters, tot de af-koopingh van hun voedtsel en Servies-geldt. 't Welck bedraeght ses hondert en negen gulden, vijfthien stuyvers voor yder Compagnie ter maendt; en voor de gheseyde acht-en-tseventigh duysent vijf hondert en tsestigh guldens, thien stuyvers.

En in gheval de Inwoonders oock liever van de voedingh, en onderhoudingh der Ruyters en Brigadiers vry en ontslagen wilden zijn, dan selven hen voeden en onderhouden, soo sullen sy sulcks vermogen te doen, met in yder dagh te betalen aen yder Ruyter seven stuyvers, thien penningen, en aen de Brigadier acht stuyvers, ses penninghen, soo voor hun kost-geldt, als voor hun Servies-geldt, het welck, als men de Officieren oock daer in begrijpt, voor yder Compagnie ter maendt neghen hondert en neghen-en-veertigh gulden, en voor de acht-en-tseventigh Compagnien vier-en-tseventigh duysent, en een-en-tsestigh gulden sal beloopen.

Wat de onderhoudingh der Switsers aengaet, sy sal alleenlijck in behoorlijck voedtsel bestaen; en 't overige sal uyt des Koninghs schat-kist betaelt worden.

De gheheele somme, die in yder maendt te betalen sou zijn, als men de af-koopingh van de kost-gevingh der Soldaten daer onder reeckent, sal bedraghen hondert en vijf duysent, seven hondert en drie gulden, vijfthien stuyvers.

De geheele somme, die te betalen sou zyn, als men de Soldaten op de kost heeft, en alleen-

[pagina 30]
[p. 30]

lijck de onderhoudingh der Officieren, en het Servies-geldt der Soldaten af-koopt, sal bedragen hondert negen-en-tseventigh duysent drie hondert en vijftigh gulden, thien stuyvers.

Aen de Heeren Staten, steden en 't Landtschap van Uytrecht sal vry staen, ghelijck hier voor geseght is, te verkiesen of sy liever de Soldaten op de kost, of niet op de kost willen hebben; en de Officieren sullen moeten bevorderen dat de Soldaten, Ruyters en Dragonders daer mede te vreden zyn, en in alle goede en mogelijcke ordeningh leven.

Men sal oock aenmercken dat by de kost en onderhoudingh, hier voor genoemt, niet verstaen wordt het Broodt, het welck de Koningh altydt en gheduyrighlijck aen sijn krijghs-benden, soo Voet-volck, als Ruytery en Dragonders, sal verschaffen.

Die gheseyde Heeren Staten, Stadt en Landtschap sullen de af-koopingh van de krijghs-gelden der Soldaten, en het voedtsel, en de onderhoudingh der Officieren bestiptelijck aen de krijghs-benden betalen, en dit altydt thien dagen te vooren, sonder daer in te missen.

Sy sullen de gheseyde sommen in de handen der Majoors van yder Regiment betalen.

En in gheval men ghebreeckelijck was in de kost, en onderhoudingh der Soldaten, en in de af-koopingh, hier voor gedacht, bestiptelijck te betalen, soo sal aen de Officieren vry staen hun Soldaten in soodanigh getal, als 't hen sal believen, by de Heeren Staten, Burgermeesters, Raedts-Heeren, of by andere rijcke persoonen te doen in legeren, tot dat sy van 't geen, dat men aen hen schuldigh sou mogen zijn, betaelt sullen wesen, benevens de thien dagen voor af.

En op dat de Inwoonders van haer Quartier

[pagina 31]
[p. 31]

sorghvuldigh souden zijn, in altydt hun quote van de gheseyde somme te vooren te betalen, en om ter selfde tydt in de ongevallen te versien, die te voorschijn souden konnen komen, als het ghebeurde dat veel verscheyden Officieren eenige van hun Soldaten by een selfde Inwoonder sonden, soo sal men ordre stellen dat yder quartier van de Stadt onder seeckere Regimenten verdeelt wordt.

En op dat de gheseyde verdeelingh ghelijck sal zyn, soo sal men de ses quartieren, daer uyt de Stadt bestaet, in twee looten deelen, yder lot in drien, het welck volgens lootingh sal geschieden, te weten drie voor 't Voet-volck, en drie voor de Ruytery en Dragonders.

En de drie quartieren, die aen 't Voet-volck ten deel sullen vallen, sullen weder gedeelt, en oock voor yder bataillon Voet-volcks met het lot getrocken worden; desgelijcks oock de drie anderen voor yder esquadron Ruytery en Dragonders.

De Majoors der Regimenten sullen eenigh moeten zyn met de Kapiteynen der quartieren; en de Kapiteynen der quartieren sullen aen hen onderstant, die hen afghe-eyscht sal worden, moeten doen.

Wat de kost en onderhoudingh der Switsers aengaet, in dien men gebreeckelijck was in de selfde aen hen te verschaffen, soo sal naemaels door andere middelen daer in voorsien worden.

De intentie des Koninghs is noch oock, ten opsicht van de subsistentie der paerden, soo van het Voet-volck, als van de Ruytery, dat de Heeren Staten, Steden en Landtschap van Uytrecht het Hooy en Stroo, dat'er noodigh is, sullen verschaffen, en het selfde geduyrighlijck,

[pagina 32]
[p. 32]

en sonder verlies van tydt in des Koninghs Magasijnen doen brengen.

En wat de noodtsaeckelijcke Haver aengaet, de Heeren Staten, Steden en Landtschap sullen tegenwoordighlijck vijftigh Malders voor yder Compagnie Ruytery, en hondert Malders voor yder Compagnie Dragonders moeten beschicken, uytbrengende in alles vier duysent vijf hondert Malders, en dit voor eenmael, verwachtende tot dat daer van elders koomt; want sy sullen voortaen niet meer daer mede belast worden; en men sal uyt des Koninghs schat-kist daer in versorgen.

En om aen de Heeren Staten, Stadt en Lantschap middel te verschaffen van al het voorgenoemde op te brenghen, soo sal 't aen hen vry staen alle de ghewoone rechten en impositien der Staten, Steden en Landtschap t'ontfangen, en daer af te disponeren.

En indien sy de kost en het voedtsel aen de Soldaten verschaffen, soo sal voortaen het Bier, en de Wijn niet vry van de belastinghen zyn; en dus sal daer voortaen gheen middel wesen om hun impositien te fraudeeren, die daer door grooter dan oyt sullen worden.

En indien de Heeren Staten, Stadt en Landtschap, om het voorverhaelde bestiptelijcker te konnen verschaffen, dienstigh oordeelden eenigen van hun impositien op eenighe dinghen te vergrooten, met aen ons bekent te maecken op welcke wijse sy dese impositien willen lichten, soo sullen wy, het overwogen hebbende, daer in konnen bewilligen, doch met believen van de Koningh, onder de welcke wy al het voorgaende stellen. Gedaen t'Uytrecht, den sestienden van September 1672.

Hier opgedelibereert zijnde, heeft men voor

[pagina 33]
[p. 33]

eerst de gheseyde Heeren Gedeputeerden bedanckt van de moeyten, die sy hadden believen te doen; en men heeft aen hen versocht dat sy aen mijn Heer d'Intendant souden believen te vertoonen, dat het in die tyt aen hun Edele Mogenden gantsch onmogelijk was in de menighte van hoy, en haver, die hy eyscht te voldoen, om dat daer in 't Lantschap geen gevonden wordt.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydach, den twintighsten van September, 1672.

DE Staten van het Lantschap van Uytrecht, Ga naar margenoot+ heden te samen gheroepen, om te delibereren en resolveren, aengaende de subsistentie van sijn Majesteyts heyr, om 't welck mijn Heer d'Intendant instantie heeft ghedaen door sijn schriftelijcke Memorie, en de acten van de seventiende van dese maendt inghevoeght, hadden by mijn Heer de Hertogh van Luxenbourgh, en mijn Heer de Gouverneur Stoupa versocht te willen intercedeeren voor het Landtschap van hun Edele Mog. by de geseyde Heer Intendant, aengaende de subsistentie van sijn Majesteyts heyr: inhoudende dat de gheseyde Heer Hertogh en Gouverneur ghewillighlijck aengeboden hadden sich daer toe te laten ghebruycken, en by de gheseyde Heer Intendant te intercederen, om hem te bidden yets van sijn eysch te laten vallen; maer dat sy daer by ghevoeght hadden dat hun Edele Mog. sich op het geen moesten verklaren, dat sy souden willen geven. Want hoe wel het Landtschap in een seer quade stant stondt, soo sou dit echter

[pagina 34]
[p. 34]

niet beletten dat men daer noch veel sou uyttrecken, besonderlijck in de stadt Uytrecht. Indien hun Edele Mog. gantschelijck volstandigh by de weygeringh bleven, soo souden de diensten, die sy aen hen ten Hoof, of by den Intendant konden doen, onnut en vruchteloos wesen, om dat men hen verdacht sou houden van door de Staten omgekocht, of gecorrompeert te zijn. Dat men oock niet had te twijffelen of d'Intendant sou, met het begin van October, de Magistraet, de Burgers en Inwoonders verplichten de Krijghs-lieden te onderhouden, volgens de dreygingen, die in sijn gheschrift ghevonden wierden: 't welck sy niet souden willen, en oock niet konnen beletten, om dat sy daer door hun achtingh en gesach by den Koningh souden verliesen. Dat het dieshalven noodtsakelijck was dat hun Edele Mog. eenige uytbiedingh van ghewicht deden, en dat sy geraden souden vinden dat de Magistraet, om sich by de Burgers niet gehaet te maecken, wel souden doen met de voornaemste Inwoonders van de stadt op het Stadt-huys te ontbieden, en de eysch en dreygingen van mijn Heer de Intendant aen hen te vertoonen. Daer mijn Heer de Hertog van Luxenbourgh by gevoeght sou hebben dat hy, soo veel hem aengaet, wenschen sou dat men de saeck voor dertigh duysent Rijcksdaelders contant kon af-maecken. Hier op bygebracht zijnde veel lastige consideratien, en daer na seer ernstige deliberatien, in ghevolgh van het examen van de last der impositien, die de Collecteurs sedert twee maenden hadden ontfangen; en al het gheen, dat over de saeck in consideratie heeft konnen komen, serieuselijck ge-examineert hebbende, soo heeft men eendrachtelijck gheresolveert en goedt ghevonden,

[pagina 35]
[p. 35]

dat de Heeren van Dijckveldt, van Sanderbergh, en de Burgermeester Hamel, Gedeputeerden van hun Edele Mog. besonderlijcker aen de gheseyde Heeren Hertogh, en Gouverneur sullen gaen versoecken dat het hen sal believen de saeck by mijn Heer den Intendant te vooren te bevorderen, en dat de geseyde Heeren Gedeputeerden, ghesamentlijck met de Heeren Ruysch, van Rossum, van Wulven, van der Aa, van der Voort, en Schaeck, die door dese tegenwoordige oock hier toe ghedeputeert worden, sich by de Heer Intendant sullen vervoegen, om in gevolgh daer af te trachten met hem te accorderen, voor eerst voor de maendt van October, sonder sich voor langer tydt daer in te verbinden, hen authoriserende tot veertigh of vijftigh duysent guldens uyt te loven, en de selfden in drie tyden te betalen.

Extract uyt de Resolutien van de Edele en Mogende Heeren Staten des Landtschap van Uytrecht; op Sondagh, den 21. September, 1672.

Sabbathi xxi. Septemb. 1672.

 

HEbben de Heeren van Dijckvelt, en andere Ga naar margenoot+ haer Edele Mog. Gecommitteerdens, by resolutie Commissoriael van des daeghs te vooren, ter Vergaderinge gherapporteert dat haer Edele soo noch ten selven dage, als huyden morghen aen de Heeren Hertogh en Gouverneur hadden vernieuwt en gheinsisteert op alle de redenen, in haer Edele Mog. laatste Missive gededuceert, en daer nevens uyt de memorien, by de respective Collecteurs overgelevert, vertoont, dat de Impositien in de stadt van Uyt-

[pagina 36]
[p. 36]

recht over de laetste verloopene acht weecken, af-getrocken de noodige onkosten, in alles niet meer, als ontrent veerthien of vijfthien duysent guldens, en oversulcks geen vijfde part van het ghene deselve pleghen te rendeeren, hadden opgebracht, dat sy uyt de welgemelte Heeren Hertogh en Gouverneur vernemende dat de somme, die haer Edele Mog. souden konnen resolveren te beloven, den Heer Intendant niet soude voldoen, als oock dat den selve albereyts aen den Commissaris oft Thesaurier van Oorlogh verbot hadde ghedaen van daer den laetsten September nieuwen stijl, eenigh Geldt meer aen de Troupen uyt te tellen, hadden onder andere daer op ghedachte Heeren in 't ghemoet gevoert, Dat yets onmogelijck aen yemandt te vergen, ten naesten by soo veel was als een pretext te soecken, om tot de Executie van sijne dreygementen te konnen procedeeren, dat die somme niet alleen was al het gene, maer misschien veel meer als haer Edele Mog. souden weten by den anderen te brengen, en wanneer soodanighe aenbiedingen selfs boven vermoghen niet satisfactoir waren, en daer door de gedreyghde Executie niet konde werden voorgekomen, haer Edele Mog. als haer Conscientie en plicht ten vollen betracht hebbende, geresolveert waren de Executie sich met gedult te onderwerpen, en aen te sien dat de Stadt en Steden wierden gheruïneert en ghedevalteert, maer dat evenwel in bedencken gaven, hoe het selve met de gunstige verseeckeringe van de goedtheydt en intentie van den Koningh soude over een komen, dat de Stadt en Steden, om dat deselve geen vermogen hadden den eysch van den Heer Intendant te voldoen, soodanigh soude werden getracteert, en wat uytslach en gevolgh sulcks by andere soude veroorsaecken. Waer op ernstelijck ge-

[pagina 37]
[p. 37]

delibereert, en by die occasie weder op 't Tapyt ghebracht zijnde het ghene de Heeren Hertoch en Gouverneur aen haer Edele Mog. Gecommitteerdens, noopende de Convocatie van de notabelste Ingesetenen, hadden voorgheslagen, en in de notulen van 's daeghs te vooren is geprothocolleert; Is goet gevonden de Heeren Burgermeesters en Regeerders der stadt Uytrecht te versoecken, gelijck deselve versocht worden mits desen, om soodanighe Convocatie noch desen naer-noen te doen, en aen deselve voor te houden het contenue van de volgende memorie, daer toe sittende Vergaderinge by den Heere van Dijck-veldt ontworpen, en by haer Edele Mog. gearresteert. Dat de Heere Intendant van den Koningh van Vranckrijck de Staten van dese Provincie iterativelijck heeft doen aenseggen, dat hy, volgens bevel van het Hof, geresolveert heeft, de gantsche Militie soo te Voet als te Paerdt te doen onderhouden, van kost, dranck en verder toebehooren, tot laste van de Inwoonders van de Stadt en Steden.

Ten ware de Staten, in plaetse van dien, voor yder Soldaet tusschen drie en vier stuyvers, voor yder Ruyter seven stuyvers en een half, ende voor de Officiers naer advenant alle dagen willen betalen.

Dat alle het selve t'samen ghereeckent soude importeeren oft beloopen hondert neghen-en-tseventigh duysent drie hondert en vijftigh guldens yder maendt. Dat de Staten om de Heer Intendant de onmogelijckheyt, vermits de Provintie is gheruineert, te doen vatten of begrypen, verscheyden brieven en remonstratien, niet alleen aen den Heere Intendant, Hertoch van Luxenbourgh en Gouverneur Stouppa,

[pagina 38]
[p. 38]

maer oock aen het Hof van Vranckrijck hebben overghelevert ende ghesonden, ende daer door, mitsgaders oock door veele besendingen aen den Intendant, de saecke soo verre hebben ghebracht, dat door intersessie van de Heeren Hertogh van Luxenburgh en Gouverneur Stouppa hoope is, van daer een provisioneel accoordt te konnen maken, ende die ondragelijcke last met een minder somme uyt te kopen.

Dat de Staten, om de somme daer toe vereyscht uyt te vinden, onder andere middelen ghenoodtsaeckt sullen wesen, by de respective bewoonders van de Huysen in de Stadt en Steden te doen betalen soo veel soms als twee jaren huys-geldt komt te bedragen.

Te weten, de eerste helfte binnen drie dagen naer date deses, ende de laetste helft thien dagen daer na.

Ende dat dan de voorschreven Bewoonders voor dien tijdt bevrydt sullen zijn van den voorschreven last van de Soldaten ende Ruyters, nevens de Officieren met kost, dranck, &c. te onderhouden.

Extract uyt de Resolutien van de Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Dinghsdagh, den vier-en-twintighsten van September, 1672.

Martii xxiv. Septemb. 1672.

 

Ga naar margenoot+HEbben de Heeren van Dijck-veldt en andere haer Edele Mog. desen aengaende Gecommitteerdens ter Vergaderinghe omstandelijck gherapporteert, dat sy 't in ghevolghe van haer Edele Mog. resolutie Commissoriael van den twintigsten deser den Heere Intendant had-

[pagina 39]
[p. 39]

den te ghemoet ghevoert, hoe dat haer Edele Mog. niet hadden getwyffelt of de redenen, vervat in hare Missive den 13/23 September aen de Heer Marquis de Louvois en Marquis de Pompone gheschreven, ende hem Heere Intendant voor eenighe daghen copie behandight, soude hem hebben ghepersuadeert om van sijnen bewusten gedanen eysch, raeckende het onderhoudt van de Troupen van den Koningh, te desisteeren, ende daerom met droefheydt hadden verstaen, dat sijn Ed. deselve noch bleef inhereeren, ende gheresolveert was, om de Soldaten niet langer te betalen, maer by de Inwoonders van de Stadt en Steden te doen logeeren, en door deselve kost en dranck met sijn gevolgh te doen verschaffen; dat de Staten wel waren verseeckert, ende hy Heer Intendant oock met der daet soude ondervinden, dat door dat middel de Militie gheen veerthien dagen soude konnen bestaen, of Levens-middelen bekomen, ende hy Heer Intendant oversulcks sijn ooghmerck onmoghelijck bereycken, maer dat deselve daer nevens considereerden, dat evenwel daer door de Stadt en Steden souden werden gedevasteert, ende daer door de goede Burgerye ende Inwoonders van deselve elendighlijck bedorven en verjaeght, en daeromme hadden goet ghevonden haer te committeeren, om te sien oft met sijn Ed. over die ghemelten eysch in redelijckheyt soude konnen werden geaccordeert; dat deselve wel wisten, dat hy de macht en ghelegentheydt hadde, om het gheen hy hadde bedreyght te executeeren, maer dat sy wilden vertrouwen dat hy, geinformeert ende overtuyght zijnde van haer onvermogen, nae sijn Goedertierentheydt en discretie daer van sijn Ed. alomme soo groote renommée hadde, ende

[pagina 40]
[p. 40]

geseyt wierdt soo veele preuven te hebben ghegeven, met haer soude handelen, ende daeromme alvoorens tot de saecken ten principalen te treden, versochten te moghen verstaen, oft in ghevalle over het ge-eyschte onderhout mochte werden gheconvenieert, daer mede soude komen te cesseeren alle lasten oft contributien, die van de Stadt, Steden oft Dorpen in 't particulier zijn of werden ghepretendeert. Waer op gheantwoort wierdt van ja.

Of oock den vierden penningh oft daer ontrent, die sy Ed. van de Manufacturen en andere waren in het uytbrenghen tot noch toe aen de Poorten hadde doen vorderen, noch soude moeten worden betaelt.

Waer op geantwoort is, dat sulcks mede soude op houden, alleen dat voor de Paspoorten, tot den uytvoer nodigh, een kleyne recognitie soude werden ghegeven, tot loon voor den Commissaris, die het opsicht aen de Poorten heeft, ende dat geen kaes oft soodanige Eet-waren, die haer Edele Mog. selfs sullen konnen oordeelen in de Stadt noodigh te zijn, sullen moghen werden uyt ghevoert.

Of dan oock de Staten in den op-hef van alle hare Schattingen, impositien ende rechten soude werden ghemainteneert, ende alle de Militaire sonder onderscheydt de ordinaire lasten moeten betalen, daer op gheantwoort is van ja, uytgesondert alleen, dat het Meel oft Koorn van den Koningh daer van soude moeten wesen ge-eximeert, ende het dunne Bier voor de Soldaten op een redelijcke pryse ghestelt. Of dan oock de Inwoonders oft Burgers by dewelcke Officieren oft Soldaten zyn ghelogeert, gehouden sullen zyn yets verders als Vier en Licht te verschaffen, en daer op gheantwoort zynde

[pagina 41]
[p. 41]

neen. Dat de Ghecommitteerdens vervolgens versocht hadden, daer op en onder die Conditien de Heer Intendant reguard nemende op de hooghe onghelegentheydt ende deplorabilen staet van de Provincie, na billickheyt den gedaenen eysch soude willen modereren, ende sulcks by hem ge-excuseert werdende voor en al eer eenige offres waren ghedaen, hebben de ghemelte Gedeputeerdens ghe-opent haer last, om alleen voor de maent van October, sonder daer naer verder oft ergens in gehouden te zyn, te mogen bieden vijfthien duysent Rijcksdaelders, in drie termynen, van thien tot thien dagen te betalen.

Dat de Heere Intendant de voorschreven preliminaire ende conditien wel hadde toe gestaen, maer ghesustineert de ghepresenteerde somme veel te gheringh te wesen, ende eyndelijck naer wisselinghe van veele redenen en debatten hadde geseyt, op de gheminuteerde voet te vreden te sullen wesen, met dertigh duysent Rijcksdaelders, te betalen binnen de maendt van October in geldt vijf-en-twintigh duysent, ende in een maendt of ses weecken daer na de resterende vijf duysent Rijcksdaelders in Haver, oft andere behoeften voor de Troupen, die sijn Edele juyst niet na de rechte valeur, maer vry hooger tot haer Edele Mog. ontlastinge souden ontfanghen oft aennemen. Dat de ghemelte Gecommitteerdens eyndelijck hadden verklaert niet verder als tot twintigh duysent Rijckdaelders gheauthoriseert te zyn, maer in ghevalle de Heer Intendant het mede stelde op de een-en-twintigh om drie ghelijcke payen yder van seven duysent Rijcksdaelders te maecken, dat sy het selve favorabel souden rapporteeren, en ondertusschen sijn Ed. konden verseeckeren,

[pagina 42]
[p. 42]

dat men de grootste onmogelijckheydt ende ongelegentheyt van de werelt sou hebben om die somme uyt te vinden. Dat dan betalinghen van interessen, tractamenten, gagien en andere lasten en schulden souden moeten cesseeren, ende daer door, gelijck sijn Ed. en yder konde oordeelen, de Inwoonders van de Stadt en Provincie in de uyterste armoede vallen. Ende als deselve evenwel bleef staen, op de gemelte dertigh duysent Rijksdaelders, hadden de Gecommitteerdens gheprotesteert, dat die somme alsoo weynigh als tienmael soo veel konde werden opghebracht; ende ingevalle sijn Ed. de Soldaten door de Inwoonders wilde doen onderhouden, daer door de Stadt en Steden seeckerlijck souden verwoesten, dat haer Edele Mog. als onder sijn macht ghestelt zynde, sulcks niet konden beletten, ende met ghedult souden verdraghen, hare Conscientie daer inne gherust stellende, dat sy om de totale ruine van de Ingesetenen te voorkomen, alles hadden gedaen wat van haer plicht was, ende ten dien eynde gepresenteert selfs boven haer vermoghen, ende daer sijn Ed. lieten considereren ende overwegen, hoe soodanige rigoureuse maniere van doen in effecte soo veel als plonderen soude zyn, accorderen sal met de Conditien, die de goetheyt van den Koningh aen de Provincie heeft believen toe te staen, en oft de glorie ende interessen van sijn Majesteyt wel sullen worden bevordert, als alle de werelt sal sien hoe een Stadt en Provincie, aen de welcke soo groote hoope en verseeckeringe van Gunste en goedertierentheydt van den Koningh is ghegeven, soo jammerlijck wordt mishandelt en ghefouleert. Waer door de Heere Intendant wel een weynigh scheen versacht, maer persisteerde evenwel by sijnen laetsten eysch, en ver-

[pagina 43]
[p. 43]

socht dat de Gecommitteerdens deselve aen haer Edele Mog. souden rapporteeren, ende hem des anderen daeghs voor de middagh, alsoo de Post ten een uur most vertrecken, en by daer mede aen het Hof schryven, de uyterlijcke resolutie van haer Edele Mog. laten toekomen.

Alle het welcke sy Heeren Ghecommitteerdens ghenootsaeckt waren haer Edele Mog. te rapporteeren, waer op rypelijck gedelibereert is, naer ghedane omvrage eenparighlijck goedt ghevonden, te laudeeren en approbeeren de aenbiedinghe by de Heeren op-gedachte Gecommitteerdens ghedaen, en daer by te persisteeren, doch in ghevalle den Heere Intendant sijnen eysch quam te verminderen, tot op vier-en-twintigh duysent Rijcksdaelders als vooren op drie termynen, gheduyrende de maendt October aenstaende te betalen, alsdan om het selve verschil de Burgers en Inwoonders van Stadt en Steden de ghedreyghde Executie, en daer uyt te rysende ellende niet te onderwerpen, werden de voorige Heeren Gedeputeerdens versocht en gheauthoriseert omme daer over den Heere Intendant nader te gaen verspreecken.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Woensdagh, den vijf-en-twintighsten van September, 1672.

Mercurii xxv. Septemb. 1672.

 

HEbben de Heeren van Dijck-veldt, en andere Ga naar margenoot+ haer Edele Mog. desen aengaende Gecommitteerdens naerder gerapporteert, dat haer Ed. achtervolgens haer Edele Mog. Commissie

[pagina 44]
[p. 44]

van 's daeghs te vooren, noch ten selvigen dagen den Heere Intendant hadden wesen begroeten, over des selfs eysch tot onderhoudt der Militie, meermalen ten Prothocolle vermelt, ende dat, naer veele ghewisselde instantien, den Heere Intendant met haer Ed. noopende de resteerende differentiale poincten, genoeghsaem was overkomen, en dat den Heere Intendant hadde aenghenomen een concept van het versproockene te doen ontwerpen, en haer Heeren Ghecommitteerdens te laten toe komen, om haer Edele Mog. voorgedragen te werden, ghelijck sy Heeren het selve concept oock den huydigen dagh hadden ontfanghen, het welcke ter Vergaderinge by haer ghe-exhibeert, ghelesen en ghe-examineert zynde, sijn daerinne eenighe remarques, in gevolge van 't gherapporteerde, gedaen, en de voorige Heeren Gecommitteerde versocht omme het selve alsoo ghedresseert, aen den Heere Intendant te presenteeren, omme in dier voegen gheslooten, ghearresteert en ten wederzijden gheteeckent te werden. En zijn ghedachte Heeren versocht omme by die ghelegentheyt te versoecken dat, dewijl haer Edele Mog omme te vinden de beloofde vijf-en-twintigh duysent Rijcksdaelders, mede ghenoodtsaeckt sullen wesen daer toe een geproportioneerde somme te doen betalen, by ofte van wegens de gene, die van hier elders zyn gevlucht, en andere daer toe applicable redenen, de Executie van het Placcaet by sijn Alder-Christelijckste Majesteyt, houdende indaginge van alle de voorschreven ghevluchte, voor als nochmaels blyven ghesurgeert en in state ghehouden.

[pagina 45]
[p. 45]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Donderdagh, den seven-en-twintighsten van September, 1672.

Ga naar margenoot+DE Heer van Dijckveldt, en de andere Heeren Ghedeputeerdens van hun Edele Mog. hier toe ghecommitteert, hebben gerapporteert dat sy, volgens de Resolutie van hun Edele Mog. in de voorgaende dagh ghenomen, met de Heer Intendant waren verdraghen, en dat sy met hem schriftelijck ghestelt en gheteeckent hadden het Project, ghelijck het hier inghestelt is.

 

Op heden den vijfden van October, 1672:

 

Myn Heer Robert, Raedts-heer van de Koningh, en Intendant van de Policie, belooft aen de geseyde Staten, dat de Soldaten en Ruyters, die ingelegert zyn, het sy in de Stadt en Voor-steden van Uytrecht, het zy in de andere Steden, of plaetsen, onder het gheseyde Landtschap behorende, geensints tot belastingh der Steden en Inwoonders sullen wesen, dan alleenlijck voor soo veel de versorgingh van Bedt, Vuyr en Licht aengaet, en Soldy van des Koninghs penningen sullen ontfangen.

Dat de Inwoonders niet ghehouden sullen zyn eenige spyse of dranck aen de Soldaten te verschaffen.

Dat de genen, die hun Huys-waerden, of hun Huys-waerdinnen eenigh ongemack aendoen, om hen te dwinghen tot hen te spysen en te voeden, strenghelijck ghestraft sullen worden.

[pagina 46]
[p. 46]

Dat sy niet verplicht sullen wesen eenighe somme geldt, groot of kleyn, aen wie 't oock is, Soldaten, Officieren, of aen anderen te betalen.

Dat hy geven sal alle mogelijcke ordres, en die vereyscht sullen zyn tot de weeroprichtingh van alle de ghewoone rechten van de Stadt, van het Landtschap Uytrecht, en van des selfs Steden, en aenkleven van dien.

Dat al het gheen, het welck van de gheseyde gewoone rechten gelicht en ontfangen sal worden, sal staen ter dispositie der geseyde Heeren Staten, dewelcke hen sullen moghen doen ontfangen en vergaderen in dier voegen, als sy het best sullen achten.

Dat niemandt, van wat staet en conditie hy oock mach wesen, het sy Soldaten, Officieren, of anderen, van eenigen der gheseyde gewoone rechten uytghesondert sal zyn, dan alleenlijck des Koninghs graen, 't welck van het recht van 't Gemael vry sal wesen.

En oock op Voor-waerden dat de gheseyde Heeren Staten maecken sullen dat daer goedt kleyn Bier voor de Soldaten te koop is.

En eyndelijck dat, ten op-sicht der maenden van Augustus en September, voor de welcken de Heer Robert een eysch had laten doen, daer af de gheseyde Staten niet betaelt hebben, hier af tegenwoordighlijck niet gesproocken sal worden, om aen hen tyt te geven van de antwoort op de vertooningen te verwachten, die sy aen het Hof sullen doen.

En de gheseyde Staten belooven en verbinden sich dat sy, gheduyrende de teghenwoordighe maendt van October, in des Koninghs kiste sullen betalen de somme van vijf-en-twintigh duysent kroonen, op de verseeckeringh, die door

[pagina 47]
[p. 47]

de gheseyde Heer Robert aen hen is ghegeven, dat hy sijn best sal doen om by de Koningh aengenaem te maecken, dat voor het verleden niets van hen ghe-eyscht sal worden, en dat'er voor de gheseyde vijf-en-twintigh duysent niet meer dan een-en-twintigh duysent voor de teghenwoordige maendt van October sullen wesen, en dat de andere vier duysent kroonen, hoewel in de teghenwoordighe maendt betaelt, aen hen tot betalingh op 't gheen sullen strecken, dat hen voor de volgende maenden afge-eyscht sou konnen worden.

Volgens het welck de gheseyde Heeren Staten belooven te betalen acht duysent kroonen gereedt, noch acht duysent kroonen op den vijftienden van de toekomende maendt, en de leste negen duysent kroonen, die de gheseyde somme van vijf-en-twintigh duysent kroonen sullen volmaecken, op den vijf-en-twintighesten van dese maendt precys, en sonder eenigh uytstel.

De gheseyde Heeren Staten belooven noch daer-en-boven, op hun kosten, en tot hun lasten, te betalen twaelf hondert schepel Haver, die alree voor de Troupen verteert zyn, sonder betaelt te wesen, en noch acht hondert schepel Haver op hun kosten voor de Paerden, Convoyen en Ruyters te betalen, die gecommandeert zyn.

En wat de Voeragie aengaet, de gheseyde Heeren Staten sich niet verplichten konnende, tot de selfde in de Stadt te doen brenghen, soo uyt oorsaeck van dat'er Schuyten en Wagenen ontbreken, als om dat het langh verblyf van sulck een machtigh heyr groote wan-ordeningh in het Landt heeft veroorsaeckt; sy laeten aen mijn Heeren de Generaels de dispositie van 't gheen te doen, dat ten dienst van de Koningh nodigh

[pagina 48]
[p. 48]

sal wesen, verhoopende dat sy soo goede ordeningh in de saecken sullen stellen, dat dit met de minste schade voor het Landt, die mogelijck is, gedaen sal worden.

De gheseyde Heer Robert van weghen de Koningh, en de gheseyde Heeren Staten zyn van weêr-zijden in al dit voorverhaelde verdraghen, doch alleenlijck voor de tegenwoordige maendt van October, sonder dat men dit van weêr-zyden in ghevolgh voor de volgende maenden sal konnen trecken. Hier af twee gemaeckt ten dage en jare als vooren. Was gheteeckent Robert.

Gelijck men oock goet ghevonden heeft aen de gheseyde Intendant te versoecken de volgende acte te willen teeckenen, en de ordeningh, die men sich daer af belooft, te doen onderhouden.

Louïs Robert, Raedts-heer van de Koningh in sijn Raden, Intendant van de Iustitie, Policie en Finantien, in alle de plaetsen en Landen, nieuwlijcks door sijn Majesteyt op de Hollanders verovert.

Ga naar margenoot+OP de Remonstrantie, die aen ons gedaen is, dat veel personen, onder verscheyden pretexten, de ghewoone imposten en Schattingen der Steden en des Landts van Uytrecht fraudeerden, in dier voegen, dat de ontfanghst der geseyde Schattingen seer weynigh bedraegt, het welck seer nadeeligh en schadelijck is voor de ghemeene welstant, en voor de intentie des Koninghs, en dewijl het van seer groot ghewicht is de voortgangh van een ghelijck misbruyck te stuyten, soo sal van heden af, van dese dagh te

[pagina 49]
[p. 49]

beginnen, geregelt en vast ghestelt zyn dat geen personen, van welcke hoedanigheyt en staet sy oock moghen wesen, 't sy Soldaten, Ruyters, Officieren, of anderen, vry sullen zyn van de gewoone schattinghen en impositien te betalen, die in de Steden van dit Landtschap ghelicht worden: Verbiedende wel expresselijck aen alle de genen, dien dit sal aengaen, eenige directe of indirecte middelen aen te wenden, om de gheseyde schattingen en impositien te fraudeeren, op verbeurte van confiscatie voor de genen, die bevonden worden daer tegen te doen, wel verstaende dat de Heeren Staten, Burgermeesters en Schepenen bevorderen sullen dat men goedt kleyn Bier voor een goede en redelijcke prys, tot ghebruyck der Soldaten, verkoopt. Gedaen t'Uytrecht, den sevenden van October, 1672. geteeckent Robert.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Maendagh, den sevenden van October, 1672.

DE Heeren Ghedeputeerden van de stadt Uytrecht, hebbende, in gevolg van de Resolutie van Saturdagh lestleden, aen de Vergaderingh openingh ghedaen van wegen de consideratien en gevoelens, van myn Heer hun Committenten; Ga naar margenoot+ soo heeft men de volgende puncten gearresteert en besloten, om tot instructie aen de geen te dienen, die van wegen dit Landtschap aen sijn Majesteyt van Vranckrijck ghesonden sal worden.

1.Om ontlast te zyn van de contributien tot de subsistentie der troupen van sijn Majesteyt,
[pagina 50]
[p. 50]
die in de Stadt, in de Steden, en in 't Landtschap van Uytrecht zyn.
2.Om te versoecken dat aen de Burgers en Inwoonders veroorloft zy sich elders te vertrecken, soo sy 't goet vinden.
3.Om te versoecken schorssingh van d'uytvoeringh van 't Placcaet, door het welck de Inwoonders van dit Landtschap, die wech ghetrocken zyn, ghedwonghen worden om weder te keren.
4.Om te versoecken dat de Artijculen, die het sijn Majesteyt belieft heeft aen dit Lantschap toe te staen, toen het ingenomen wierdt, bestiptelijck, naer hun forme en inhoudt, gheexecuteert mogen worden.
5.Dat de Burgers der Steden, en de bewoonders van 't platte landt van dit Landtschap geen andere Judicature en Rechtsspraeck onderworpen mogen zyn, dan die van 't Provinciael Hof, en der andere ghewoone Rechters, volghens de ghewoonte, en sonder eenighe verminderingh.
6.Dat de oeffeningh van de Gereformeerde Godts-dienst in de Kercken der Steden en Dorpen van dit Landtschap in staet mach blyven.
7.Om te ondersoecken of de verhinderingh, die men bybrenght in de oeffeningh van de Gereformeerde Godts-dienst in de Kerck, die men de Dom noemt, in dese stadt Uytrecht, en oock of de oeffeningh van de Roomsche Catholijcke Godts-dienst daer in door het bevel, of door de ooghluyckingh van sijn Majesteyt gheschiedt.

En de selfde Heeren, die op Saterdagh lestleden ghedeputeert wierden, om een Instructie op de gheseyde puncten voor de gheen te formeeren, die afgevaerdight sal worden, en, die

[pagina 51]
[p. 51]

men in d'acten van die dagh ghenoemt vindt, worden hier toe versocht.

En men heeft goet ghevonden hier toe te versoecken, en te deputeeren Jan Louis Godyn, Heer van Maerssenbroeck, als ghedeputeerde Commissaris aen de Koningh van Vranckrijck en Navarre, van weghen het Landtschap Uytrecht.

Aen de Vergaderingh gherapporteert zijnde dat de Commandant van Woerden, d'Inwoonders van Cattenbroeck, in 't landt van Montfoort, af eyscht seeckere Somme, tot afkoopingh van de plonderingh, recht strydigh tegen 't verdragh, dat met mijn Heer d'Intendant gemaeckt is; gelijck oock dat hy meer volcks eyscht, dan'er waerlijck is, om t'arbeyden in 't landt om te spitten, en dat hy, soo hy hen niet opbrenght, de burght tot asch sal maecken; hier op ghedelibereert zynde, soo heeft men de Schepen Veldthuysen versocht en ghedeputeert, om dit voorverhaelde aen mijn Heer de Intendant van sijn Majesteyt te gaen vertoonen, en te versoecken dat'er bevel ghegeven mach worden, 't welck noodtsakelijck is om dese moeyenissen te doen ophouden, &c.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Lantschap van Uytrecht; op Woensdagh, den negenden van October, 1672.

DE Heeren Gedeputeerden van hun Edele Mog. om 't project van een instructie, en d'andere noodige depesches voor de Heer van Maerssenbroeck te maecken, volgens hun resolutien van de vijfde en sevende van dese

[pagina 52]
[p. 52]

maendt, hun rapport aen de Vergaderingh gedaen hebbende; soo heeft men, na deliberatie, voor de Heer van Maerssenbroeck, ghedeputeert Commissaris van wegen hun Edele Mog. aen de Koningh, en aen 't Hof van Vranckrijck, de volgende depesches ghearresteert, en beslooten.

Instructie voor de Heer Jan Louïs Godyn, Heer van Maerssenbroeck, Gedeputeerde van wegen de Staten van 't Landtschap Uytrecht aen sijn Koninghlijcke Majesteyt, Louis de XIV. Koningh van Vranckrijck en van Navarre, &c.

DE Heer van Maerssenbroeck sal sich soo spoedigh, als hem mogelijck sal zyn, op de reys begeven, en de kortste en bequaemste wegh kiesen, om naer 't Hof van Vranckrijck te trecken. En hy sal, als hy daer gekomen is, geen tydt verliesen, maer trachten door minnelijcke middelen acces en toegangh te bekomen by mijn Heeren de bedienaers, en by ghevolgh by de Koningh.

Ga naar margenoot+

1. Hy sal, door een deductie, alle de besonderheden van belangh begrypende, de teghenwoordighe staet van dit Landtschap vertoonen. Hoe het selfde in alle sijn deelen soo ellendighlijck is bedorven, dat het onmoghelijck is eenighe boven ghewoone impositien, of belastingen te betalen. Dat, dewijl het platte Lant gantschelijck verwoest is, men niet de gewoone belastingen en schattingen daer af kan trecken. Dat men 'er gheheel niets af kan trecken; gelijck oock niet van de kleyne Steden, en seer weynigh van de stadt Uytrecht. In voeghen dat het Landtschap nauwelijcks in

[pagina 53]
[p. 53]

sijn inkomsten soo veel kan vinden, dat het de kosten kan verschaffen, die het dagelijcks moet doen voor de Wacht-huysen, voor het Vuyr en Licht, voor de Schildt-wachts-huysjes, en voor de andere dinghen, die de besettingh niet kan missen: soo verre is het van daer dat 'er middelen souden zyn om de gewoone kosten tot d'onderhoudingh en reparatie der ghemeene wercken, en de gagien der gener, die in hun dienst zyn, te betalen.

Dat, hoewel de Koningh de goetheydt heeft gehadt van te belooven dat d'Interesten der principale sommen, die van 't Landtschap opghenomen zyn, betaelt souden worden, men echter niet een stuyver daer toe sal vinden. Dat d'Inwoonders, die niets van hun Landen trecken, om dat het Veldt gheheel bedorven is, en dewijl sy oock gheen renten en inkomsten hebben, geen kosten konnen doen: invoeghen dat 'er van dach tot dach meer en meer sullen zyn, die de belastinghen niet sullen konnen betalen, dewelcken van de goederen gegeven worden.

Hy sal oock vertoonen dat door d'openingh, die in de Leckdijck ghemaeckt is, alle de Weyden, en een groot deel der Bouwlanden, dat is het grootste en beste deel van 't Landtschap, ondergeloopen zyn. Dat mijn Heeren de Hertogh van Luxenburgh en d'Intendant daer af wel bericht zyn gheweest door de Directeurs van de Dyck, eer men hem deurghesteecken heeft. Maer of sy hebben 't niet willen ghelooven, of sy hebben gheoordeelt dat, niet tegenstaende dit alles, de dienst des Koninghs vereyschte dat sulcks ghedaen sou worden. Daer uyt sonder tegenspreecken volght dat het gantsch onmoghelijck is dat men, soo langh het Landtschap in de staet sal zyn, of blyven, daer in het teghenwoordigh

[pagina 54]
[p. 54]

staet, yets, wat het oock is, tot ontfanghst van de Koningh, of tot onderhoudingh van sijn troupen opbrenght.

Dat, in gheval men tot de Heer van Maerssenbroeck seght, dat d'Inwoonders, in plaets van geldt te geven, de krijghs-lieden sullen konnen onderhouden, hy verseeckeren, en door onwederleggelijcke redenen toonen sal, dat sy, uyt oorsaeck van d'armoede der Inwoonders, sulcks niet souden konnen verschaffen, dan voor seer weynigh dagen: invoegen dat dit oorsaeck sou zyn van dat de Stadt en d'andere Steden onghetwijffelt uytgheplondert, door het vuyr vernielt, en door het bloedt verdelght souden worden.

2. Dat dewijl, uyt oorsaeck van 't gebuyrschap der stadt Amsterdam, en van 't Landtschap Hollandt, ghelijck oock om veel andere redenen, consideratien en gelegentheden, een groot ghetal van persoonen van tydt tot tydt in dit Landtschap, of in de Steden, daer uyt het bestaet, is komen woonen die hun goederen, of in 't gheheel, of ten deel, of in Hollandt, of in d'andere ghebuyrighe Landtschappen hebben, of die 'er door andere engagementen en verbintenissen gheinteresseert zyn; dat hy, om de voorghedachte redenen, en om anderen, die hy sal konnen bedencken, trachten sal van de Koningh te verwerven dat aen de Inwoonders van dit Landtschap veroorloft mach worden, elders te gaen woonen, voor een tydt, die hen daer toe bepaelt sal worden, hun goederen te verkoopen, en d'inkomsten daer af te vervoeren.

3. Gelijck oock dat, om de voorghedachte redenen, en noch om dat de genen, die uyt dit Landtschap zyn vertrocken, het kostelijck-

[pagina 55]
[p. 55]

ste dat sy hadden, of in het gheheel, of ten deel, wech gevoert hebben, en dat de Staten Generael der Vereenighde Nederlanden, ghelijck oock sijn Hoogheyt, mijn Heer de Prins van Oranjen, niet toelaet dat yemandt, wie het oock is, van wat staet of hoeanigheydt hy oock mach wesen, uyt hun Landtschappen weêr herwaerts koomt; soo verre is 't van daer dat sy aen hen toelaten hun goederen weêr herwaerts te voeren, en dewijl zy oock, by maniere van represalien, een Placcaet hebben doen afkondighen, door 't welck sy oock verbodt daer teghen doen, en bevelen dat alle de genen, die goederen in de geseyde Landtschappen besitten, voor 't eynde van de maent October weêr derwaerts hebben te keeren, op verbeurte van confiscatie van hun goederen, dat hun Huysen gheraseert, en sy uyt hun staet ghestelt sullen worden, en onder andere straffen: dat men, segh ick, van de Koningh ootmoedighlijck sal versoecken, dat het hem believen sal d'executie van het Placcaet, de seste van September lestleden tegen de genen afghekondight, die uyt het Landtschap zyn geweecken, te doen schorssen.

4. Hy sal oock van de Koningh ootmoedighlijck versoecken dat hy niet belieft toe te laten dat de puncten, die sijn Majesteyt, volghens sijn goetheydt, belieft heeft aen dit Landtschap toe te staen, door sijn Officieren en Bedienaers ghebroocken of geschonden worden.

5. Dat men, dewijl het sijn Majesteyt belieft heeft te beloven, dat d'oeffeningh van de Ghereformeerde Godts-dienst, gelijck sy tegenwoordighlijck gheleert wordt, d'Universiteyt en de Scholen gheconserveert worden, aen de Gereformeerden de Kercken in de kleyne Steden, en in de Dor-

[pagina 56]
[p. 56]

pen, daer niet meer dan een is, sal laten: ghelijck oock dat men om de selfde reden aen d'Inwoonders van Rhenen, daer niet meer dan twaelf of dertien Catholijcke huys-ghesinnen zyn, de Kerck, die men hen afgenomen heeft, aen hen sal herstellen, om dat 'er niet meer dan een is.

6. En dewijl men verstaen heeft dat men de besittingh van de Domkerck te Uytrecht, en van de groote Kerck t'Amersfoort aenghetast heeft, sonder bevel, ja selfs sonder bewilligingh des Koninghs, soo sal hy, van dit stuck spreeckende, trachten te vernemen of 'er eenige hoop van goede uytgangh sou zijn, in gheval men aen sijn Majesteyt ootmoedighlijck deê versoecken dat de gheseyde Kercken aen de Ghereformeerden herstelt mochten worden, en dat men, in des selfs plaets, een ander Kerck in yder van dese twee Steden aen de Catholijcken gaf.

7. Gelijck oock dat hy sal klagen, en reparatie en vergoedingh van de schade van 't Vee eysschen, dat uyt de Weyden is ghenomen, en van de andere goederen, die uyt de Dorpen genomen, en wech ghevoert zyn, volghens het register, dat daer af ghemaeckt is, dewijl het den Koningh belieft heeft te beloven, dat het Landtschap, de Stadt en Steden de plonderingh niet onderworpen sullen wesen, noch verplicht zyn de selfde af te kopen. Ghelijck men oock veel Dorpen en Inwoonders ghedwongen heeft sich te rantsoeneren; en men heeft hen merckelijcke sommen afgedwongen.

8. En dewijl het oock aen de Koningh heeft belieft toe te staen, dat het Gouvernement van het Landtschap, ghelijck het teghenwoordighlijck bestaet, in de selfde forme, en aen de selfde perso-

[pagina 57]
[p. 57]

nen sou blyven, aen de welcken het heden is, en dat de voor-rechten en rechten der drie Leden van de staet, Stadt en steden van Uytrecht in hun gheheel souden blyven, en dat van alle tyden af, als een onverbreeckelijcke Wet en ordeningh, gheordonneert en ghebruyckt is dat, in gheval van ghemeene misdaden, de Soldaten en krijghslieden door de Rechter van 't Landtschap, van de Stadt, of van de Steden gheoordeelt souden worden; maer dat men noyt ghesien heeft dat de Burgers, die gheen Soldaten zyn, en die als soodanigh geen eedt ghedaen hebben, verplicht hebben gheweest voor 't recht in de Krijghsraedt te verschynen, om daer gheoordeelt te worden: dat hy dieshalven van des Koninghs goetheydt sal trachten te verwerven dat de Burgers en Inwoonders van de Stadt, Steden, en van 't Landtschap, tot eenigh misdrijf vervallende, of aengeklaeght zynde, niet aengeklaegt sullen worden, noch voor 't recht te staen, als voor de ghewoone rechter, dat is voor de Schepenen van de Stadt, of der Dorpen, of anders voor 't Hof van de Justitie in 't Landtschap.

9. De Heer van Maerssenbroeck sal oock trachten te vernemen of men heeft te verhopen dat de beloften, die de Marckgraef van Louvois op des Koninghs woordt ghedaen heeft, op't versoeck der Staten van 't Landtschap van Uytrecht, dat de vijf Capittelen der Kanonicken, de Teutonische Ordeningh, en d'andere Kerckelijcke beneficien in hun gheheel sullen blyven, gelijck sy tegenwoordigh zyn, en dat alle de geseyde beneficien aen de tegenwoordige besitters geconserveert sullen worden: dat d'alienatien en verminderingen der Kerckelijcke goederen, tot aen dese tydt gedaen, voor bondigh en van waerden gehouden sullen worden; Van 't welck, om seeckere consideratien,

[pagina 58]
[p. 58]

sijn Majesteyt gheen schriftelijcke acte aen de Edele en Mogende Heeren kon toestaen, ghelijck sy toen versochten, doch hen echter deê verseeckeren, dat hy hen niet sou aenraecken, maer alles in staet, en in zyn gheheel sou laten, ghelijck het was: of men, segh ick, te verhoopen heeft dat dit in een schriftelijcke verseeckeringh sal veranderen, of dat men een krachtiger verplichtingh daer uyt kan trecken.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap Uytrecht; op Vrydagh, den elfden van October, 1672.

MEn heeft een brief van mijn Heer de Marckgraef van Louvois gelesen, gheschreven te Versailles, op den vijfden van October, nieuwe Stijl, in dese woorden.

 

MYN HEEREN,

 

Ga naar margenoot+Ick heb uw brief van den drie-en-twintighsten van de verleden Maendt ontfangen, door de welck ick alle de redenen heb gesien, die ghy vertoont, om bekent te maecken dat de Stadt en 't Landtschap van Uytrecht niet in staet zyn om d'eysch, die mijn Heer Robert op u doet, te voldoen. Ick kan wel lichtelijk oordeelen dat ghy 't niet kont doen, dan met seer groote kommer: Maer dewijl de noodt geen wetten heeft, en de heyren des Koninghs bestaen moeten, soo moet ghy met de geseyde Heer Robert over 't geen verdragen, dat ghy op te brengen sult hebben. Anders is 't niet mogelijck, of ghy sult in een seer groote desolatie vervallen, &c.

Hier op wierdt niets geresolveert.

[pagina 59]
[p. 59]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Lantschap van Uytrecht; op Sondagh, den twintighsten van October, 1672.

DE Heeren Burgemeesteren van de Stadt Ga naar margenoot+ Uytrecht gherapporteert hebbende dat door aengeplackte Biljetten van weghen de Koningh van Vranckrijck, geordonneert en bevolen heeft geweest dat de Magistraten, Baljuwen, Ontfangers en anderen, in 't eynde van de tegenwoordige maent October, nieuwe Stijl, souden hebben te doen aenteeckenen alle de goederen der Inwoonders van dit Landtschap, die elders zyn vertrocken, en die sich teghenwoordighlijck in het ghebiedt van de Staet der Vereenighde Nederlanden onthouden: soo heeft men nae deliberatie goet ghevonden de Heeren Schade, van Wulven, de Burgermeester van der Voort, en de Schepen Veldthuysen te versoecken, en te deputeeren, om d'onmogelijckheydt daer af aen d'Intendant te vertoonen, en om hem te bidden de Magistraten en de Ministers van dit Landtschap te ontslaen van d'inhoudt van de geseyde Declaratie.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van't Landtschap van Uytrecht; op Dinghsdagh, den twee-en-twintighsten van October, 1672.

MYn Heer Schade, en mijn Heeren de andere Ga naar margenoot+ Gedeputeerden van hun Edele Mog. die uyt kracht van de resolutie en commissie van

[pagina 60]
[p. 60]

den twintighsten van dese maendt, versocht en ghedeputeert hebben gheweeset, om aen mijn Heer d'Intendant te vertoonen de onmoghelijckheyt van de Declaratie uyt te voeren, die teghen de genen afgekondight is, de welcken uyt het Landtschap zyn getrocken, en sich tegenwoordighlijck in de Staet der Vereenighde Nederlanden onthouden, hoewel sy Inwoonders van dit Landtschap zyn; hebben aen de Vergaderingh gerapporteert, dat mijn Heer d'Intendant wel eenighsints hun redenen had goet gekeurt, en geseght dat het oock sijn meening niet was hen te verstricken, en t'overvallen, soo men aen hem verseeckeringh deê van dat sy ter goeder trouwe daer in souden handelen: doch wat het overige aengaet, dat de wil van sijn Majesteyt uytgevoert moet worden.

Op 't welck niets is besloten.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Maendagh, den elfden van November, 1672.

VOor ghestelt zijnde dat 'er, sedert het vertreck van de Heer van Maerssenbroeck, veel nieuwe puncten zijn voorgevallen, daer over dit Landtschap stoffe van te klagen heeft, uyt oorsaeck van de andere excessen, door de troupen van sijn Majesteyt bedreven, soo is, na deliberatie, aen de Secretaris bevolen hen schriftelijck te stellen in een brief, die aen de gheseyde Heer van Maerssenbroeck naer Parys ghesonden sal worden, en de Heeren Gedeputeerden zyn gheauthoriseert geweest om dese brief over te sien, en besluyt daer op te nemen,

[pagina 61]
[p. 61]

het welck in de volgende dagh gedaen sijnde, so is de gheseyde brief in dese woorden gedepescheert.

Sedert ghy vertrocken sijt, sijn'er noch veel Ga naar margenoot+ dingen gebeurt, van de welcke wy stoffe om te klagen hebben, en die wy u, door dese teghenwoordige, deelachtigh maken.

Voor eerst, men voert de Ceremonien der Roomsche Katholijcken in, selfs buyten d'omkringh van de Dom, en over straet, tot groote erghernis van de Gereformeerde Godsdienst: gelijck onder andere de begraffenissen oock gedaen worden met fackels, met klederen, al singende met alle de ceremonien, met de welcken de Papisten hen gemeenelijck doen. Gelijck oock op Saterdagh lestleeden de 9/29 van dese maent, de Hostie niet alleenlijck in 't openbaer over de straet wierd gedragen; maer men heeft oock Burgers, Professie van de Ghereformeerde Godsdienst doende, die sich op straet bevonden, willen dwinghen neder te knielen, en daer aen die dienst te bewysen, de welcken de Roomsche Catholijcken daer aen betoonen.

2. Wy hebben niet alleenlijck ghedwongen geweest alle dagen de plonderingh van by na alle onse Dorpen te sien, teghen d'inhoudt van het vijfde der Artijckelen, die 't sijn Majesteyt belieft heeft aen dit Landtschap toe te staen, toen hy't in besettingh genomen heeft: maer wy hebben oock de Dorpen van Overmeer, Abkoude en Baenbrugge doen in brandt steken, die van de grootsten waren, gelijck oock van 't ghetal der gener, die 't meest aen 't Landtschap opbrachten, en hoewel wy ons niet willen bemoeyen met de redenen t'ondersoecken, die d'Officieren der troupen van sijn Majesteyt verplicht konnen hebben sulcks aen te vanghen, sonder

[pagina 62]
[p. 62]

het aen ons bekent te maecken, soo vinden wy ons echter ghenoodtsaeckt de klachten van de ellende, die d'Inwoonders van dit Landtschap lyden, voor sijn Majesteyt te vertoonen, te meer om dat wy ons daer door meer en meer tot d'uytterste ellende gebracht bevinden.

3. Mijn Heer d'Intendant had aen ons belooft door het contract, op den vierden van October gemaeckt, dat niemandt, van wat staet of hoedanigheydt hy oock sou mogen wesen, 't sy Soldaten, Officieren of anderen, uytgesondert sou zyn van eenigen der ghewoone schattingen, uytgesondert des Koninghs graen alleen, dat van alle belastinghen van ghemael, &c. vry sou wesen. En hoewel men, tot uytvoeringh en vervullingh van dit voorverhaelde, over al noodige advertissementen heeft doen af kondigen, op dat men sich niet op onkunde sou konnen beroepen, so konnen wy echter tot noch toe niet de uytwerckselen der gheseyde conditien ghenieten, uyt oorsaeck van de gheweldige tegenstant, die d'Officieren en Soldaten dagelijcks daer teghen doen, schoon mijn Heer d'Intendant schriftelijck aen ons heeft belooft dat hy 'er de machtige handt aen sou houden.

4. Het selfde Contract brenght oock mede, dat hy alle nootsakelijke en vereyschte ordeningen sal geven tot de wederoprechtingh van alle de gewoone rechten van de Stadt, en van 't Landtschap van Uytrecht, en van de steden, die daer toe behooren. Dat al 't geen, 't welck gegeven en ontfangen sal worden, staen sal ter dispositie van de geseyde Heeren Staten, de welcken het sullen mogen doen ontfangen en vergaderen op sodanige wijse, als sy best sullen oordeelen. Men neemt echter, dit niet teghenstaende, in de selfde steden, de vierde, en de tiende penningh, of daer omtrent van

[pagina 63]
[p. 63]

de waerde der goederen, die uytghevoert worden: invoeghen dat d'Inwoonders sich gantschelijck berooft bevinden, niet alleenlijck van de middel om de schattingen te betalen, maer oock van die om self te bestaen, en te leven, om dat de weynige koophandel, die noch overigh was, daer dese middel geheellijk word bedorven.

5. Wyders, hoewel mijn Heer d'Intendant positivelijck belooft heeft dat hy, midts de betalingh van de geseyde sommen, alle de besondere contributien en belastingen sou doen ophouden, ghelijck uyt de formele woorden van 't geseyde Contract blijckt, soo vinden wy ons echter, tot ons groot leetwesen, genootsaeckt te klaghen dat men, onder verscheyden pretexten, niet nalaet dagelijcks veel Dorpen van ons Landtschap te parssen tot te contribueren aen de Commandanten van Woerden, van Amersfoort, Montfoort, Wijck en aen veel andere Commissarissen.

6. Wy hebben een soo veel te grooter pogingh gedaen, als wy meenden dat d'Inwoonders d'inhoudt van 't gheseyde verdragh souden genieten, soo veel de versorgingh van de spijse voor de Soldaten en Officiers in de Wijcken aengaet, daer in sy ghehuys-vest zyn. Maer hoewel mijn Heer de Hertogh van Luxenburgh seer uytgedruckte en scherpe defensien daer tegen heeft doen afkondigen, van de welcken wy u de copye hier neffens senden; soo bevinden wy nochtans dat'er weynigh Officiers en Soldaten sijn, die men kan verplichten sich binnen de palen van dit verbod te houden, van 't welck wy niet alleenlijck alle dagen droevige klachten hooren, maer wy sien oock dat d'Inwoonders daerom hun huysen verlaten.

[pagina 64]
[p. 64]

Wy hebben goet gevonden dese klachten door u te doen vertoonen, gelijck sy verdienen, en gelijck de vereysschingh sal mede brenghen, beneffens de geen, die in uw instructie aen sijn Majesteyt, en aen sijn Hof sijn begrepen.

P.S. Wy verstaen soo terstondt, dat d'openingh van de Leckdijck, die met kennis van mijn Heer de Hertogh van Luxenburgh, en van mijn Heer d'Intendant Robert gestopt heeft geweest, weer geopent is; invoeghen dat men daer door niet alleenlijck voort het beste deel van 't Landtschap vernielt; maer oock dat men, soo men in dese tijdt de gedachten Dijck weder opent, dese openingh niet weer sal konnen stoppen en dicht maken, dan met overmatige kosten.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydagh, de twee-en-twintighste van November, 1672.

Ga naar margenoot+DE Heeren, door mijn Heeren de gewoone Gedeputeerden de .... van dese maent versocht en gecommitteert, hebben aen de vergaderingh gerapporteert, dat sy uyt mijn Heer d'Intendant de misnoegingh hadden verstaen, die hy hier uyt had ghenomen, dat hun Edele Mog. de leste paey van de somme niet hadden betaelt, daer toe sy sich hadden verbonden volghens het verdrach, de vierde van October ghemaeckt: Dat, behalven de gheseyde Somme, de gheseyde Intendant noch ghe-eyscht had dertigh duysent Rijcksdaelders voor de maent van November, ghelijck oock sestien hondert Bedden voor de kryghs-lieden, die in de Voor-steden

[pagina 65]
[p. 65]

gehuys-vest, met een groote meenighte van Kasacken voor de Schildt-wachten, en dat sijn voorwendingh was dat men dit alles binnen de tydt van vijf-en-twintigh uuren sou opbrenghen; versellende sijnen eysch met dreyginghen van strenge executie, by gebreck van nakomingh: en daer by dat men aen mijn Heer d'Intendant seer quade indruckingen tegen hun Edele Mog. had gegeven. Hier op gedelibereert zijnde, is goet gevonden door de tegenwoordigen te versoecken, en te deputeeren de Heeren van Dijckvelt, van Wulven, en de Burgermeester van der Voort, om dit voorverhaelde aen mijn Heer de Gouverneur Stouppa te vertoonen, en hem te bidden dat het hem belieft zyn tusschen-spraeck, en sijn goede diensten by de gheseyde Heer Intendant te willen ghebruycken, om hem alle quade indruckingen te benemen, die men hem teghen hun Edele Mog. ghegeven sou konnen hebben. Ghelijck 'er oock goedt ghevonden is tegenwoordighlijck de Secretaris te committeeren, om aen mijn Heer d'Intendant bekent te maecken, dat hun Edele Mog. sullen trachten te maecken dat de gheseyde leste termyn noch in dese namiddagh, of ten langhsten morgen uchtent betaelt sal worden. Dat men alleenlijck de wederkeeringh van de gheseyde Intendant had te verwachten, om in sijn tegenwoordigheydt met soo veel te meer vigeur het advertissement van den twintighsten October lestleden, ter executie teghen de genen te konnen stellen, die door boosheydt of door ongelegentheyt ghebreckelijck zyn in de Sommen te betalen, die op de Huysen zyn geset.

[pagina 66]
[p. 66]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Donderdagh, den acht-en-twintighsten van November, 1672.

Jovis xxviii. Novemb. 1672.

 

Ga naar margenoot+RApporteerden de Heeren van Dijckveldt, van Sandenburgh ende vander Voort, aen den Heer Intendant te hebben voorgedragen, dat haer Edele Mog. met droefheydt en ontsteltenisse verstaen hebbende, dat sijn Ed. niet tegenstaende alle de redenen en motiven aen hem in voorighe aenspraecke te ghemoet ghevoert, noch was persisterende by sijnen naderen eysch, eenighe sessien aen den anderen daer over hadden gehadt, seer perplexe ende bekommerlijcke deliberatien, ende eydelijck om, indien het doenlijck, ende soo veel in haer is te voorkomen de totale ruine van de Stadt ende Provincie van Uytrecht, geresolveert een uytterste effort tot het by een brenghen van eenighe Penninghen te doen, ende ten dien eynde de goede Gemeynten te vergen om gelijck deselve tot uytvindinge van de somme geldts by het eerste redimeeren van sijn demandes belooft, twee jaren Huys-geldt hadden moeten avanceren, nu wederom soo veel als het haerstede-gelt van hare Huysen over twee jaren bedraegt, aenstaende Maendach te betalen, in vertrouwen dat daer uyt, midtsgaders uyt het gene over de Impositien, 't sedert de voorighe voldoeninge, is gecollecteert, vier oft vijf duysent Rijcksdaelders soude konnen worden versamelt, ende dat deselve dan inde naeste weecke aen hem soude konnen worden ghetelt, ende dat haer Edele Mog. verhoopten dat in

[pagina 67]
[p. 67]

middels den Koningh mochte werden ghepermoveert om de goedertierentheydt te hebben, van de geruineerde en arme Ingesetenen van de Provincie, van verdere Contributien voor de troupen te ontheffen.

Dat den Heer Intendant daer op hebbende geantwoort dat die somme veel te geringh was, ende niet in consideratie konde komen, ten ware dat deselve dagelijcks, tot datse dertigh duysent Rijcksdaelders soude uytmaecken, wierde gefourneert. Dat de Provincie tot noch toe behalven het geldt aen den Koningh oft den Marquis de Louvois gegeven, over soo veel maenden, 't sedert verloopen, niet meer als vijf-en-twintigh duysent Rijcksdaelders hadde opghebracht.

Dat de Provincie van Gelderlandt in die tydt vry meer hadde ghecontribueert. Ende dat hy Heere Intendant de soldye voor soo veel troupen most bestellen.

Sy daer op hadden gherepresenteert, dat boven de geroerde vijf-en-twintig duysent Rijcksdaelders, so veel duysenden aen Corps de Guardes, voor Ruyterye en Voet-volck, Stallen, Sentinel-huysen, Haver, Capotten, Bult-sacken, Meubelen en andere Waren te kost geleyt, ende dat alle de wercken ende behoeften, om dat de selve veel tydts soo schielijck ende sonder voorgaende bestecken moeten worden ghemaeckt, ende oock weynigh by desen tyt voorraet van materialen in de Stadt was, ongelooffelijck hoger als wel anders quamen te belopen.

Dat oock daer-en-boven noch veele en considerable contributien van Dorpen en Huysen zijn gegeven.

Daer de Provincie t'eenemael was uytgheplundert en gedevasteert.

[pagina 68]
[p. 68]

Dat de Huys-luyden die noch niet mochten wesen ghevlucht, van alle haer Haef, Beesten en Voeder waren berooft, ende derhalven geen Koorn of Saet te Velde konnen brenghen, daer ter contrarie deselve in de Provincie van Gelderlandt en Over-yssel noch blyven sitten woonen, ende haer Bouweryen waernemen.

Dat soo veel duysent Soldaten in de Stadt en de Voor-steden nu tusschen drie en vier maenden waren ghelogeert gheweest tot soo groote beswaernisse van den Burger, en daer door, mitsgaders door d'andere calamiteyten en onghelegentheden, voor desen gededuceert, het verval en armoede in de selve van tyt tot tyt soodanigh vermeerderden, dat in veertien dagen wel twee hondert Huys-ghesinnen, die te vooren den Noodtdruftighen hadden helpen onderhouden, nu selfs assistentie waren komen versoecken, ende dat van de overige tot publicque Aelmoessen in plaetse van Rijcksdaelders ende guldens, nu maer schellingen ende stuyvers wierden ontfangen.

Dat hier noch geldt noch credit by de Staten was, ende in ghevalle sijn Ed. middelen oft expedienten wiste om haer dat te doen hebben, haer Edele Mog. liberaelder souden zyn in het uytlooven.

Dat sijn Ed. gheen reflexie moste nemen op het ghetal der Soldaten, by hem te besorgen, maer op de ghestalte en hoedanigheydt van die gene, van de welcke hy de subsidien was vorderende.

Dat haer Edele Mog. in die extremiteyt ghestelt, ende kennende den deplorablen staet van d'Ingesetenen, vol apprehensien ende bekommernissen waren, oft de voorschreven vier oft vijf duysent Rijcksdaelders in soo weynigh da-

[pagina 69]
[p. 69]

ghen soude konnen worden by een ghebracht, maer evenwel die aenbiedinghe hadden willen laten voordragen, uyt de compassie die sy hadden met d'arme en miserable Burgers en Ingesetenen, die sy volgens haer plicht en conscientie ghehouden zyn soo langhe ende soo verre mogelijck voor de uytterste ruine ende ellende te bewaren, ende ingevalle sulcks konde gheschieden, door het bederf van haer Edele Mog. ende Regenten alleen, dat sy Heeren Gecommitteerden konden verseeckeren in alle oprechtigheydt, dat deselve daer toe ghenegen ende bereyt souden wesen, te meer om dat die rampsalige Burgers tot noch toe goedtwilligh alles, selfs boven haer vermogen, hebben gecontribueert, ende d'ordre en beveelen naer ghekoomen.

Dat sy daerom heylighlijck konden verklaren, ende sijn Ed. gedienstigh baden te willen gheloven, dat haer Edele Mog. declineerden sijn begeeren op te volgen, niet uyt eenige de minste ongenegentheyt oft retenus, maer uyt enckele ende absolute onmacht. Ende dewijle wy van sijn Ed. kennisse ende bescheyden oordeel vertrouden, ende oock meenden aen sijn Ed te konnen bespeuren, dat hy van de waerheyt van het gealligeerde niet alleen was overtuygt, maer oock ghepersuadeert, dat het seer hardt ende erbarmelijck soude wesen, de bedreyginge, die sijn Ed. hadden gedaen, dies onaengesien in het werck te stellen, ende vervolghens dese heerelijcke Stadt en goede Inwoonders te laten desoleeren, dat wy daerom wat beter van sijn meewaerdigheydt hoopten ende verwachten. Ende indien hy evenwel in gevolge van d'ordre, die hy seyde van het Hof te hebben, daer toe (het gene den Almachtigen wil verhoeden) quame

[pagina 70]
[p. 70]

te resolveeren, dat wy voor Godt en de Werelt konnende betuygen, alles wat in ons vermogen is te hebben gedaen, ende ons van onse plicht, in reguard van de ongeluckige Ingesetenen ten vollen gheacquireert, onsen troost in onse gheruste conscientie souden soecken, ende met gedult en lydtsaemheydt helpen vertoonen een Tragedie van wiens ghelijck niet veel is gehoort oft ghelesen, ende daer men de Menschen door honger en kommer, ja door verscheyden desperate weghen sal sien vergaen, ende om 't leven komen; ende dat niet om ongehoorsaemheydt ofte eenighe quade actie, maer alleen om dat van haer wordt ghe-eyscht meer als sy konnen fourneren, ende om dat sy niet konnen doen het ghene voor haer onmoghelijck ende buyten de macht is. Dat den Intendant daer op hadde gherepliceert, wel te konnen aennemen, dat de Provincie en Stadt in een quade constitutie waren, maer dat sy evenwel de Militie mosten onderhouden, ende daerom groote somme van Penningen van nooden hadde. Bekenden oock dat hy gheen credit aen haer Edele Mog. konde verschaffen, of expedienten tot het vinden van geldt aen te wysen. Ende seyde dat het verderf van een Landt was een onvermydelijck gevolgh van den Oorlogh, dat dese Provincie daerom meer als andere wierdt gedruckt, om dat deselve nu meer was als een frontier, ende de Sedes Belli, dat sulcks was buyten sijn schuldt, ende tot sijn leedtwesen, dat hy oock met compassie daer over was aenghedaen ende van herten wenschten, dat den Koningh ofte het Hof wilde verstaen, dat hy in plaetse van dertigh duysent Rijcksdaelders, maer tien of vijf soude hebben te eysschen, oft liever haer Edele Mog. t'eenemael daer van dispenseeren, ende dat hy sonder

[pagina 71]
[p. 71]

yets verder te doen, of by de handt te nemen, tijdt soude laten, tot dat de naeste brieven uyt Vranckrijck souden sijn aenghekomen, ende dat hy hoopte dat de selve wat goets voor den Staet mochte medebrengen. Ende dat sy daer op van de selve haer afscheyt hadden genomen.

Hier op gedelibereert sijnde, heeft men de geseyde Heeren Gedeputeerden bedanckt van de moeyte, die sy ghenomen, en van de goede diensten, die sy gedaen hebben: gelijck sy oock weder versocht worden om d'inhoudt der brieven, soo haest sy gekomen sullen sijn, aen mijn Heer d'Intendant te vertoonen, en ondertusschen mijn Heer de Gouverneur Stoupa te bidden dat het hem belieft die goetheyt te bewijsen, van alle mogelijcke goede diensten by d'Intendant, tot verlichtingh van 't Lantschap, te doen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydach, den negenentwintighsten van November, 1672.

NA deliberatie is goet ghevonden aen de Ga naar margenoot+ Heer van Maerssenbrock het geen te schrijven, dat hier volgt.

Dewijl de Soldaten by de Burgers ingelegert zijn, die ghehouden sijn hout en turf aen hen te verschaffen, de welcke seer schaers en soo dier is, dat men naeuwelijcks voor gelt kan bekomen, beneffens veel andere dinghen; 't welck niet alleenlijck d'armoede vermeerdert, maer oock 't getal der armen; invoegen dat men hen van weeck tot weeck by honderden siet toe nemen, en der genen, die voor desen gewent waren tot d'onderhoudingh der armen te contribuee-

[pagina 72]
[p. 72]

ren, sich nu dagelijcks in groot getal by de Diakenen voegen, en opentlijck onderhouding van hen versoecken. En van d'andere sijde, de genen, die voor desen dukatons en rijcksdaelders tot d'onderhoudingh der armen gaven, konnen nu naeuwelijcks een stuyver opschieten, die sy noch met onwil geven, om dat sy niets van alle hun inkoomsten bekomen. En wy sijn soo veel t'ongheluckigher, dan onse gheburen, die noch voortvaren met zayen en ooghsten, en daer de Boeren noch de landtpachten aen d'Eygenaers betalen, in plaets dat men in tegendeel, in dit geheel Landtschap niet ingeooghst heeft sedert Augustus lestleeden; ja men heeft'er sedert oock niet gesaeyt, of ten minsten seer weynigh: behalven dat al 't Vee, 't welck men tot de landtbouw van nooden heeft, of wechghevoert, of gedoodt is: invoegen dat ons Landtschap niet alleenlijck in een seer erbarmelijcke stant is; maer het sal oock hier na sonder vergelijckingh veel erger sijn dan de geburen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Woensdagh, de vierde van December, 1672. na de middagh.

Mercurii den iv. December, 1672.

 

Ga naar margenoot+HEbben de Heeren van Dijckvelt, van Sandenburgh ende van de Voort ter Vergaderinge gerapporteert, dat sy desen morgen in voldoeninge van haer Edele Mog. resolutie, den Heer Intendant hadden gecommuniceert, den inhoudt van de rescriptie van den Heer van Maerssenbroeck, en dat het abuys, 't gene occasie hadde ghegheven, dat sijne Konincklijcke

[pagina 73]
[p. 73]

Majesteyt naer de voorleede audientie op het Placcaet van de Staten noch niet hadde gedisponeert, aenstondts was gerepareert geworden, ende dat haer Edele Mog. nu daer op in weynigh dagen te gemoet siende een goedertiere en gunstige verklaringe van den Koninck, van de goetheydt ende compassie van den Heer Intendant deden versoecken ende bidden, dat tot dien tijdt toe het eyschen van verder betalinge mochten werden uytghestelt, ende dat sy, om 't selve te obtineeren, hadden gebruyckt soodanige redenen ende motiven, als sy hadden gheoordeelt van de meeste efficatie ende vrucht te sullen zijn.

Dat de Heere Intendant aen deselve oock wel eeniger maten hadde gedefereert, maer evenwel ten principalen hadde geantwoort, dat sijn Ed. geen nader advysen, of ordre op het ghemelte subject van het Hof hadde ontfangen, ende derhalven niet soude kunnen stil staen, sonder sijn eygen nadeel; oock nootsakelyck gelt tot onderhoudt van de Troupes moste hebben, ende dat hy dan, om 't selve te bekomen, in aensien van de groote ongelegentheydt der inwoonders van de Provincie, de sachtste wegh ende middelen geerne soude gebruycken. Ende dat hy als soodanigh hadde voorgeslagen, de taxe by haer Ed. Mo. volghens de waerschouwinghe van den 28 November 1672. over de haertsteden van de huysen gevordert, by hem in alle discretie ende met verschoonen van de onvermogende soude werden geint, ende dat tot dien eynde de Quohieren hem noch desen avont, of uytterlijck morgen mochten werden gelevert, als mede op gegheven wat Dorpen ende Provincie noch in staet waren om yets te konnen contribueren; dat hy dan sorge soude dragen, dat het selve or-

[pagina 74]
[p. 74]

dentelijck en van tijdt tot tijdt soude werde versamelt, ende dat het dan soude komen in rekeninge van t'geen de Provincie hadde op te brengen; daer hy buyten dat doch niet soude konnen precaveren, dat het selve even wel niet werde gherooft en wegh gehaelt; alsoo het hem onmogelijck is, soo grooten getal Soldaten, onder behoorlijcke discipline te houden.

Dat zy Heeren Gecommitteerdens hadden geseyt, het selve te wesen een saecke van consideratie, daer op sy niet waren geinstrueert, ende derhalven haer niet konden verklaren, doch dat sonder uytstel aen haer Ed. Mo. daer van souden doen rapport, ende der selver resolutie aen hem Heere Intendant laten bekent maken, ende dat zy ondertusschen de arme en elendige ingesetenen van de Provincie en de Stadt te commandeeren aen sijn gunstigh medelyden.

Waer op ghedelibereert, hebben de Heeren van de respective Leden 't selve gerapporteerde overgenomen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Donderdagh, de vijfde van December, 1672.

Ga naar margenoot+VOlgens de leste Resolutie, by continuatie gedelibereert sijnde, op het geen gerapporteert is door de Heer van Dijckvelt, en d'andere Gedeputeerden van hun Edele Mog. ghelijck men in d'acten geregistreert vindt, dat men sedert eenige tijt verplicht is geweest de Cohieren van de taxatien, op de huysen gestelt, in de handen van mijn Heer d'Intendant te leveren, en dieshalven nu oock niet sou konnen weygeren

[pagina 75]
[p. 75]

desgelijcks te doen; en ondertusschen de Heer van Dijckvelt voorghestelt hebbende dat men, om te voorkomen alle de quade en schadelijcke gevolghen, die men ooghenschynelijck uyt het versoeck sou bekomen, 't welck mijn Heer d'Intendant had gedaen, en 't welck in d'acten van gisteren geregistreert wordt gevonden, besonderlijck aen hem sou konnen vertoonen, dat, dewijl de tweede termijn noch niet vervallen is, in de welck, volgens de verklaringh, van de sevenentwintigste van November lestleden, de tax, op de haertsteeden gestelt, betaelt moet sijn, het seer hardt sou sijn aen d'Intendant een memorie van degenen, die niet betaelt hebben, te bestellen, om hen te doen executeren; en dat het dieshalven dienstigh sou sijn hem te bidden sulcks te willen uytstellen, ten minsten tot dat de geseyde termijn vervallen is; en dat men ondertusschen door biljetten aen yder bekent maeckt, en doet weten dat men, als de gheseyde termijn vervallen sal sijn, niet sou konnen ontgaen dese memorie te leveren, en d'executie daer af beletten. Hier op gedelibereert sijnde, is de resolutie conform het advys gheweest; en de selfde Heeren, die voor desen gedeputeert sijn gheweest, worden weder versocht en gedeputeert.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydagh, de seste van December, 1672.Ga naar margenoot+

DE Heeren van Dijckvelt, van Sandenburgh, en van der Voort hebben aen de Vergaderingh gerapporteert dat sy, om op de

[pagina 76]
[p. 76]

particulierder Commissie van hun Edele Mog. van de voorgaende dagh te voldoen, sich weer by mijn Heer d'Intendant hadden vervoeght, en d'intentie en 't versoeck van hun Edele Mog. aen hem vertoont. Hier op gedelibereert sijnde, heeft men het volgende advertissement gearresteert.

De Staten van 't Landtschap van Uytrecht, sich geduriglijck geparst bevindende door mijn Heer d'Intendant, om een merckelijcke somme gelts, in deductie van sijn hooghe eysschingen, te betalen; en hun Edele Mog. hier op geen satisfactie geven konnende, om dat de tax, op de haertsteeden ghestelt, seer stoffelijck betaelt wordt, schoon men, sedert de sevenentwintighste van November lestleeden, opentlijck daer af verwittight heeft gheweest, en dat, om dese oorsaeck, de gheseyde Heer Intendant met instantie van hun Edele Mog. versocht de memorie der namen van de genen, die de geseyde tax noch niet betaelt hebben, met voorneemen van hen te doen executeren. En hun Edele Mog. daer na geen ander uytstel verkrijghen konnende, dan tot dat de leste termijn, volgens het gheseyde advertissement, vervallen is; en willende, soo veel als mogelijck sal sijn, d'ongevallen en ongelegentheden voorkomen, die daer uyt aen d'Inwoonders souden konnen overkomen: soo hebben sy goet ghevonden door biljetten, in d'openbaer plaetsen aengeplackt, kennis van het voorgedachte te geven; op dat yder, eer de leste termijn vervallen is, dat is voor de negende van dese maent, sou betalen de tax, die hy gehouden is te betalen, volgens 't advertissement van de sevenentwintighste lestleeden, en dit sonder faute, om de rampen te voorkomen, die onvermijdelijck sullen overkomen, so men

[pagina 77]
[p. 77]

ghehouden is de gheseyde memorie aen mijn Heer d'Intendant te gheven: dewijl, by faute van dien, hun Edele Mog. sich niet sullen konnen disponeren en ontslaen van, na dat de geseyde negende dagh van December verstreken sal sijn, de memorie van de namen der gener, die niet betaelt sullen hebben, in handen van de geseyde Heer Intendant te stellen.

Men heeft geresolvert aen d'Heer van Maerssenbroeck te schrijven, gelijck hier volght.

Wy sijn gedwongen geweest te resolveren op Ga naar margenoot+ yder Haert-stede binnen tien daghen de selfde tax te betalen, die men, volgens de nieuwe reglement, niet gehouden was te betalen, dan binnen twee jaren. Maer men heeft'er tot noch toe seer weynigh af ontfanghen; en wy hebben reden om te vreesen dat men seer swaerlijck een goede somme daer uyt sal trecken, uyt oorsaeck van d'ongheloffelijcke armoede der Burgers, van de welcken sonder twijffel wel haest een groot gedeelte door hongher en elende sal vergaen, soo'er Godt niet de handt aen slaet, of soo des Koninghs hart niet tot meedogen en moderatie ghedisponeert wordt: dewijl de kleyne kantoors, die men gemaeckt had, gantschelijck ontbloot sijn, met het weynigh gelt, dat in alle de kassen was, daer uyt wech te nemen; invoegen dat'er niet een eenighe penningh overblijft voor de betalingh der renten, interessen, salaires, gagien en appointement van Officiers en wercklieden, die'er niet aen sullen moghen komen; en dieshalven sullen door dese middel alle de betalingen en handel van gelt komen op te houden. Desgelijcks d'impositien, die van tijdt tot tijdt sijn vermindert, sullen voortaen niets opbrenghen, om dat d'Intendant oordeelt dat alle d'Officieren en Soldaten vry behooren

[pagina 78]
[p. 78]

te zijn van alle de lasten, op de wijn en 't bier gestelt, directelijck of indirectelijk; en de geseyde Officieren en Soldaten, alree over al ghelogeert sijnde, behoudens in eenige seer weynige huysen, soo sal 't onmogelijck sijn de Burgers door dese middel te beletten alle de rechten te fraudeeren; ghelijck de Soldaten, des Koninghs broot, dat geen belastingh heeft, aen de Burgers verkoopende, seer groote schade aen d'impositien doen, die hun Edele Mog. op het gemael heffen.

Extract uyt de Resolutien, der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Maendagh, den negende van December, 1672.

Ga naar margenoot+DE Ontfangers der Rechten van hun Edele Mog. gehoor in de Vergaderingh versocht en verkregen hebbende, hebben aen hun Edele Mog. doen verstaen, dat mijn Heer d'Intendant hen in de voorgaende dagh had doen halen, en hen de penningen afgeeyscht, die, gedurende de maenden van November en December, ingekomen waren, en dat sy daer op hadden gheseyt dat sy hen tot de betalingh der renten, en der andere lasten van het Landtschap hadden besteet: dat de geseyde Heer Intendant, dit verstaen hebbende, geseght had, dat hy verstont dat men dese penningen weêr op sou brengen, en dat men voortaen geen meer renten sou betalen, maer dat alle penningen van dusdanige natuyr in sijn handen gestelt souden worden, of anders in die van Monceaux. En dat sy daer op gheantwoort hadden, dat sy verplicht waren dit voorgedachte aen hun Edele Mog. te vertoonen.

[pagina 79]
[p. 79]

Hier op ghedelibereert zijnde, sijn de Heeren opgestaen; en die deliberatie is tot aen de volgende dach uytgestelt.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Dinghsdagh, den tienden van December, 1672.

WEer rypelijck ghedelibereert zijnde over Ga naar margenoot+ het gheen, dat gisteren in de acten gestelt was, aengaende 't geen de Ontfangers der Impositien hadden geseght, soo is gheresolveert aen hen te ordonneeren, te rapporteeren een staet van penningen, die sy ontfangen hebben van den genen, die noch niet betaelt zyn gheduyrende de maenden van November en December; ghelijck oock van 't geen, dat sy voor de Wacht-huysen, en voor andere onkosten betaelt hebben, om, de selfde gesien hebbende, op morghen behoorlijck daer op te resolveeren.

De Secretaris heeft oock gherapporteert dat Ga naar margenoot+ hy, volghens het bevel, het welck hun Edele Mog. mondelingh aen hem hadden gegeven, aen mijn Heer d'Intendant had versocht te willen uytstellen met te parssen dat men aen hem sou geven de Memorie der gener, die noch niet de tax, op de Haert-steden gestelt, betaelt hebben, tot aen dese avont, om dat men voor die tijt niet de Cohieren van de namen der gener, die sedert gister betaelt hebben, kan vervullen: 't welck de geseyde Heer Intendant toegestaen had. Hier op gedelibereert sijnde, en de Secretaris van de Stadt vertoont hebbende dat de Burgers en Inwoonders van hun Stadt in soo

[pagina 80]
[p. 80]

groot gedrangh, sedert gisteren en heden, het gelt van hun tax quamen brengen, dat het niet moghelijck was hen alle t'accomoderen; soo heeft men goet gevonden noch eens door de geseyde Heer Secretaris aen de geseyde Heer Intendant te doen versoecken dat het hem, schoon de tweede termyn alreed vervallen was, niet te min sou believen te lyden dat men noch eenige dagen uytstelde met de Memorie der gener aen hem te leveren, die noch niet de tax, de welcke op de Heerdsteden geheven wort, betaelt hebben; uyt oorsaeck van de vaerdigheyt, met de welcke de Burgers en Inwoonders haer betaelden: op dat de executie, die so schadelijck sou zyn, en voor de welcke de Burgers met groot recht soo seer vresen, geschorst en uytgestelt mach worden.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Woensdagh, den elfden van December, 1672.

Ga naar margenoot+DE Secretaris heeft ter Vergaderingh gerapporteert dat hy, om op de resolutien van hun Edele Mog. van de voorgaende dach te voldoen, aen de Heer Intendant d'inhoudt van de geseyde resolutie had vertoont, en dat hy, na eenige redenen, een uytstel van twee daghen daer af had verworven, te weten voor heden, en voor morgen, die Donderdagh sal zyn.

[pagina 81]
[p. 81]

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Donderdagh, den twaelfden van December 1672.

OP 't geen, dat mondelingh voorgestelt is, heeft men goedt ghevonden, door de Secretaris der Staten een somme van vier of vijf duysent Rijcksdaelders aen de Heer Intendant te vertoonen, terwijl de Stedelingen met soo groote yver toelopen om de tax, die op de Haerdt-steden ghestelt is, te betalen; om dat de Ontfangers dese somme alree te samen hebben gebracht.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydagh, den dertienden van December, 1672.

Veneris xiii. Decemb. 1672.

 

RApporteerde den Secretaris dat hy, volghens haer Edele Mog. resolutie van des daeghs te vooren, noch van dien selven naermiddagh den Heer Intendant ten fine als by de selve resolutie hadde aengeboden de vier a vijf duysent Rijcksdaelders, by de uytmaenders van het Haertstede-gelt (dewijl de selve doende waren met meerder te ontfangen) opgebracht, en alhoewel hy Secretaris remonstreerde dat de Burgers en Inwoonders, uyt vrese van de gedreyghde executie, als noch in soo grooten getalle hare Haertstedegelden aen de uytmaenders quamen brengen, dat de selve, vermits de kortheyt der dagen, nauwelijks en niet als naer langh

[pagina 82]
[p. 82]

wachten der gener, die met hoopen tot het betalen aen 't Stadt-huys quamen, konde werden ontfanghen, sulcks dat de bediende van den Heere Intendant veel meer tyts souden moeten consumeeren in de selve te gaen executeeren, en dat oock onderwijlen de gewillige den wegh om te betalen soude wesen benomen, en derhalven noch versocht hadde eenige daghen uytstel. Dat echter den Heere Intendant hadde begeert, dat de quohieren der Haertstee-gelden met de ghedane betalingen op desen huydighen dach souden werden gedresseert, en hem alsoo nevens de ontfangen penningen overgelevert; vorders dat d'Heere Intendant hem hadde aengesegt om haer Ed. Mog. voor te dragen, dat sijn begeeren was dat haer Edele Mog. hem opgaven een proportie onder de Dorpen deser Provincie, ghestelt naer 't vermoghen der selver, volghens dewelcke de demandes, die hy Heere Intendant het platte Landt mochte komen op te leggen, soude moeten om gheslagen en opgebracht worden, vereysschende dat soodanige gheformeerde propositie desen huydighen dach soude moeten werden opghelevert. Dat wijders haer Edele Mog. sonder uytstel aen sijne ghemachtighde souden hebben te doen aen tellen alle het gene van de Impositien sedert den eersten November jonghst leden was gheprocedeert, en dat voortaen alle Impositien door de selve Collecteurs souden werden ontfangen, en van tydt tot tyt aen hem, oft sijn gemachtighden werden opgebracht en verantwoort. Waer op als mede op het ghenotuleerde van voorighe dagen, noopende het te kennen geven van de Ontfangers van de generale middelen, ghedelibereert, en ghehoort rapport der Heeren haer Edele Mog. Gecommitteerdens die ge-examineert hadden,

[pagina 83]
[p. 83]

de blaffaerts van de renten, die sedert den eersten November waeren, en noch in de loopende maendt souden verschynen, de welcke laetste een seer groote somme bevonden wierden te monteeren, sijn versocht en gecommitteert de Heeren van Dijckvelt, van Someren, van Wulven, van Sandenburgh, van de Voort en Velthuysen, omme den Heere Intendant met alle daer toe applicable redenen te vertoonen de totale onmogelijckheyt van het formeren der proportien van 't vermogen der Dorpen deser Provincie by den Heere Intendant ge-eyscht.

Ten tweden, omme den Heere Intendant aen te wysen, dat haer Edele Mog. in de maenden November en December nu loopende, meer lasten tot subsisteeren van sijn Majesteyts militie, maecken van Corps de Guardes en andere diergelijcke hadden gedragen, als d'Impositien in dien selven tyt hadden opgebracht.

Ten derden, dat de renten betaelt zijnde, in conformité van d'Articulen, door sijn Majesteyt vergunt, sonder dat eenigh verbodt oft ordre dien contrarie was gegeven, behoorden ongerestitueert te werden.

Ten vierden, dat de Koning de goetheyt hebbende gehadt, de renten te continueeren, en gheen andere middelen zijnde uyt te vinden, noodtsaeckelijck d'Impositien als daer voor geaffecteert zynde, tot der selver betalinghe behoorden te verblyven, en ten minsten dat doch eenige Impositien ter dispositie van haer Edele Mog. mochte werden gelaten, omme daer uyt eenige noodtsaeckelijcke lasten van de Provincie te konnen dragen.

Ende is den Secretaris ghelast van het ghene voorschreven is kennisse te geven aen den Heere van Maerssenbroeck.

[pagina 84]
[p. 84]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Saturdagh, den viertienden van December, 1672.

Sabbathi xiv. Decemb. 1672.

 

Ga naar margenoot+RApporteerden de Heeren van Dijckvelt, en andere haer Edele Mog. Ghecommitteerdens, in gevolge van haer Edele Mog. Commissie van 's daeghs te vooren, aen den Heere Intendant te hebben gherepresenteert, dat haer Edele Mog. met droefheyt hadden vernomen, hoe sijn Ed. goet ghevonden hadde de Ontfangers van de generale middelen niet alleen te Interdiceeren geen renten vorder aen yemandt te betalen, maer oock te ordonneeren 't ghene aen de selve sedert den eersten November hadden uyt gegeven wederom goet te doen, ende voortaen de Impositien aen hem te verantwoorden, dat ghelijck sulcks haer Edele Mog. onverwacht was voorgekomen, de selve oock niet wel konden ghelooven, sijn Ed. intentie te zyn; alsoo de Koningh de goedertierentheyt hadde gehad, van aen de Ingesetenen van de Provincie te accordeeren ende toe te staen, dat hare capitalen, aen de Staten ghecrediteert, souden blyven in haer gheheel, ende vervolghens de Interessen aen haer werden voldaen, ende dat haer Edele Mog. derhalven versochten dat sijn Ed. die ordre, als strydigh teghens de gemelde conditien, ende daer door alle betalingen ende verwandelinghe van gelt onder de Inghesetenen tot totale verval van d'Imposten seer deerlijck soude moeten cesseeren, soude believen te veranderen. Ende oft sijn Ed. het gheen niet wierde vertrout,

[pagina 85]
[p. 85]

daer inne difficulteyt mochte maecken, ende de betalinghe van de renten voor een tyt doen surgeeren, dat dan evenwel sijne gheliefte mochte zyn, de dispositie over de schattingen, ten minsten een gedeelte van dien, aen haer Edele Mog. te laten: want dat haer anders onmogelijck soude zyn, hare bedienders en verscheyden noodighe lasten, daghelijcks selfs ten dienste van de Troupes voorvallende, te konnen betalen, ende dat boven al hard ende onredelijcks soude zyn, dat de penninghen, tot betalinge van renten geemployeert, weder soude moeten werden opghebracht, dewijl de selve als conform het gheaccordeerde by den Koning, ende voor date van eenighe prohibitie of verbodt gheschiet, voor deughdelijck ende wettich moet worden gehouden. Daer-en-boven dat sedert die tyt de Impositien maer omtrent de twintigh duysent guldens, af getrocken de onkosten, hadden gerendeert en haer Edele Mog. ondertusschen vry meer aen den Heere Intendant, en ten behoeven van de Militie hadden gefurneert.

Dat de vier duysent Rijcksdaelders in geldt, mitsgaders vier duysent guldens aen Haver, hoewel by het accoort van den vierden October, evenwel maer op de volgende maenden waren belooft, oock wel laet in November betaelt, ghelijck oock de Materialen ende arbeyts-loon van de Corps des Guardes voor d'Infanterie.

Dat de Heere Intendant daer op hadde geantwoort, van de gegeven orders in het minste niet te sullen of te kunnen relacheren. Dat haer Edele Mog. tot den eersten November met hem waren geconvenieert, ende sedert hadden gheweygert nieuwe conditie te maken, dat hy de Troupes ondertusschen moest besorghen, ende dat gelt van nooden hadde, dat hy oock daer toe posi-

[pagina 86]
[p. 86]

tive last van het Hof hadde ontfangen, ende ingevalle haer Edele Mog. meynden 't selve te stryden met de conditien, by den Koningh geaccordeert, dat men door den Gedeputeerden, die aldaer was, konde laten doleeren.

Dat de uytghetelde penninghen in twee mael vier en twintigh uren weder te berde moeten worden gebracht, of dat hy deselve door branden van de stad en andere harde wegen soude soeken.

Dat het gene aen hem of ten dienste van de Troupes in November mochten wesen verstreckt, of betaelt uyt andere middelen, ende uyt 't gene in de maenden van July, Augusti en September uyt de Impositie was ontfanghen, konde worden gevonden.

Dat sy verscheyde consideratien en redenen daer teghens hadden ghemoveert, ende gheseydt dat om alle de selve een gantsch ander vertrouwen hadde van sijne bescheydentheyt, oprechtigheyt ende rechtvaerdigheyt, en hoopte dat hy, de sake nader overwegende, van sentiment en voornemen soude veranderen. In alle gevalle, dat sijn Edele konde versekert sijn, dat ghelijck haer Ed. Mog. geen vermogen hadden, om sich tegens 't gene hy soude willen te werck leggen te opposeren, daer toe oock noch de wille, noch d'intentie hadde.

Dat sijn Edele daer by hadde gepersisteert, men mochte sich aen het Hof addresseeren, al wilde men nu, in plaetse van de geeyschte dertig duysent Rijcksdaelders 's maendts, sestigh offereeren, dat sijn handen waren geslooten; oock soude hy nu wel sestigh, ja tachtigh bekomen, hy soude vervolghen de Confiscatie, ende oock de poene tegens die gene, die meubelen van gevluchten hadden gebergt, en sonder aen te brengen onder haer behielden.

[pagina 87]
[p. 87]

Dat daer na ghesproken werdende, over het poinct van te doen een openinghe van den staet der Dorpen, ende wat yder in het hondert wel soude konnen contribueren; sy Heeren Gecommitteerden aen den Heer Intendant hadden verklaert, dat naer de forme van Regeringe in dese Provincie gebruyckelijck, haer Edele Mog. seer weynigh kennisse hadden, of konden hebben van het vermogen van yeder Dorp.

Dat de Landen in de Provincie in waerdye extraordinaire veel verscheelden, ende derhalven het eene Dorp veel meer als het andere in de reele lasten moeste draghen, dat de plaetsen, die, vermidts het ghetal van Inwoonders of uyt particuliere avantage van dat'er veel te winnen, goede neeringe, meer doortocht of anders valt, in beter stant waren, in de personele schattingen, als logysgelt en anders hoogher waren aengeslagen. Dat daer en boven in het selve logysgelt, als mede in andere lasten en schattingen, verscheyde Dorpen en Gehuchten met ten anderen, ende juyst niet in elke spetie met een en de selve waren gecombineert. Dat oock sedert de reele ongelden en personele Impositien waren ingevoert, veele Dorpen waren gesplist, ende Gehuchten of Buurten van den anderen afghedeelt. Dat sy Edele uyt alle 't selve wel konden oordeelen, dat het haer Edele Mog. selfs in tijdt van vrede en welstant, genoeghsaem onmoghelijck soude sijn, een egalisatie of proportie tusschen de Dorpen te maken. Immers dat het niet als door lange besoignes; en by gevolgh, verloop van tijdt soude konnen werden uytghevonden, ende dat het selve altijdt in dese conjuncture niet soude konnen geschieden, daer de Dorpen d'een min d'ander meer soo seer sijn geruineert, d'opgesetenen op d'een plaetse alle, op d'andere voor

[pagina 88]
[p. 88]

een groot gedeelte verloopen, ende de neeringe en passagie verdwenen.

Dat de Heer Intendant daer op getracht hebbende, wie hem dan de beste kennisse van die saecke konde geven, sy Gecommitteerden daer op hadden gheantwoort, de Panders van Staten ende van het Hof, voor soo veel sulcks soude konnen gheschieden, wel de bequaemste te wesen, ende de Heer Intendant daer op segghende, dat hy de selve dan teghens den anderen daeghs soude ontbieden, hebben de Heeren Gecommitteerde haer afscheyt genomen, naer dat d'arme Provincie en elendige Inwoonders van dien, aen sijn Edele op het favorabelste hadden gerecommandeert.

Waer op gedelibereert, sijn de gedachte Heeren voor haren yver en goede devoyren bedanckt. En is goet ghevonden de Heeren van Dijckvelt, van Wulven en van de Voort midts desen te versoecken, om het ge-eyschte van den Heere Intendant, en het geremonstreerde van weghen haer Edele Mog. den Heere Stoupa te communiceren, met versoeck van dien aengaende syne favorable intercessien by den Heere Intendant te willen emploieren.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Lantschap van Uytrecht; op Sondagh, den negenentwintighsten van December, 1672.

Ga naar margenoot+MYn Heer Schade heeft aen hun Edele Mogende gerapporteert, dat de Commissaris Monceaus, van weghen de Heer Intendant, tot hem had gheseght, dat hun Edele Mog. voortaen niet van de Chargien souden disponeren, son-

[pagina 89]
[p. 89]

der participatie van de gheseyde Heer Intendant.

De Secretaris heeft oock gerapporteert, dat op gisteren de selfde Commissaris Monceaux in de Secretarye van hun Edele Mog. had geweest, en tot hem, uyt de naem, en van weghen De Heer Intendant, had geseght, dat hy begeerde dat de penningen, voortgekomen uyt de belastingen op de Haertsteeden, gedurende de jaren van 1671. en 1672. conform het advertissement, en de resolutie van de .... in handen van de Thresorier du May gestelt souden worden.

Ten tweeden, dat men in handen van de selfde Commissaris sou leveren een staat, of rekeningh van de rechten, die men ghegeven heeft op de Wijn, op het Bier, op de Brandewijn, en op het Gemael, gedurende de maenden van November en December, die door de Collecteurs ontfangen zijn.

Ten darden, dat yder Quartier, daer uyt de Stadt bestaet, op aenkomende Maandagh aen yder Capiteyn en Luytenant van de genen, die daer hun inlegeringh hebben, yets sou geven.

Dat de geseyde Secretaris wel instantelijck had versocht, dat de geseyde Commissaris sich sou verklaren wat, hoe, en waerom men ghehouden sou sijn te geven; maer dat hy niets uyt hem had konnen krijghen, dan dat het weynigh sou sijn, 't welck men sou opbrengen.

Hier op gedelibereert sijnde, heeft men, in gevolgh van de Resolutie der Staten van de twaelfde van December lestleeden, geordonneert, en de Gedeputeerden sijn versocht en geauthoriseert te doen tellen, in deductie, en op soo veel te min, aen de Thresorier, of Commis du May de somme van vijftien duysent vijf hondert sevenenveertigh guldens, vier stuyvers, en hier toe te doen depescheren een ordonnantie

[pagina 90]
[p. 90]

van de somme van tien duysent, negen hondert vijfentneghentigh guldens op d'Ontfangher de Leeuw, en een ander van de somme van vier duysent vijf hondert twee-envijftigh guldens vier stuyvers op d'Ontfanger van de rechten, die op de huysen geset sijn, beyde tot profijt van de Commis Beusichem, ten eynde als boven.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Maendagh, den dartighste van December, 1672.

Ga naar margenoot+MYn Heeren van de stadt Uytrecht hebben vertoont dat de Ministers des Koninghs van Vranckrijck op d'Inwoonders van de selfde Stadt opgestelt hebben een bovengewoone groote tax voor de maenden van November en December, en dat sy 't heden van huys tot huys deden eysschen, om hen te verplichten haer binnen vierentwintigh uren te betalen, op pene van militare executie. Oock heeft men, terwijl men vergadert was, veel klachten van eenige Dorpen ingebracht, die boven hun vermogen getaxeert en geschat sijn.

Hier op eerstelijck en rijpelijck gedelibereert en aengemerckt sijnde dat de Heer Intendant absent is, so heeft men goet gevonden door dese tegenwoordighen aen mijn Heer van Dijckvelt te versoecken, dat het hem gelieft hier over met Stoupa, Gouverneur van dese Stadt, te gaen spreecken.

[pagina 91]
[p. 91]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Dinghsdagh, den een-en-dertighste van December, 1672.

Martii xxxi. Decemb. 1672.

 

HEeft den Heere van Dijckvelt ter vergaderinghe Ga naar margenoot+ omstandelijck gherapporteert, sijn wedervaren by den Heere Stouppa over het subject als des daeghs te vooren ten Prothocolle is genotulleert. Waer op gedelibereert, is den Heere van Dijckvelt voor sijn ondernoomen moeyte ende ghedane devoiren bedanckt, ende sijn versocht ende gecommitteert de Heeren van Dijckvelt, van Rossen, van Wulven, van Sandenburgh, oudt Burgermeesteren Booth, ende de Goyer, omme den Heere Hertogh van Luxenburgh en Gouverneur Stouppa te begroeten, en de selve te representeeren den beklaeghlijcken staet van dese Provincie en goede Inghesetens van dien, ten opsichte van een taxe by ofte van wegens den Heere Intendant gedenuntieert, ende van sijn Excellentie en Ed. te versoecken hare compassieuse intercessie by d'Heere Intendant, oft andersints dat de Inghesetenen mochten vryigheyt erlangen, om te konnen vertrecken werwaerts sy lieden souden vermeynen te konnen subsisteeren. Is mede den Heere van Dijckvelt versocht, omme over het selve subject te concipieren een missive aen den Heere Intendant, die het selve gedaen ende ter Vergaderinge opgelesen hebbende, is die ghearresteert in substantie als volght.

Dat den tax, die van wegen den Heere Intendant wordt ghe-eyscht van de Inwoonders van

[pagina 92]
[p. 92]

de Stadt onder deselve soo groote ende bittere wee-klachten veroorsaeckt, dat haer Edele Mog. daer over zyn radeloos ende in de hooghste bekommernisse, dat sijn Ed. absentie haer beneemt het middel, om deselve die klachten over te brenghen, dat haer Ed. Mog. zyn verseeckert, dat het vierendeel van de Burgers niet soo veel contant geldt hebben, als haer quote importeert, dat meenighte andere leven van 't gene sy van hare vrienden leenen, ende dat oock honderden van persoonen niet anders hebben om broot voor haer ende hare kinderen te koopen, als het gene haer van dach tot dach by Aelmisse werdt gegeven, ende die evenwel op dertigh, veertigh, ende meer gulden zyn ghestelt. Dat haer Edele Mog. daerom ghenecessiteert zyn, den Heere Intendant by missive te bidden, dat sijn Ed. wil hebben de goetheyt van de schatinghe ende beswaernisse naer te laten. Ende indien, het gene haer Edele Mog. niet en hoopen, de ordres van het Hof, soo precys zijn, dat sijn Ed. sulcks niet soude vernogen te doen, dat haer Edele Mog. dan versoecken van sijne compassie, dat doch believe te verleenen aen yeder, die sal willen, de vryicheydt om met sijn lyf uyt de Stadt te moghen gaen, ende hier laten het gene sy noch mochten hebben, om elders sijn subsistentie te soecken, op dat daer door moge worden voorgekomen de schrickelijcke ende erbarmelijcke ghevolgen van de executie, waer mede de gene, die niet promptelijck sullen betalen, worden gedreyght. En wy, van u dit selfde aen ons beloovenden blyven met eerbiedigheyt.

P. S. Men koomt oock aen ons klaghen dat men, uyt de naem van uw Ed. in de Dorpen soodanighe sommen eyscht, die sy niet moghelijck zyn op te brengen: dewijl sy gantschelijck

[pagina 93]
[p. 93]

gheruineert zyn, ghelijck ghy weet, en ghelijck ghy self hebt belieft te betuygen.

Oock heeft men goet gevonden aen de Heer Ga naar margenoot+ van Maerssenbroeck dit volgende te schryven.

De Heer Intendant heeft een brief, ter vlucht gheteeckent, in onse handen gestelt, om hem in uw handen te leveren; op dat ghy hem aen de Marckgraef de Louvois soud bestellen, daer af wy copie met dese senden, en dewijl wy stoffe van te vresen hebben dat de selfde verdwaelt kan wesen, soo sullen wy een nieuwe copie daer af van de Heer Intendant eysschen, soo haest hy weer in dese Stadt is ghekomen; en wy sullen de selfde oock aen u senden. Ondertusschen heeft men sedert gisteren en heden aen de Burgers van de stadt Uytrecht een seer exorbitante tax aengeseght, om binnen vier-en-twintigh uuren betaelt te worden, op verbeurte van Militaire executie. En dewijl wy niet konnen weten op welcke voet dese tax gheschiet, ten opsicht van de Biljetten, die men aen persoonen van verscheyden staet geeft, vermidts de lieden, die in de kleyne gangh woonen, by de Heer Vermeer, Wijn-kooper, aen 't oude Kerck-hof, yder geschadt zyn op dertigh guldens, Schoenmaeckers en anderen, op tachtentigh, negentigh, of drie-en-tnegentigh guldens, de genen, die een weynigh hooger van staet zyn, gelijck de Professor Cyprianus, op hondert vier-en-tachtentigh guldens, de geseyde Vermeer, Wijnkooper, op hondert en seven guldens; daer uyt ghy sult konnen oordeelen op welcke wyse men die anderen taxeert: 't welck, naer ons beduncken, in de stadt Uytrecht opklimmen sal tot de somme van twee of drie hondert duysent guldens, behalven de drie stuyvers voor yder gulden, die men voor de geen eyscht, dewelck de ontfanghst van de tax

[pagina 94]
[p. 94]

heeft; 't welck men voor de twee leste maenden van November en December eyscht. De Dorpen van 't Landtschap zijn geschat op de selfde wyse voor de geseyde twee maenden, gelijck eenigen op gisteren en heden hun klachten daer over aen ons gedaen hebben: te weten, Houten, met zyn aenkleven, op achtien hondert guldens, West-broeck op veertien hondert guldens, Hagesteyn op omtrent acht hondert en vijftigh guldens, Martensdijck op veertien hondert en veertigh guldens. Wy schryven heden over dese saeck aen de Heer Intendant, gelijck ghy uyt de copye, hier by ghevoeght, sult konnen sien.

Wy hebben goet ghevonden bericht hier af aen u te geven, om het selfde aen sijn Majesteyt, en aen sijn Ministers te vertoonen, en op dat ghy soud trachten verlichtingh van een last, die onverdragelijck is, voor ons te bekomen.

P. S. De Heer Intendant heeft oock aen ons bekent ghemaeckt, dat wy ons voortaen souden onthouden om van eenighe officien, of chargien te disponeeren, als met sijn voorgaende participatie; daer af wy u hebben willen verwittighen, om u daer af te konnen dienen naer dat de reden sal vereysschen. Wy voeghen 'er de copie van de brief by, die wy heden aen de Heer Intendant schryven, ghelijck oock een van de gheen, die de gheseyde Heer Intendant aen mijn Heer de Marckgraef van Louvois op de ..... van December heeft geschreven, gelijck hier volght.

Ga naar margenoot+ Dewijl de Heeren Staten van dit Landtschap twijffelen, dat ghy gheinformeert zyt van de staet, daer toe het ghebracht is, soo heb ick dese weynighe regelen niet konnen weygeren, om in weynigh woorden tot u te seggen, dat 'er

[pagina 95]
[p. 95]

van alle de Dorpen van het geseyde Landtschap niet een is, het welck niet verscheyden malen is ghefourageert, onder gheloopen, of die niet in 't vermoghen der vyanden zyn, de welcken niet minder door hen, dan door ons, uytgheplondert zyn. Wat de Steden aengaet, die van Wijck en Rhenen hebben verscheyde legeringhen en deurtochten van troupen uytghestaen, die hen verdorven hebben; en de stad van Montfoort is seer uytgeput door verscheyden veranderinghen van Guarnisoen: invoeghen dat 'er niets overigh is, als de steden Uytrecht en Amersfoort alleen, die noch eenighsints zyn geconserveert, schoon sy seer grootelijcks vervallen zyn, van dat sy eertyts geweest hebben. Daer siet ghy 't gheen, dat ick u van de ware staet van 't gheseyde Landtschap kan verhalen, en dat ick met eerbiedigheyt ben, etc.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten van 't Landtschap Uytrecht; op Woensdagh, den eersten van Januarius, 1673.

Mercurii i. Januarii 1673.

 

HEbben de Heeren van Dijckvelt ende andere Ga naar margenoot+ hare Edele Mog. Gecommitteerden, volgens resolutie Commissoriael van 's daeghs te vooren, ter Vergaderinge gerapporteert, dat naer een kleyn compliment, om den Heere Hertogh te disponeeren tot een gunstighe audientie, ende antwoordt, aen de selve hadden voorgedragen de hooghe ende perplexe ongelegentheydt, in de welcke haer Edele Mog. haer bevonden, vermits den Heere Intendant van de Inwoonders van de stadt Uytrecht dede vor-

[pagina 96]
[p. 96]

deren een taxe en schattinge, die van de selve onmoghelijck konde worden opghebracht, dat vele honderden ja misschien duysent menschen, waren gestelt op dertigh, veertigh ende meer guldens, die om broodt voor haer ende voor haer Kinders te koopen, niet anders hebben, als 't ghene haer van dach tot dach by Aelmoesse wordt gegeven, dat veele eerlijcke luyden oock in aensienelijcke Charges ende bedieninge, van haer Vrienden ende bekenden moeten leenen gelt, om te konnen bestaen, dat selfs veele onder de gequalificeerste, en oock Regenten niet soo veel in contanten hebben, als haer quote bedraeght, ende dat daer boven van de Dorpen worden ghe-eyscht excessive sommen, daer nochtans deselve, als t'eenemael geruineert, niets en konnen furneeren, ende dat alle die gene, die hare respective contingenten in vier-en-twintigh uuren niet voldoen, met rigoureuse executien wierden ghedreyght, dat de klachten ende lamentatien alomme soodanigh waren, dat die te hooren ghenoegh is om tot medelijden te worden bewogen, dat haer Edele Mog. alle 't selve by Missive aen den Heere Intendant hadde vertoont, ende eerbiedigh versocht dat de ghemelte beswarenisse soude ghelieven achter weghen te laten. Ende dat haer Edele Mog. ondertusschen sijn Hooghgemelte ootmoedigh dede bidden om aen de arme en ellendighe Inghesetenen van Stadt ende Provincie noch te vergunnen tot teecken van sijne goetheyt van niet toe te laten, dat geduyrende de absentie van den Heere Intendant, eenighe executie werde gedaen.

Dat de Heere Hertogh daer op hebbende geantwoordt, altyt genegen gheweest te zyn, om de Inwoonders dienst te doen, ende daerom

[pagina 97]
[p. 97]

wetende dat het Hof verstaet, dat by de selve tot onderhoudt van de troupes moet worden ghecontribueert; voor desen hadde gheraden liever met den Heere Intendant daer over, gelijck in de maent October geschiedt is, te accordeeren, als by ontstentenisse van dien, de selve die sake in handen te laten nemen. Als by sijn Hoogh-ghemelte al uytstel soude worden toegestaen, dat sulcks maer konde wesen voor weynigh dagen, dat men daer na doch weder moste tot het point komen. Dat hy wel konde ghelooven, veele abuysen in de taxatie te zyn gepleeght, oock de selve misschien wel te hoogh te zyn begroot, maer dat 'er evenwel wat most werden gegeven, dat alle maendt by de Militie van den Koningh hondert duysent guldens wierde verteert, ende by de Burgers geprofiteert; ende dat in alles noch maer vijf-en-twintigh duysent Rijcksdaelders waren op-ghebracht, ende dat derhalven sijns bedunckens best soude zyn met den Heere Intendant als noch een overkomste te maecken.

Dat haer Ed. den Heere Hertogh hadden te ghemoet ghevoert, daer haer Edele Mog. om den Heere Intendant, so veel in haer is, contentement te doen, alle de Inwoonders in de Stadt ende Steden van Provincien hadde belast, om in weynigh dagen yeder te betalen soo veel, als het Haertstede-geldt in twee jaren bedraeght, ende het provenu van dien, nevens het inkomen van de Impositien aen sijn Ed. (hoewel tot haer leetwesen te vergeefs) hadden geoffereert, dat het geldt 't gene van de Soldaten wierdt ontfangen, voor 't meerendeel weder moeste werden ghebruyckt tot inkoop ende voldoeninghe van de waren, die daer voor wierden gelevert; dat het oock maer zyn eenighe weynige nee-

[pagina 98]
[p. 98]

ringen ende Ambachts-luyden, die aen de winst participeeren.

Dat boven de bewuste vijf-en-twintigh duysent Rijcksdaelders, niet alleen noch soo veel excessive kosten, ten behoeve van de troupes, waren gedragen, maer dat ook by de selve meest alle de vruchten van de Provincie over een gantsch jaer waren genooten; ende behalven veele Paerden, by na alle het Beestiael ende kleyn Vee geslacht ende wech ghevoert, ende dat daer door de Eygenaers van de Landen, die ordinaris drie of vier jaren Pachts ten achteren stonden, ende de Haest van bruyckers tot haer cautie daer voor hadden, niet alleen de Inkomsten van dit verloopen, en van alle de achterstallige jaren komen te missen, maer oock noch sullen ghenoodtsaeckt wesen, om alvoorens eenigh ghenot in het toekomende te konnen koopen, de gedestrueerde Huysen weder op te timmeren, ende de Bouw-huysen van Beesten en ghereedtschap te voorsien.

Dat sedert de Armée van den Koningh hier is ghekomen, het ghene nu is omtrent de seven maenden, niemandt een stuyver van sijne vaste goederen heeft konnen trecken, en ondertusschen een yeder van het gene in voorraet mochte hebben gehadt, moet leven, dat oock geen interessen op de Comptoren konden worden ontfangen, ende dat alle de revenues in dese Stadt ende Provincie, als buyten alle negotie, alleen in de twee middelen bestaende, gheen de minste apparentie is dat yemandt een Penningh sal konnen bekomen, ende derhalven het weynige, dat d'een of d'ander noch mochte overigh hebben, van nooden sal wesen om Broodt te koopen, ende daer om alle die redenen absoluyt onmogelijck is de gevorderde taxe te kon-

[pagina 99]
[p. 99]

nen opbrengen, ende in gevalle de selve evenwel soude worden gevordert, dat sijn Hoogh-gemelte uyt compassie, ende om te voorkomen de schrickelijcke gevolghen, die de arme Menschen uyt de ghedreyghde executie staen te lyden, ende uyt vreese van de welcke veele overlegghen, hoe sy haer met haer Vrouwen ende Kinderen maer sullen salveeren, dat wil vergunnen de liberteyt aen alle die willen, om uyt de Stadt alleen met haer lijf, en latende alle het gene sy noch mochten hebben, te mogen vertrecken.

Dat den Heere Hertogh daer op tot besluyt hadde geseght, de offres aen den Heere Intendant gedaen, sijne consideratien te meriteeren, ende dat sijn Hoogh-gemelte sich daer op eens soude bedencken, ende in het korte bescheydt doen weten.

Dat haer Ed. van daer voorts waren gegaen by den Heere Gouverneur Stouppa, ende dat dewijl hare Edele Mog. besich waren, om aen de selve mede het bovenverhaelde te insinueeren, den Hertogh daer by was gekomen, ende eyndelijck naer een deductie van alle de redenen, ende eenige instantie gedaen, om ten minsten te mogen obtineeren, voor die gene die sulcks mochten goedt vinden, de vryheydt van met haer lijf te konnen vertrecken, ende dat het al te hard soude zyn het selve te weygeren aen de gene, die alles willen hier laten, also men behoort te konnen volstaen met te geven alles wat men heeft.

Dat den Heere Hertogh ende Gouverneur daer op met den anderen een weynigh apart gesproocken hebbende, eyndelijck hadden verseeckert by den Heer Intendant alle goede officien in faveur van de Provincie ende Ingesete-

[pagina 100]
[p. 100]

nen te sullen aenwenden, ende dat by provisie geen violentien souden werden ondernomen, doch dat de vermogende wel souden doen van ondertusschen op hare taxe wat te betalen.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Veneris iii. Januarii 1673.

 

Ga naar margenoot+HEbben de Heeren Gecommitteerden der stadt Amersfoort ter Vergaderinge voorghedraghen, dat sy van weghen sijne Koninghlijcke Majesteyt waren ghesommeert tot betalinghe van vier-en-twintigh duysent guldens voor contributien, over de jonghstleden maenden November en December, boven noch twee duysent Camisoles van de troupes, in haer Stadt Guarnisoen houdende, of twee duysent Rijksdaelders daer voor, in voegen als de actens van sommatie hier vervolgens zyn geinsereert:

 

Van wegen de Koningh

 

Wordt aen de Inwoonders van de Stadt en Jurisdictie van Amersfoort gheordonneert te betalen aen de Officieren van 't Regiment van ..... de somme van vier-en-twintigh duysent guldens, op reeckeningh van de subsistentie van het gheseyde Regiment, geduyrende de maenden van November en December lestleden. Welcke somme aen de gheseyde Inwoonders aengereeckent en opgenomen sal worden voor alle hun contributie in geldt, geduyrende de geseyde maenden. Gedaen t'Uytrecht, den vierden van Januarius, 1673. geteeckent

 

Robert.

[pagina 101]
[p. 101]

De Koningh wil dat de Inwoonders van Amersfoort verschaffen twee duysent Camisolen voor de troupen, die in de Stadt in besettingh zyn, ten waer sy liever twee duysent Patakons wilden geven. Op den twaelfden van Jauarius, 1673. Geteeckent

 

Du Murat.

 

Tot het welcke te voldoen, sy lieden, t' eenemael onvermoghende zynde, versochten van haer Edele Mog. raedt ende behulp omme daer van ontheft te werden, waer op gedelibereert, is goedt ghevonden en verstaen dat de Heeren Gecommitteerden van Amersfoort haer voorschreven klachte sullen hebben te doen aen den Heer Hertogh van Luxenburgh, ende van de Heeren hare Edele Mog. Ghecommitteerden die, volgens resolutie Commissoriael van den dertighsten December jonghstleden, den welghemelten Heere Hertogh sullen begroeten, over het subject van de Kercke tot Emmenes sullen worden ghesecondeert, ende alle favorable voorspraeck en appuy ontfangen, die daer toe versocht en ghecommitteert worden, mits desen , als mede omme sijn Excell. te remonstreeren en doleeren, dat contrarie sijne gunstige gedane toesegginge den eersten deser ghenotuleert, albereyts eenige executie aen de Burgers der stadt Uytrecht, tot voldoeninge van de taxe, is geschiedt.

[pagina 102]
[p. 102]

Extract uyt de Resolutien van de Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Sabbathi iv. Januarii 1673.

 

HEbben de Heeren van Dijckvelt ende andere hare Edele Mog. Gecommitteerden, volgens resolutie Commissoriael van den laetsten December jongstleden, en den derden deser ter Vergaderinge gerapporteert, dat sy de Heere Hertogh van Luxenburgh gheremonstreert hebbende, de klachte haer Edele Mog. voorghekoomen van de Ghemeynte van Emmenes, welgemelten Hertogh hadde gheantwoort verstaen te hebben, dat het Dorp van Emmenes twee Kercken hadden, ende aldaer veel Roomsche Catholijcken waren, en derhalven redelijck dat eene Kerck haer ingeruymt wierde, op het welcke sy Heeren Ghecommitteerden sijn Excellentie hebbende bericht, dat de Dorpen van Emmenes twee distincte Dorpen waren, onderscheyden in Gerechten, schattinghen ende alles, ende niets gemeyns met den anderen hadden, als de naem Emmenes; echter weder verschillende in de bynamen van Binnendijcks en Buytendijks, en dienthalven moesten aengesien worden, en oock effectivelijck waren, twee separate Dorpen, in de welcke oock meerder Gereformeerde dan Papisten waren woonende, hadde sijn Excellentie gheantwoort de saecke hem anders aengedient te zyn, dan daer op naerder te sullen informeeren, ende sulcks soo bevonden zynde, de ordre daer inne te sullen veranderen. Ende de Heeren Gecommitteerden daer van kennisse doen hebben.

[pagina 103]
[p. 103]

Dat de Heeren der Stadt Amersfoort, hare klachte hebbende ghedaen, en door de Heeren hare Edele Mog. Gecommitteerden daer inne zynde gesecondeert, sijn Excellentie hadde belooft geene executie, geduyrende de absentie van den Heere Intendant, te sullen laten geschieden, seggende, dat sy Heeren van Amersfoort sulcks aen den Commissaris aldaer wel souden mogen bekent maecken, ghelijck oock den Heere Hertogh op 't versoeck van de Heeren Gecommitteerden beloofde, dat als vooren gheen executie jeghens de Dorpen ten platten Lande, tot voldoeninghe harer taxe, en soude werden gedaen, en door ghemelte Heeren Gecommitteerden verstaen hebbende de executie, die albereyts jegens eenighe Burgeren der stadt Uytrecht was ondernomen, hadde verklaert sulcks buyten sijn last, en tegens sijn intentie gepleeght te zyn, ende aenstonts ordre ghegeven, om daer naer te vernemen, ende soodanigh bevonden werde, het selfde te doen herstellen, met vernieuwinghe van sulcks gheduyrende de voorschreven absentie van den Heere Intendant achterweghen te laten, alleenlijck daer by voegende dat die gene, die des macht hadden, souden voldoen soo veel in haer vermogen was, van welcke gunstige antwoort en verklaringhe sijn Excellentie bedanckt hebbende, hadden sy Heeren Gecommitteerden afscheyt ghenomen, de Heere Gouverneur Stouppa gaen begroeten, en den selven voor sijne favorable intercessie, en goede debvoiren ten goede van de arme Ingesetenen in desen ghedaen, mede een compliment van dancksegginge gemaeckt. Waer op gedelibereert, zyn d'Heeren Gecommitteerden door haer Edele bedanckt, en is daer op geen vorder resolutie gevallen.

[pagina 104]
[p. 104]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Martis vii. Januarii 1673.

 

VOorgedragen zijnde dat den Heere Intendant weder binnen Uytrecht was ghekomen, en dat des selfs bedienden continueerden van de Inwoonders der selver Stadt te vorderen den tax haren respective opgelegt, met bedreyginge van Militaire executie. Is goet gevonden te versoeken de Heeren van Dijckvelt, Ruysch, Rossum, van Wulven, van der Aa, van Sandenburgh, Booth, de Goyer en Wyburgh, omme ghemelten Heere Intendant te begroeten, ende te remonstreren de onvermogentheyt der Inwoonders om de selve taxe te voldoen.

In de selfde dagh, te drie uren na de Middagh.

Ghedelibereert zijnde op het subject van de Commissie van de Heeren, huyden voor noen versocht ende gecommitteert, omme den Heere Intendant te gaen begroeten, is naer gehouden deliberatie goet ghevonden ende verstaen, dat ghedachte Heeren den Heere Intendant op de fundamenten, den Hertogh van Luxenburg, volgens notule van den eersten deser voor ghehouden, sullen representeeren den ellendigen staet van de Stadt, Steden ende Provincie van Uytrecht, en dienthalven versoecken, als by de Missive van den eenendertighsten December aen sijn Ed. uytgedruckt.

[pagina 105]
[p. 105]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Sondagh, de achtsten van Januarii, 1673.

Mercurii viii. Januarii, 1673.

 

HEbben de Heeren van Dijckvelt ende andere Ga naar margenoot+ haer Edele Mog. Ghecommitteerdens ter vergaderinge gerapporteert, dat haer Edele, in gevolge van haer Edele Mog. Commissie van daegs te voren, den Heere Intendant, onder een deductie van de redenen, in haer Edele Mo. missive van den eersten deses vervat, nochmael hadden versocht de goetheyt te willen hebben, van die sware tax op de huysen geleyt niet te laten invorderen, voornamentlijck dewijl men hoopte dat den Coninck, aen wien den elendigen staet van de Ingesetenen naerder soude worden geremonstreert, sich soude laten permoveren, omme uyt compassie de selve van die excessive schattinge te ontheffen, ende in gevalle de Heere Intendant dat versoeck niet soude konnen toestaen, als dan permissie te willen vergunnen aen die geene, die daer toe genegen souden sijn, om haer alleen met haer lichaem uyt de Stad te mogen retireren.

Dat den Heere Intendant daer op hadde geantwoort, dat de Staten selfs oorsaeck waren van het opstellen van die belastinge, dat zy naer het geconvenieerde over de Maent van October niet wederom met hem hadden geaccordeert, dat hy deselve dickmael daer toe hadde aengemaent, ende oock ernstigh geprotesteert van selfs eenige taxen te sullen maecken, ende middelen te vinden, ende dat sulcks voor de

[pagina 106]
[p. 106]

Inwoonders veel beswaerlijcker soude sijn, dat haer Edele Mog. 't selve niet hadden in acht genomen, noch eenige preservatien gedaen, dat 't selve was gesprooten uyt een quade wille, dat een geconquesteert Landt, insonderheydt by tijden van den Oorlogh, die soo kostelijck valt, wat extraordinair moesten doen. Dat men in vijf maenden ten dienste van den Koninck maer vijf-en-twintig duysent Rijxdaelders hadde gecontribueert, dat het Hof het selve interpreteerde, als of hy hem liet abuseeren, ende om den Thuyn leyden, en daerom hem de ordres tot het doen van dien omslach hadde toegesonden,

Dat hy deselve nu moeste naer komen, ende niet anders konde seggen, als dat haer Ed. Mog. haer aen den Koninck moesten addresseeren.

Dat haer Edele den Heer Intendant daer op hadden te gemoet gevoert, dat haer Edele Mog. niet met al op nieuws hadden konnen of durven beloven, alsoo niet wisten, hoe of waer de penninghen daer toe te vinden, dat de selve om die reden, oock met sijn Ed. voorweten ende toestemminge. Ymandt naer 't Hof hadden gedeputeert, met vertrouwen dat op sijn Ed. gunstige recommandatie, door de Heeren Hertoch en Gouverneur Stoupa gesecondeert, midtsgaders op sijne geloofwaerdige getuyghenisse van den desolaten toestant van de Provincie, een goedertieren dispositie soude worden geobtineert, ende dat sulcks van tijdt tot tijdt worden verschooven, haer Edele Mog. om hare goede intentie, ende willen oock boven vermoghen te betoonen, van alle de Inwoonders van de Stadt en Steden hadden ghevordert, soo veel als twee jaer Schoorsteen-gelt importeert, en het protenu van dien sijn Ed. aenghebooden. Dat

[pagina 107]
[p. 107]

sijn Ed. moeste considereeren, dat boven het gelt, 't gene aen den Koninck, ende aen sijn Ed. als mede ten behoeven van de Troupes, was getelt of verstreckt, de Militie hadde genooten alle de vruchten van de Landen voor een gheheel jaer, oock geslacht ende gerooft alle de Beesten, ende dat 't selve vele millioenen quam te beloopen, dat daer door de eygenaers niet alleen van dat jaer pachts, maer ook van alle haer achterstallen waren ontset, ende daer door, mitsgaders door de verdere geleden schade t'eenemael geruineert ende onbequaem om eenighe extraordinaire lasten te konnen draghen, ende dat haer Ed. op haer eere ende conscientie hadden versekert, en sijn Ed. gebeden te willen gelooven, dat het geen quade willen, maer een absoluyte onmacht was, die haer Edele Mog. hadde verhindert een naerder accoordt met hem aen te gaen.

Dat den Heer Intendant daer op gheseght hebbende, dat men hem nu soo maenden met woorden ende klachten over het onvermoghen hadde opgehouden ende gepaeyt. Was de Provincie geruineert, dat konde in tyden van Oorlogh niet worden voorghekomen; men moeste evenwel contribueeren: sijn Ed. wiste wel dat in de Stadt van Uytrecht gelts genoegh was, ende dat soude nu oock wel blijcken. De Soldatesque hadde wel over de twee millioenen uytghegheven ende besteet. Indien haer Edele Mog. een goede intentie hadden gehadt, sy souden wel middelen uyt ghevonden hebben om penningen te versamelen, men hadde het konnen af halen van die Winckeliers ende Ambachts-luyden, die soo groote somme van de Franschen hebben ontfanghen, ende haer daer voor obligatie af assignatie op de andere

[pagina 108]
[p. 108]

Inwoonders, die nu geen gelt hadden, konnen verlenen: maer men had niets begeert te doen; men hadde de Borgerye selfs geraden ende geanimeert om niets te gheven; men was te goet Prins en Hollandts, ende men wilde die niet desobligeren; men roemde daer over, en hadde selfs aen verscheyde Geldersche Heeren gereprocheert, dat sy lieden te liberael waren in 't contribueren, ende dat by veranderinghe haer sulcks in de ooghen soude druypen. Dat hem oock was bericht, dat haer Ed. Mog. noch wel driemael hondert duysent gulden in de kassen hadden, en dat die wel te voorschijn souden komen, als hy vijf of ses van de principaelste Leden van de Regeringhe deê saiseren en ghevanghen houden. Haer Ed. gheseydt hadden, dat nu niet wierde geklaeght, dat de Provincie ende Inghesetenen waren geruineert, maer dat de selve niet wierden ghetracteert als geruineerde, ende ter contrarie geschat hooger als die in haer voorighe welstant soude hebben konnen opbrengen. Dat haer Edele Mog. niet en konden weten, wat ende hoe veel by sommighe Winckeliers, af getrocken de betalinghe van haer ingekochte waren, mochte wesen geprofiteert.

Dat oock de forme van dese Regeeringe niet toe en laet de gelegentheyt van de Luyden buyten ordre teghens haer danck te ondersoecken, ende haer gelt af te nemen, maer in gevalle sijn Ed. 't selve met haer consent wiste te bekomen, dat haer Ed. niet en twijffelden of haer Edele Mog. souden om den Heer Intendant, op die wijse contentement te doen hebben, geerne behoorlijcke obligatien daer voor passeeren, ende dat daer uyt al mede soude blijcken, dat haer Edele Mog. t' onrecht van quaetwilligheyt wierden beschuldight.

[pagina 109]
[p. 109]

Dat wel waer was, dat haer Edele Mog. meermalen aen syn Ed. uytstel in 't reguarde van de twee jaren Haertsteede-gelt voor de Inwoonders hadde geimploreert, maer dat sulcks was geschiet uyt die kennisse ende persuasie, dat vele der selven hare quotes soo promptelijck niet konden fourneeren, te meer om dat sijn Ed. de capitaelste impositien hadde willen aen hem nemen, ende doen verantwoorden selfs sedert den eersten November voorleeden, ende oock de voldoeninge van de intercessie tot de hoogste bewarenisse van de elendighe Ingesetens te verbieden. Dat oock wel te ghelooven was, dat het in der daet aen de macht manqueerde, dewijl niet tegenstaende de ernstighe waerschouwinge en de scherpe Comminatien van executie met sijn ordre by publicatie ende affixie iterativelijck ghedaen, noch soo veel Persoonen waren ghebleven in ghebreecke, ghelijck sijn Ed. sal ondervinden, als door sijne commissien sal doen ontfangen, 't gene van het voorsz. Haertsteede-gelt is geprocedeert, ende noch onder de respective uytmaenders berust.

Dat haer Edele Mog. nooyt hadden ghedacht eenighe veel min de verhaelde reproches ende bedreyginge aen Geldersche of yemant anders te doen, ende dat haer Edele daerom ghedienstigh versochten, ende oock van sijn Ed. oordeel ende bescheydentheydt verwachte, dat aen sommige verdichtsels ende lasteringen geen geloof soude attribueeren. Dat haer Edele oock hadden gepresenteert aenstondts te gaen in verseeckeringe, midts dat de Autheurs of aenbrenghers van die vuyle en onbeschaemde uytstroysels van de drie hondert duysent gulden by de kop wierden ghevat, ende van de onwaerheyt overtuyght wordende, naer verdiensten ghe-

[pagina 110]
[p. 110]

straft. Dat haer Ed. daer na gereïtereert hebbende het ghedane versoeck tot ontlastinge van de Ingeseetenen, of ten minste permissie om te mogen vertrecken, d'Heer Intendant hadde gepersisteert dat de taxen moesten worden betaelt, dat het de wille van het Hof was, dat hy daer inne niet konde veranderen, doch dat 't gene over de gheroerde twee jaren Schoorsteen-gelt by eenige Inwoonders was voldaen, tot afslach soude laten valideeren:

Dat oock over de maenden Januarii of Februarii of verder, niet meer soude eyschen, dat men ondertusschen door de Gedeputeerden de saecke by den Koninck konden bevorderen, en dat geerne noch naerder brieven van voorschryvens en favorable getuygenisse ten selven eynde soude geven.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mog. Heeren Staten van 't Landtschap van Uytrecht; op Vrydagh, de seventiende van Januarius, 1673.

Veneris xvii. Januarii.

 

Ga naar margenoot+IS gerapporteert dat d'Heer Hertogh van Luxenburgh, hebbende particulierelijcker doen vernemen, aengaende de staet der Dorpen en Kercken van Emmenes, soo wel binnens, als buytens dijcks, conform het geen, dat in d'acten van de zevende van dese maent geinsereert is, in gevolgh daer af had ghesproken met d'Intendant, die dit volgende Appointement heeft doen depescheren.

De Religionarissen sullen in de besittingh van hun Kercken blijven, tot dat men des Koninghs ordre heeft ontfanghen; en de Katholijcken sul-

[pagina 111]
[p. 111]

len ondertusschen vermogen hun Misse te doen leesen in soodanighe andere plaets, als 't hen sal believen.

Gedaen t'Uytrecht, de drie-en-twintighste Januarius, 1673. Geteeckent

Robert.

Extract uyt de Resolutien der Ed. en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Martis xxi. Januarii 1673.

 

GEdelibereert zijnde over de sware taxen, Ga naar margenoot+ door den Heere Intendant de Inwoonders der stadt Uytrecht opgeleyt, en dagelijcks met Militaire executie inghevordert wordende, is goedt ghevonden daer over te schryven aen den Heere van Maerssenbroeck, ten eynde den selven die ellende, daer door aen de arme Inwoonders gecausert werdende, by forme van requeste of placet, aen sijn Majesteyt representeere: tot het ontwerpen van welcke Missive versocht en ghecommitteert is de Heere van Dijckveldt, omme die jeghens Vrydagh naestkomende te resumeeren, ende af te senden. Ende is midlerwijl goedt gevonden te versoecken ende te committeeren de Heeren van Dijckveldt, van Someren, van der Aa, van Sandenburg, van de Voort, ende Hamel, omme den Heere Hertogh van Luxenburgh, Gouverneur Stoupa, mitsgaders den Heere Intendant nochmaels te representeeren de beswaernisse van de Gemeynte, door de ghedachte taxe; als mede de excessen, door de bediende in het executeeren van de selve taxe ghepleeght werdende, ende te versoecken moderatie van de taxe en executie van dien, als mede remissie in re-

[pagina 112]
[p. 112]

gard van de onvermogende, ende is den Heere van Dijckvelt versocht, omme alvoorens daer over met den Heere Gouverneur Stoupa alleen te spreecken.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Jovis xxiii. Januarii 1673.

 

Ga naar margenoot+RApporteerde den Heer van Dijckvelt, dat hy, ingevolge van hare Edele Mog. Resolutie Commissoriael van den een-en-twintigsten, op gisteren den Heer Gouverneur Stouppa hadde wesen begroeten, ende met de redenen, daer toe applicabel geinduceert, om den Heer Intendant noch mael te gaen spreecken, in faveur van de ellendighe Borgerye van de Stadt, boven haer vermogen door de bekende taxe beswaert, ende by de invorderinge van dien soo jammerlijck wordende getracteert, mitsgaders om het gemoet van den selven Heere tot het accordeeren van 't nader versoeck by haer Edele Mog. Gecommitteerden ten dien eynde aen sijn Ed. te doen, wat te prepareeren, ende dat hy des middaghs wel hadde ontfanghen antwoort dat sulcks was geschiet, maer dat evenwel by Heere van Dijckvelt, nevens de vordere Heeren mede gecommitteert, vermidts d'indispositie van den Heer Intendant geen gheleghentheyt hadden konnen hebben van den selven te sien, als desen voornoen. Ende dat doen sijn Ed. hadden voorgedragen, dat het erbarmlijck klaghen en krijten van de bedroefde Ingesetenen haer Edele Mog. persten, om noch eens haer toevlucht te nemen tot sijne goedertierentheyt,

[pagina 113]
[p. 113]

en gedienstigh te doen versoecken om uyt compassie ordre te willen stellen, dat de ge-eyschte schattinghe met soo grooten rigeur niet mochte worden ghevordert, veel min met sulcke violentie geexecuteert, voornamentlijck op de onvermoghende, ende dat sy lieden, om de selve daer toe te permoveeren, vele redenen, en oock verscheyde voorvallen en staeltjens van onbetamelijcke, onchristelijcke ende wreede excessen hadden geallegeert.

Dat den Heere Intendant daer op, als in de voorgaende aenspraecke, weder in het breede hadde ghededuceert, hoe hy meenigh maelen hare Edele Mog. hadde aenghesocht, gheraden en aengemaent, om voor het toekoomende met hem te handelen, oock wel aenghewesen dat verscheyden soorten van luyden in de Stadt veel geldt hadden, ende dat haer Ed. het selve behoorden af te halen, om sijnde demandes daer mede te voldoen, ende sulcks altydt wordende genonchaleert, haer Edele Mog op het ernstighste hadde ghewaerschout, dat hy selfs middelen om penningen te bekomen soude ondernemen, en dat het selve door de executie met de Militie moetende gheschieden, niet alleen soodanighe exorbitantien, als verhaelt waren, maer noch erger stonden te apprehendeeren: want dat een Soldaet, dickmaels vol en droncken, capabel was om allerhande insolentien en moetwille te plegen, ende dat die daer na wel konden, ende oock by hem soude worden ghestraft; maer dat door geen precautien, ofte bevelen konden, worden verhindert, in gevalle hy van de rigeur yet begonde te remitteeren, dat dan van de taxe niet veele voor hem te verwachten soude zyn, door dien een yeder dan soude kermen ende klaghen, onmachtigh te zyn, en sijn bediende de waer-

[pagina 114]
[p. 114]

heyt van leugen niet soude konnen onderscheyden. Dat oock effectivelijck wierde bevonden, dat veele van die geene, die het swaerste beklach, ende de hooghste protestatien hadden gemaeckt, naer het inlegeren van Soldaten, selfs in de beste goude specien hadden betaelt, ende dat daerom met het innen van de schattinghe op de aengevangen voet moeste worden voortgegaen, dat haer Edele Mog. daer over, ende over sijn verder doen aen het Hof vry mochte doleeren.

Dat haer Ed. daer op oock weder sommierlijck gerepeteert hebbende, het geene voor desen tot excusen van haer Edele Mog. en tot bewijs van de onvermogentheydt van de Ingesetenen hadden by ghebracht, daer toe noch hadden gevoeght, dat in ghevalle sijn Ed. te vreden wilde zyn met alle de contanten, die de Regenten te samen hadden, ende dan de Inwoonders verder ongemolesteert te laten, dat hare Edele Mog. onghetwijffelt bereydt ende overboodigh souden wesen om de selve ter goeder trouwe aen hem over te geven; altyt dat sy Gecommitteerden alle het hare daer toe waren presenteerende: maer dat het een groot nadeel voor haer Ed. Mo. en voor de Ghemeente was, dat sijn Ed. onder de regeeringe van een Souverayn zynde opghevoet, en in employ, niet wel konde, of beliefde te considereeren dat de Overigheydt in de Republicquen omtrent de onderdanen heel anders moet, en ghewoon is te handelen, als men in de Rijcken doet; ende dat sijn Ed. daerom veele dinghen opnam voor onwilligheyt, die in der daet door onmacht wierden veroorsaeckt; ende indien men daeromme dese ellende moeste uytstaen, dat men patientie moeste hebben, ende sich troosten in de wille van Godt, die het belieft hadde tot straffen van de sonden van het

[pagina 115]
[p. 115]

Landt, de roede aen de Fransche in de handt te geven; maer dat haer Ed. evenwel met sijn permissie moeste seggen, dat niemant, hoe schrander ende verlicht hy mochte hebben gheweest, sich te vooren soude hebben konnen inbeelden, dat de Provincie soodanigh, als nu gheschiedt is, soude worden gedevasteert, de Stadt geruineert, ende dan daer na de arme Ingesetenen noch soo schrickelijck mishandelt, ende dat alle het selve noch soude passeeren voor een bedryf, waer door het woort ende de favorable conditien, die den Koningh aen deselve belieft heeft te vergunnen, niet wierden gecontravenieert, of verbroocken, ende dat het ongheluck van de Inwoonders ende Provincie te grooter was, om dat de Hollanders hare nagebuyren, met de welke sy in soo naeuwe Verbintenisse altyt hadden gestaen, soo veel ghemeenschap van Houwelijcken, vermenginge van vaste Goederen, ende andere interessen ghehadt, ende die men gheloofde dat daerom door der selver miserie tot medelijden souden werden beweeght, ende aengheset om tot der selver reddinghe te eerder een Vrede te soecken, daer door (soo men daghelijcks bericht wierde) te meerder wierden verhart, ende te grooter afkeer van alle onderhandelinge hadden, op het voorgeven dat daer by gheen volkomen securiteyt te vinden soude zyn, ende dat sijn Ed. meynende dat sy lieden door soodanige maniere van doen souden konnen worden geintimideert, daer inne seer was bedroogen, door dien de selve beter door sachtigheyt ende vriendtschap geleyt, als door harde en wreede actien gedwongen konden worden, gelijck van alle tyden, ende overvloedelijck in de verleeden Eeuwe ghebleecken is, ende dat oock de Provincie van Uytrecht by ghemelte

[pagina 116]
[p. 116]

Hollanders wierde beschuldigt, als of sy te voorbarigh, en buyten noodt met den Koningh hebben verdragen, oorsaecke van de ongelegentheyt souden zyn, daer nochtans haer Ed. Mog. tot dat sy gereduceert zyn gheworden tot handthavinge van de Unie hadden bygebracht, alles wat van ghetrouwe Bondtgenooten konde worden ghe-eyscht, ende tot den laetsten toe voor haer eygen defensie soo veel doenlijck ghelaboreert en geyvert; oock niet hadden ghedelibereert, om conditien aen den Koningh te versoecken, als nae dat sy waren ghestelt buyten hoope van hare Onderdanen, ende de stadt van Uytrecht te konnen beschermen, ende dat sy sulcks tot hare ontlastinge ende noodtsaeckelijcke verdeedinghe, van hare schuldighe trouwe aen hare nagebuyren konden en moesten betuygen, maer dat haer Ed. Mog. ondertusschen tot hare onuytspreeckelijcke droefheyt wel sagen, dat in ghevalle dit wesen noch soodanigh wat bleve continueeren, haer Provincie soude zyn de ellendighste, daer van oyt was gehoort, ende daerom deede bidden, dat sijn Ed. omme het selve immers soo veel moghelijck voor te komen, sich als noch soude willen laten persuadeeren, om van die rigoureuse invorderinghe ende executie te desisteeren. Dat den Heere Intendant daer door soo het scheen, wat ontroert, ende met compassie aenghedaen zynde, hadde verklaert het uyterste, hetgeen van hem te erlangen was, daer inne te bestaen, dat, indien haer Ed. Mog. desen avondt by obligatie hem wilden belooven de helfte van het gheene van de meer-ghemelte taxe noch was te innen, in veertien daghen te voldoen, hy sigh daer mede soude laten contenteeren, ende de andere helfte dan quyt schelden, mitsgaders over de maen-

[pagina 117]
[p. 117]

den van Januarii, Februarii, ende verder geen nieuwe petitien maken, ten ware hem daer toe specificque, ende positive ordre van het Hof mochte worden toegesonden, ende dat hy dan die oock aen haer Ed. Mog. soude communiceeren, ende niet te werck legghen voor al eer de selve competenten tydt souden hebben ghehadt, om daer over aen de Koningh te suppliceeren, ende naerder dispositie uyt te wercken: ende in ghevalle hare Ed. Mog. niet mochten goet vinden dien voorslagh aen te nemen, dat dan niet overigh was, als de klachten, die aen hem nu wierden gedaen, op het lamentabelste, en met de droevigste coleuren aen het Hof te representeeren: dat hy geerne, in faveur van de Ingesetenen, sijne ghetuygenisse daer by wilde voeghen, ende dat men het oock daer omtrent in het minste niet en behoefde te sparen; dat hy aldaer noch wierde geinsinueert, als of hy de Provincie te veel verschoonde, dat haer Ed. hem daer op hadden te ghemoet gevoert, de kleyne apparentie ja ghenoeghsame onmoghelijckheyt, om by dese constitutie soo importante somme op te konnen brengen, dat het te amplecteus soude zyn, in ghevalle den termyn van betalinge wierde ghestelt op veertien dagen, naer dat een Vrede soude zyn ghemaeckt, doch evenwel hadde aenghenoomen om het selve te rapporteeren, ende ondertusschen aen sijne chariteyt ende mededogen de miserabele Inwoonders op het gevoelighst recommandeerende.

[pagina 118]
[p. 118]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Veneris xxiv. Januarii 1673.

 

RApporteerde den Heere van Dijckvelt, dat sijn Ed. in voldoeninghe van haer Ed. Mog. last, op gisteren des nanoens aen hem gegeven, sich aenstonts hadde vervoeght by den Heere Gouverneur, ende aen de selve, naer voorgaende communicatie van den voorslagh by den Heere Intendant, raeckende de bekende taxe gedaen, ende in de notulen van den drie-en-twintighsten gementioneert, betuyght dat hy, om te beter te konnen beantwoorden de vraeghen, ende bedenckingen, die by de deliberatien op dat subject des anderen daeghs te vallen, souden konnen worden gheformeert, wel wenschten over eenige poincten, daer omtrent wat naeder door den Heere Intendant te moghen worden geesclairciffeert, ende van een sonderlinge dienst soude achten, in ghevalle sijn Ed. hem ten dien eynde beliefde te assisteeren; dat den Heere Gouverneur, en hy Heere van Dijckvelt, voort te samen by den Heere Intendant waren gegaen, ende oock in het langh en breet, met den selven hadden ghesproocken, doch op de principaelste poincten gheen peremptoir bescheyt konnen bekomen, op voorgeven, dat sijn Ed. alvoorens sich daer over te konnen verklaren, moeste onderstaen hoe veel schattinghe in het gheheel was bedragende, ende hoe veel alreede daer moeste wesen ontfangen, ende dat sijn Ed. vermeynde het selve den volgenden morghen te sullen konnen weten, dat sijn Ed.

[pagina 119]
[p. 119]

desen morgen ontrent neghen uuren weder by den Heere Intendant ghekoomen zynde, hem door de selve was vertoont gheworden, dat de gantsche taxe, de drie stuyvers op de gulden daer inne ghereeckent, beliep de somme van 269868. guldens, ende dat daer op soo door de Thresorier Du Meê uyt handen van haer Ed. Mog. als door sijne Commissarissen uyt de particuliere was ontfangen, te samen 82500. guldens, en derhalven noch soude resten 187368. guldens, ende over sulcks het gheene na sijne propositien soude worden gheremitteert, omtrent 88500. guldens importeeren soude, ende by ghevolghe noch te betalen blyven 96000. guldens.

Dat sijn Ed. den Heere Intendant daer op hadde gherepresenteert ende aengewesen, dat den voorslagh in dier voegen by haer Ed. Mog. niet soude konnen worden ghepresteert, ende over sulcks niet aenneemelijck was, ende dat sijn Ed. daerom met alle bedenckelijcke redenen, consideratien, smeeckingen ende betuygingen getracht hadde, den selven te permoveeren, om hoope te geven van dat door naerder versoeck van haer Ed. Mog. soude konnen worden ghedisponeert, omme de eene helfte van den gheheelen tax te remitteeren, ende in af-slagh van de andere helfte te laten imputeeren de quotes, op de Huysen van de absente Inwoonders ghestelt, als oock om de vermoogende, die onwilligh moghten zyn, ter somme by haer Ed. Mog. te modereeren, selfs te doen executeeren, mitsgaders wat langer tyt tot de betalinghe te vergunnen, ende dat sijn Ed. dan oock daer mede af-stant soude willen doen van het geene hy van de Dorpen deede vorderen. Dat sijn Ed. niet anders hadde konnen ver-

[pagina 120]
[p. 120]

werven, als dat in plaetse van acht-en-tachtentigh duysent guldens, waer toe de helfte van het geene noch te innen staet, komt te monteeren hondert en acht duysent guldens soude worden quyt ghescholden, ende dat daer-en-boven, indien het by haer Ed. Mog. wierde goet ghevonden, twee-en-twintigh duysent guldens, die voor Schoenen, en Kamisolen worden ghe-eyscht, ende onder de voorschreven acht-en-tseventigh duysent guldens, die noch souden moeten worden goet ghedaen, zyn gecomprehendeert met Schoenen, het paer tot vier guldens te reeckenen, soude konnen worden betaelt, of wel de gantsche twee-en-twintigh duysent guldens aen hem behouden, ende daer na over vier of vijf van de Gilden, die het meeste by de troupes hadden gheprofiteert, door hem op nieuws omgeslagen, ende ghe-int, ende dat hy de schattingen over de Dorpen voor de gantsche winter soude laten reduneeren met vijf of ses duysent Rijcksdaelders.

Waer op ghedelibereert, is naer omvraghe, ende openinge van de vota, yder der Leden van de Vergaderinghe in desen overluyt ghedaen, eenparighlijck goedt ghevonden, en verstaen, dat men over het geprojecteerde van den Heere Intendant, als konnende dienen tot verlichtinge van de goede, en verarmde Gemeente, met hem in ghespreck sal treden: alleenlijck hebben de Heeren Gecommitteerden van de stadt Uytrecht versocht, alvoorens die resolutie in het werck te stellen, die haer Collegie te moghen rapporteeren, ende noch des huydigen naernoenen der selver opinie ter Vergaderingh inne te brengen.

Ende naerdemael den Heere Intendant geen langher dilay van executie heeft geaccordeert,

[pagina 121]
[p. 121]

als tot den huydigen middagh, is goet gevonden te versoecken, ende te committeeren de Heeren Schade, van Sandenburgh, en Hamel, om middelerwijle den Heere Intendant te communiceeren, dat haer Ed. Mogende over sijne gedanen voorslagh delibereerden, en derhalven te versoecken dat doch ondertusschen alle verdere executie mach blyven gesurcheert.

In de selfde dagh, ten drie uuren, na de Middagh.

Hebben de Heeren Schaede, van Sandenburgh, en Hamel ter Vergaderingh gerapporteert, voldaen te hebben haer Ed. Mog. resolutie Commissoriael van huyden morgen, ende van den Intendant gheobtineert surcheantie tot den volgenden dagh, doch langher niet, en in ghevalle haer Ed. Mogende middeler tyt sijne gedane presentatien niet quamen te amplecteeren, dat hy dan met de executie op het rigoureuste soude voort gaen.

De Heeren Gecommitteerden der stadt Uytrecht, ter Vergaderingh in gebracht hebbende, het goet vinden van de Vroetschap harer Stadt, is gepersisteert by het geconcludeerde van huyden voornoemt, ende zijn, na langhwijlige deliberatie daer over gehouden, versocht en ghecommitteert de Heeren van Dijckveldt, van Someren, van der Aa, van Sandenburgh, van de Voort, en Hamel, omme den Heere Intendant over het subject van sijn voorslagh, den drie-en-twintighsten deser gherapporteert, te gaen spreecken, en trachten te induceeren tot het verminderen der somme, het aennemen van de taxe der absenten, en executie der onwilligen, midtsgaders 't prolongeeren van den

[pagina 122]
[p. 122]

termyn der betalinge, in conformité van 't genotuleerde van den 23 deser.

Extract uyt de Resolutie van de Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Sabbathi xxv. Januarii. 1673.

 

HEbben de Heeren van Dijckvelt, ende de andere haer Edele Mog. Gecommitteerde gerapporteert, dat haer Ed. in voldoeninghe van haer Ed. Mog. nader commissie van gisteren, den Heere Intendant hadden bekent gemaeckt dat haer Edele Mog. ontfangen hebbende openinge van de propositie by sijn Ed. in regard van den meer gementioneerden taux, des daeghs te voren gedaen, sich bevonden in een groote perplexiteyt ende labyrinthe: want dat aen de eene syde wel konden considereeren, die specieuse glimpe van een af-slach van ruym hondert duysent guldens, maer aende ander syde oock hoogh mosten apprehendeeren, hoe die somme, die in sulcken cas noch souden moeten werden opghebracht, soude wesen te bekomen, ende dat de selve door de wegh ende op den voet, by sijn Ed. begost, ge-int wordende, boven het klagen ende lamenteeren schrickelycke blamen, ende imprecatien tot hare lasten souden opgaen, en dat haer Edele Mog. in die ware ende bekommerlycke gelegentheyt voor het beste expedient hadden geoordeelt, sijn Ed. nochmael te besenden, ende te doen bidden, om ter liefde van Godt ende tot soulaes van de miserabele Ingesetenen van de Stadt, in plaetse van de voorgheslaghene somme, de helfte van den gantschen taux te willen remitteeren, de quotes van de absente Inwoonders in minderinghe van het resteerende

[pagina 123]
[p. 123]

aen te nemen, de onwillige vermoghende op synen naeme te laten executeeren; mitsgaders den termyn van de betalinge ten minste van een gedeelte van de somme wat te prolongeeren ende te verlengen.

Maer dat den Heere Intendant hadde ge-excuseert de selve pointen, of eenige van dien in te willigen, seggende soodanige ordre van het Hof te hebben ontfangen, dat, in gevalle hy den voor slagh niet hadde ghedaen, daer toe niet en soude komen, dan evenwel nu geschiedt sijnde, het woordt ghestant te doen, ende dat de Staten de somme volghens de selve noch op te brenghen, by leeninghe ofte anders lichtelijck soude konnen vinden: dat haer Ed. daer op hadde geantwoort, dat onder de weynig luyden, die noch in staet, ende gheneghen mochten sijn gelt op interesse te gheven, niemant aen haer Edele Mog. soude willen crediteeren, uyt rechtvaerdige vreese van door gene soorte van verbintenisse haer te sullen konnen verseeckeren, dewyle sijn Ed. schoon den Koninck aen de Ingesetenen hare capitalen ende interesse hadden belooft, evenwel de betalinge van alle renten hadde verbooden, dat den Koninck aen haer Edele Mog. hadde gecontinueert alle hare rechten en inkomsten, sijn Ed. evenwel de impositien hadde aen hem getrocken: dat, hoewel de Koning haer Edele Mog. hadde geaccordeert de voorige forme van regeeringe, ende hare privilegien, sijn Ed. evenwel eenige ampten, ter dispositie van de Staten staende, hadde geconfereert: dat sijn Ed. de oorsaeck daer van wel wilde schuyven op haer Edele Mog. als over het onderhoudt van de troupes niet hebbende geconvenieert, ende daerom van de ghemelte conditien vervallen; maer dat een yegelijck kennelijck was, dat sijn

[pagina 124]
[p. 124]

Ed. over drie daghen, of soo wanneer het hem gelieven mochte, nieuwe, ja noch grooter petitien soude konnen doen, ende de selve by haer Edele Mog. niet konnende worden ingewillight, weder ghebruycken tot een pretext om het voorighe beloofde te vernietigen, of buyten te gaen; dat derhalven haer Edele Mog. als geen credit of eenigh ander middel hebben, onmogelijck was het te belooven geldt te versamelen, als uyt de schattinge by haer Ed. opgestelt.

Dat sy immers alle de arme ende onvermoghende daer van souden moeten eximeeren; dat van de absenten, die een seer groot ghetal, ende wel van de considerabelste van de Inwoonders uytmaecken, oock niet wel yet souden konnen worden geconsequeert, vermidts den Heer Intendant der selver meubilen heeft aengheslagen, en dat die twee posten soo veel, ja misschien meer als den gheheelen afslagh soude importeeren, ende oversulcks haer Ed. Mog. wel van verlichtinge voor de Gemeente schynen te bedingen; maer in der daet niet anders doen, als voor de resterende penningen in te staen, en die voor sijn Ed. door een rigoureuse executie de Inghesetenen af te perssen, ende dat het voor haer Ed. Mog. raetsamer, ende verantwoordelijcker soude wesen, als het door geen middel soude konnen worden voor gekomen, sulcks door hem te laten gheschieden; maer dat haer Ed. hem baden doch om Godts wille commiseratie met die elendighe menschen te willen hebben; dat haer Ed. sijn Ed. ordre van het Hof niet wilde teghen spreecken, noch examineeren; maer versochten dat sijn Ed. eens soude willen overwegen, of het voor de glorye ende interessen van den Koninck soude sijn, een Stadt en volck, aen de welcke soo favorabele articulen waren toeghe-

[pagina 125]
[p. 125]

staen, ende soo veel goets belooft; soo jammerlijck in den grondt, ende sonder eenige hoope van herstellinghe te ruineeren: dat men moeste dencken dat het wereltkundigh soude worden, onpartydige daer van oordeelen souden, ende Historien daer van ghewagen: dat haer Ed. de arme menschen dan aen Godts barmhertigheyt, souden recommandeeren, ende in ghehoorsaemheyt met gedult alles aensien, ende haer onderwerpen.

Dat haer Ed. meynden, soo lange apparentie was van eenighen dienst aen de Ingesetenen te konnen doen, aen hare bedieninge te wesen verplicht, en die niet te mogen verlaten: maer in gevalle sijn Ed. haer daer van nu beliefde te ontslaen, datse 't selve voor een sonderlinge gunste souden opnemen, en sich daer van dienen, als een stilswijghende permissie om van hier te moghen vertrecken: dat haer Ed. dan souden gaen soeken een schuylplaetse, daerse een vryen lucht souden konnen genieten, ende adem halen, sonder ghedurig voor oogen en in de gedachten te hebben soo veel deerlijcke objecten van armoede ende miserie.

Dat den Heer Intendant daer door niet verder beweeght, of gedisponeert wordende, haer Ed. hadden gheseydt, haer wedervaren oprechtelijck ende omstandelijck te sullen rapporteeren; maer wel wilden bekennen, dat sy voor haer opinie niet souden durven adviseeren tot het accepteeren van de ghedane voorslagh, doch by de andere Leden goet ghevonden wordende, haer geerne daer mede conformeeren, ende tot prestatie van het beloofde alles naer haer vermogen helpen toebrenghen, ende dat haer Ed. daer op van sijn Ed. waren gescheyden.

Waer op veele redenen en consideratien ghe-

[pagina 126]
[p. 126]

wisselt en langwijligh overwoghen sijnde, is haer Ed. Mog. vergaderingh gecontinueert tot des naer-noens ten drie uren, ten fine als vooren te resolveeren, en de Heeren Borgermeesteren der Stadt Uytrecht de Vroetschap harer Stadt noch mochten convoceeren en der selver opinie overbrengen.

Op de selfde dagh, na middagh, te drie uren.

BY continuatie vergadert, en rypelijck gedelibereert sijnde op 't subject van 't genotuleerde eenigher sessien herwaerts, is eyndelingh, naer gedane omvragen, eenparighlijck goet ghevonden en verstaen, dat in ghevalle den Heer Intendant de executie teghens de onwillighe wil aennemen op synen naem te doen, ende de taxe der absenten doen valideeren, in minderingh van 't gene haer Ed. Mog. mochten komen te belooven, dat als dan met den Heer Intendant tot redemtie en afkoopinge van den gheheelen tax, op 't avantagieuste sal ghetracht worden te accordeeren, omme waer toe den Heer Intendant te gaen verspreecken, sijn versocht en gecommitteert de Heeren van Dijckvelt, van Soomeren, van der Aa, van Sandenburgh, van de Voort, en Hamel, te vooren desen aengaende gecommitteert, ende is den Scheepen Velthuysen versocht om diens aengaende den Heere Gouverneur Stoupa al voorenen te gaen begroeten

[pagina 127]
[p. 127]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Lunae den xxvii. Januarii 1673.

 

RApporteerden den Heere van Dijckveldt, ende andere Heeren hare Ed. Mog. Ghecommitteerden, dat haer Ed. in ghevolge van haer Ed. Mog. naeder Commissie, op den vijf-en-twintighsten deser des nae-noens gegeven, huyden even voor de middagh den Heere Intendant hadden voor-gedraghen, dat haer Ed. Mog. ingenomen hebbende het rapport van het geene sijn Ed. op de entreveue van den ghemelten daghe hadde believen te verklaren, sedert voor ende nanoens hadden ghecontinueert in haere deliberatien, om, indien het moghelijck was, uyt te vinden middelen, om de bekende voorslagh te konnen voldoen, want dat haer Ed. Mog. niets ter werelt soo aengenaem, ende wenschelijck soude zyn, als de arme en ellendige Burgerye te laten jouisseeren van de remissie, die sijn Ed. de goetheyt hadde van te presenteeren, en waer voor haer Ed. Mog. hem oock gedienstelijck lieten bedancken: maer dat haer Ed. tot haer hertelijk leetwesen, en droefheyt mosten betuygen, dat hoe sy in dat werck dieper penetreerden, hoe dat sich grooter ende bekommerlijcker difficulteyten op deeden, ende derhalven die propositie niet en soude konnen amplecteeren, ten ware sijn Ed. beliefde toe te staen, dat de quotes van de absente soude strecken in af-slagh van de somme, aen hem te belooven, mitsgaders dat de taxe van de verdere vermooghende op moderatie, ende de verminderinge van haer Ed. Mog. by sijn Ed. soude wor-

[pagina 128]
[p. 128]

den ghe-int, en teghens de onwillige gheexecuteert.

Dat den Heere Intendant daer op hadde gheantwoort het leste poinct geerne te sullen inwilligen, maer tot het eerste niet te konnen resolveeren, dewijle sijne propositie van dien af-slagh ter oorsaecke van de absenten, ende onmachtigen was geschiedt, ende dat haer Ed. Mog. de selve verwerpende, souden betonen, ende door hem oock altydt ende ontrent een yder worden beschuldight, van tot soulagement van haer ingesetenen niets te willen contribueeren, ende niet anders voor te hebben, als alleen om hem ende die natie verhardt te maecken: dat sijn Ed. kennisse van alles aen het Hof soude geven, en daer tot noch alle goede officien in faveur van haer Ed. Mog. hadde toe gebracht, nu tot haer nadeel soude getuygen, ende over haer klagen, dat die somme, die sijn Ed. volgens de voorslagh noch pretendeerde, na alle apparentie uyt de vermoogende soude konnen worden gheconsequeert; immers het kort van dien met vijftien of twintigh duysent guldens gesuppleert, ende dat het een schaduwe van reden hadde te sustineeren dat haer Ed. Mog. het sy op hare ghemeene name, het sy op die van de particuliere leden, de selve niet soude konnen bekoomen: dat hy derhalven, ten volle ghepersuadeert van haer Ed. Mo: quade intentie daer ontrent, voortaen de Staten als die fonctie niet willende oeffenen, niet meer in die qualiteyt soude considereeren noch op hare versoecken ende recommandatien voor het publijck of anders verdere reflexie, of regard nemen, als op die van privé persoonen, en van andere Inwoonders van de Stadt.

Dat haer Ed. Mog. hadden gheseght dat haer

[pagina 129]
[p. 129]

lieden goede conscientie, ende soo veele ende meenigvuldige instantien, op alle occasien aen sijn Ed. ghedaen, mitgaders al het verdere gepasseerde, haer Ed. Mog. altyt souden vry spreecken en suyveren van sijne beschuldinghe; dat oock haer Ed. Mog. ontrent dese schattinghe geen faveur, ofte ontlastinge voor haer selven, maer voor de miserabele Burgers hadden versocht; dat haer Ed. Mog. niet te min ongheluckigh waren, om dat sijn Ed. een quade impressie van haer was gegeven, dat hy na die impressie van haer soude oordeelen, ende naer dat oordeel de macht hadde om haer ende de Provincie te handelen. Doch indien haer Ed. Mog. de eere hadden van in eenen anderen staet hem te rencontreeren, dat sijn Ed. beter van haer soude wesen gheimbueert: dat in ghevalle het met vijftien of twintigh duysent guldens was goet te maken, dat haer Ed. Mog. hoewel door extraordinaire, ende voor haer seer beswaerlijcken wegh het trachten souden te verschaffen.

Dat sijn Ed. ongetwijffelt wel was bewust, ghelijck oock sulcks in de laetste aenspraecke klaerlijck was ghedemonstreert, dat de Staten geen credit hadden, om geldt te negotieeren, ende dat vermits de vastatie ende ruine van de gantsche Provincie, onder het groote ghetal van de Regenten, misschien gheen acht of tien een matelijck capitael op hare obligatien, en verbintenissen souden konnen bekomen.

Dat haer Ed. vertrouwden, in ghevalle die persoonen sijn Ed. op dat poinct quaemen te consuleeren, hy selfs in dese constitutie van saecken niet soude raden haer te engageeren, ende sonder verseeckert te wesen, of the Ghemeente daer door soude konnen worden geredt, haer totael verderf over haer te halen, want dat

[pagina 130]
[p. 130]

indien dese somme, het geen niet te presumeeren is, door dat middel noch al konde worden ghevonden en opghebracht, sijn Ed. dan naer verloop van eenigen tydt weer nieuwe demandes soude konnen doen, haer Ed. Mog. stellen in de selve verlegentheydt, ende dan niet konnende betalen het effect van alle het voorighe doen verliesen.

Dat sijn Ed. die laetste tegenwerpinge, hoewel voor de tweede mael gerepeteert, onbeantwoort hadde laten passeeren, ende na verscheyde andere redenen, ende debatten over de Intentien ende het bedryf van haer Ed. Mog. ghevallen, iterativelijck ende tot besluyt haer Ed. hadde aen geseyt, dat de ontfangers den een-en-twintigh duysent, die de selve over de maenden November ende December, van wegen de Impositien schuldigh waren, promptelijck souden hebben te voldoen, of dat sijn Ed. haer daer toe soude constringeeren, ende wel middelen soude weten om 't selve te bekomen.

Extract uyt de Resolutien van de Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Martis xxviii. Januarii 1673.

 

NOchmael rypelijck ghedelibereert op het gerapporteerde van des daeghs te vooren, is naer veele bekommerlijcke overweegingen, vermits den Heere Intendant de conditien by haer Ed. Mog. versocht, blijft weygeren, naer ghedane omvrage eenparigh goedt ghevonden, te persisteeren by haer Ed. Mog. resolutie van den vijf-en-twinigsten deser, na de middagh; en den Heere van Dijckveldt versocht zynde,

[pagina 131]
[p. 131]

om daer over te ontwerpen een Missive aen den Heere van Maerssenbroeck, het welcke staende Vergaderinge geschiedt, is goedt gevonden die te depescheeren, als volgt:

 

Erentfeste, &c.

 

Uyt de rapporten van onse Gecommitteerde, copyelijck hier nevens gevoeght, sal u Ed. konnen sien wat sedert eenighe daghen tusschen den Heer Intendant en ons, op het subject van de schattinghe, by sijn Ed. op de huysen gestelt, is gepasseert, die in middels ende noch van tijt tot tijdt vermeerderen. De difficulteyten, die wy in cas van accoort aen ons syde hadde te apprehenderen, soodanigh ende so verre, dat wy meynen groote redenen te hebben van ons te verheughen, dat den Heer Intendant de conditien, volghens onse resolutie van de 24 deser, sijn Ed. voor ghehouden, niet heeft believen in te willighen: want wy in sulcken cas souden noch acht-en-seventigh duysent gulden, onder rabat van't ghene de absente daer inne moeten betalen, aen den Intendant hebben moeten goet doen; ende sijn Ed. heeft niet meer als ontrent ses-en-sestigh duysent gulden ontfangen, ende 't gene wel te weten staet, sijn Ed. hadde by provisie (seer weynigh huysen uyt ghesondert) niet meer als de helfte van de tax doen vorderen, ende eenighe van sijn bedienden haer met een darde, andere by gheringhe luyden met minder laten contenteeren. Ende nu worden wy bericht dat verscheyde Buurten ende Straten, om dat gedeelte uyt te maken, ende daer door malkanderen van die rigoureuse en wreede executie te bevryden, haer gelt als in gemeenschap, en te samen hebben gebracht; dat oock meenighte

[pagina 132]
[p. 132]

van persoonen van meerder, ja van goede gelegentheydt geldt hebben geleent, om haer contingent te betalen, dat vele andere daer toe haer laetste Goudt, of Silver hebben verkoft, ende dat derhalven ontallijcke personen, door de voldoeninghe van de eerste portie, haer t'eenemael van gelt hebben ontbloot: het geene oock te waerschynelijcker ons voorkomt, om dat door de gantsche Stadt is ghedivulgeert, en generalijck ghelooft geworden, dat den Bisschop even voor, of op sijn vertreck soude hebben verseeckert, dat de vermogende met het voldoen van met de helfte, ende de mindere met dat van een derden deel van haer taxe souden volstaen, en daer by accedeert noch dat sommige van de Commissarissen niet als de principaelste luyden in yder Wijck, jae in eenighe van de slechtste maer een of twee Huysen de schattinge hebben afgevordert, soo dat wel soberlijck de meeste rype Peeren by hear ghepluckt zyn, en derhalven door ons de ge-eyschte acht-en-tseventigh duysent, in geenen deele uyt de rest van den tax hoewel noch vry meer importeerde, te bekomen zyn geweest: behalven dat wy beswaerlijck het ghekryt, en ghekerm van de arme Menschen soude hebben konnen tegen staen, ende daer door dickmaels zyn verhindert gheworden van het te doen innen, van veel Luyden die het in der daet wel souden hebben konnen op brengen. Wy hebben raedtsaem geacht U E. dit boven verhaelde soo breedt te adviseeren, op dat U E. sich daer van aldaer, ende soo het behoort soude konnen bedienen tot onse descharge, alsoo de Heere Intendant niet wel te vreden zynde, dat wy de voorslagh niet hebben geaccepteert, aen onse Gecommitteerdens geseght heeft daer over aen het Hof te sul-

[pagina 133]
[p. 133]

len schryven, ende in plaetse van dat tot noch toe alle goede officien heeft ghedaen, nu qualijck van ons te sullen getuygen. Wy geloven niet sonder fundament, dat sijn Ed. misnoegen en ghevoeligheydt te grooter is, om dat hy de onmacht en onvermogentheyt in de Stadt ondervindt soodanigh te zyn, dat by executie niet soo veel, als by de conventie soude hebben bedongen, sal konnen erlangen, ende daer toe die harde ende tot noch toe in dit Landt ongehoorde middelen, ende dat tegens veele ellendighe Menschen, die niet en hebben, sal moeten employeeren: want wy konnen niet anders oordeelen, of sijn Ed. is ten vollen overtuyght van de hooge armoede, ende miserie van de Ingesetenen, ende heeft oock een eerlijck ghemoedt, dat meewarigh ende susceptibel van mededoogentheydt is, maer laet sich al te veel ghelegen wesen, om penninghen te vinden, ende daer mede contentement aen de Ministers te geven. Ondertusschen verlaten, uyt oorsaeck van de schattinge, veel luyden, selfs van de fatsoenelijckste, hare Huysen, en gaen by een ander inwoonen, gemeene luyden soo Mans als Vrouwen, vluchten dagelijcks met meenighte, en hoewel voor twee dagen tusschen de 40 a 50. hier en daer aengehaelt, weder in de Stadt gebracht, ende de Mans tot haer onder Kleederen, ja sommighe naeckt uytghetrocken zyn, soo wordt het evenwel daerom niet naer ghelaten, soo dat te duchten is, dat de Stadt t'eenemael sal werden gedesoleert, &c.

Den 28. Januarii 1673.

Staten, &c.

[pagina 134]
[p. 134]

Op het tapyt gebracht zynde het voorgaende genotuleerde, noopende het provenu van de Impositien over de maenden November, en December, en het begeeren van de Heere Intendant daer ontrent, zyn naer deliberatie daer over ghehouden, versocht en ghecommitteert de Heeren Ruysch, van Someren, van Wulven, van Sandenburgh, Boott, en Mansvelt, omme nevens de Heeren Ghecommitteerden, ter Finantie en Reecken-kamer te overwegen, wat dien aengaende, in allen gevalle, soo wanneer den Heere Intendant by sijn begeeren blijft volharden, soude konnen en behooren gedaen te werden, en haer Ed. Mog. te dienen van rapport en advys. En is den Schepen Velthuysen gecommitteert, omme onderwijlen den Heere Gouverneur Stoupa te representeeren de ghefondeertheydt van haer Ed. Mog. intentie, tot het niet rembourseeren van de penningen uyt de Impositien over de voorschreven maenden gheprocedeert, en by haer Ed. Mog. soo tot behoeften der Fransche troupes, als verscheenen renten uytgegeven, en is den Heere van Dyckvelt versocht, omme daer over te coucheeren, een missieve aen den Heere van Maerssenbroeck, (die 't selve aenstonts ghedaen hebbende, is af gegaen als volght:

 

Erentfeste, &c.

 

Wy hebben U E. sedert eenighen tydt herwaerts geadviseert, dat de Heere Intendant aen de ontfangers heeft gheinterdiceert geen renten meer te betalen, mitsgaders de selve te bevelen, voortaen de Impositien aan sijn Ed. te verantwoorden.

Dat sijn Ed. oock, ter saecke van de absentie

[pagina 135]
[p. 135]

van den Adjutant Matthisius, heeft gedisponeert van het Cameraerschap van den Leckendyck, niet tegenstaende aen sijn Ed. geremonstreert is geworden, dat het selve altydt, selfs onder de Regeeringhe van Keyser Carel, volgens de Ordonnantie van den Leckendyck by hem ghemaeckt, heeft toegestaen tot onse collatie, ende dat alles contrarie de Articulen, die het sijne Koninghlijcke Majesteyt heeft belieft aen dese Provincie te vergunnen.

Daer-en-boven weygert sijn Ed. nu teghens het provenu van de Impositien in uytgift te admitteeren, de vier duysent Rijcksdaelders aen sijn Ed. in conformité van den accoorde over de maendt van October, in minderinge ende ter goeder reeckeninghe, van het geene de Provincie daer nae soude moeten opbrenghen, in November voldaen, onder pretext dat wy over het volgende niet weder met sijn Ed. sijn verdragen.

Oock wil sijn Ed. om de selve redenen in uytgift niet passeeren de Interessen, die sedert den eersten November, en voor date van sijn verbodt sijn betaelt; gelijck sijn Ed. oock noch wil weygeren verscheyde posten, ten dienste van de troupes, of over andere saecken met sijn Ed. kennisse, of op sijn Ed. ordre, uytghegeven, als breeder uyt de bylaeghe sult konnen sien. Alle het welcke dies te meer strydt met de billickheydt, om dat wy nu buyten de Impositien geen ander revenus hebben.

Noch heeft sijn Ed. alle de huysen beswaert met de ondragelijcke Schattinghe van een tien dubbelt Heertstede-geldt, en dat alleen over de maenden van November en December.

Ende vordert over de voorschreven Maenden by executie van yder Dorp een groote somme

[pagina 136]
[p. 136]

geldts niet teghenstaende eenige van de selve door het doorsteecken van den Leckendyck zyn geinundeert, meest alle onbeheert ende onbesaeyt, en by na de meeste van haer Vee en Paerden berooft.

En dewijl de Heer Intendant, als wy daer over aen sijn Ed. klagen, sich beroept op sijne ordres, ende ons renvoyeert aen het Hof, soo vinden wy goedt dat U E. ter eerster gelegentheyt alle het selve, alvoorens over de forme van dien geconsuleert hebbende, met de gene, die U E. weet tot dese Provincie wel gheneegen te zyn, ende het werck soo veel doenlijck ten besten geprepareert zynde, aen den Koningh sult remonstreeren, &c.

 

Den 28. Januarii 1673.

Staten, &c.

Extract uyt de Resolutien der Ed. en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Veneris xxxi. Januarii, 1673.

 

OP 't mondelingh desen aengaende geproponeerde, is den Heere van Dijckveldt versocht, tot het ontwerpen van een Missive aen den Heere van Maerssenbroeck, om noch huyden afgesonden te worden, die 't selve, sittende vergaderinge gedaen hebbende, is die gedepescheert, luydende als volght.

Met de voorgaende post van den 28 deses, hebben wy u Ed. by twee Missiven, geadviseert verscheyde beswaernissen, ons door den Heere Intendant opgheleydt, ende dat u Ed. de selve aen den Koning op de gevoeglijckste wyse soudt remonstreeren, tot dien eynde voor instructie de rapporten van 't ghene omtrent die saecken was

[pagina 137]
[p. 137]

ghepasseert, daer nevens hebbende ghevoeght. Wy blyven noch van 't selfde ghevoelen, ende recommandeeren u Ed. sulcks hoe eer hoe liever in 't werck te legghen, ende uyt vreese dat die depesches mochten wesen vermist, senden wy by desen der selver duplicata. Ende alsoo ondertusschen voorgevallen is, dat aen het huys van den Heer van Wulven ghevonden sijnde eenige weynighe stoelen, den Heere van Amelisweert (soo gheseght wordt) toebehoorende, ende dat den Heere Intendant uyt dien hoofde van de gemelte Heer pretendeert de vijftigh guldens daegs by den Heer van Amelisweert, op het Placcaet van den Koningh niet weder in de Provincie gereverteert sijnde, sedert den eersten October verbeurt, monteerende ter somme van ses duysent gulden, en van den Dom-heer Hoenst een somme van vier-en-twintigh duysent ses hondert gulden, ter sake dat sijn Vader ende drie Susters mede aen het selve Placcaet niet souden hebben geobedieert, ende dat sijn Ed. om de respective sommen te bekomen, in yder van die huysen eenige Soldaten, by forme van executie, heeft gelogeert, ende alsoo die maniere van procedeeren, ons bedenckens, met ghene redenen kan worden gejustificeert, ende van soodanighen ghevolgh is, dat niemant in de Stadt vry soude sijn van onder 't selve, of diergelijcke pretext te konnen worden ghecalangeert, en gecondemneert, ende onmachtigh sijnde so excessive sommen op te brengen, volkomentlijck ende in de grondt geruineert, soo hebben wy goet gevonden u Ed. mede kennisse daer van te geven, om te overleggen, of ende wat aldaer daer teghen soude konnen worden versocht ende verworven.

Hier nevens gaet oock een copye van de laet-

[pagina 138]
[p. 138]

ste ordonnantie van den Heer Intendant, rakende de gevluchte of verborgen goederen, 't welck na de letter wordende uytgeleyt, soude, boven vele andere incongruiteyten, in 't regard van Ouders, Kinderen, Voogden, Bedienden, en Notarissen, als andersints, daer door hondert Persoonen voor een saecke, ende een ende de selfde Persoon voor hondertderhande saecken konnen worden aenghesproocken; alsoo veele luyden bekent sijn, de capitale of vaste goederen van huysen en anders de gevluchte competeerende, ende daer uyt souden grooter somme konnen worden ge-eyscht, als niet alleen in de Provincie, maer in 't geheel Nederlandt ja gantsche Rijcken te vinden souden sijn: ende om 't gene wy van buyten af hooren, ende om andere consideratien zyn wy bedenckelijck, immers als noch, eenighe Interpretatie daer over aen sijn Ed. te vraghen, ende achten derhalven noodigh dat u Ed. overweeghe, of en hoedanigh aldaer, daer inne soude konnen worden voorsien.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mog. Heeren Staten des Landts van Uytrecht;

Op Saterdagh, den eersten van Februarii, 1673.

 

HEbben de Heeren van Someren, van Sandenburgh, en de Schepen Velthuysen gherapporteert &c.

Hier op gedelibereert sijnde, sijn de gheseyde Heeren bedanckt over de moeyte, die sy gedaen hebben; en men heeft goet ghevonden en geresolveert dat men, dwijl'er geen middel is om yets op de Heer Intendant te winnen, en hy soo

[pagina 139]
[p. 139]

hardtneckigh in sijn eysch blijft, dat hun Edele Mog. geen nadere hulpmiddel vinden, om een grooter quaedt te voorkomen, het overschot van d'inkomst der Impositien van de maenden van November en December sal doen betalen, bedragende de somma van .... en aen de Secretaris, die oock geautoriseert is, is belast haer te betalen van de penningen, die noch ghevonden worden onder de handen der Ontfanghers van de gemeene rechten, of onder de handen van de Collecteurs der middelen van hun Ed. Mog. die op de Wijn, op het Bier, en op het Gemael geheven worden.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Op Dinghsdagh, den achtienden van Februarii, 1673.

 

HEeft de Heer van Dijckvelt aen hun Edele Mog. gerapporteert, dat de Heer Intendant door een Edelman aen hem bekent had ghemaeckt, dat, dewijl 'er drie plaetsen van Raedts-heeren in 't Hof van Justitie des Landts van Uytrecht vacant waren, en dewijl het boven alle dinghen noodtsaeckelijck was dat het Gerecht wel bedient wierdt, hun Ed. Mog. wel souden doen met op het spoedighste te delibereeren, aengaende capable en bequame personen van de een en de ander Godtsdienst, daer mee dese plaetsen vervult souden worden. En dewijl eenigen hier op eenige reflexien maecken, soo hebben de Leden begeert sulcks aen hun Committenten te communiceeren.

[pagina 140]
[p. 140]

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht;

Op Vrydagh den sevenden van Maert, 1673.

 

Ga naar margenoot+DE Heeren van Dijckveldt, van Sandenburgh, en de Burgermeester van der Voort hebben aen de Vergaederingh gherapporteert, dat sy, om te voldoen op de resolutie Commissoriael van hun Ed. Mog. van den vijfden van dese Maendt, aen de Heer Intendant hadden vertoont. I. Dat voor desen het Hof van Justitie van dit Landtschap alleenlijck bestondt uyt acht Raedts-heeren; dat wèl waer was dat men, sedert eenighe jaren, dit ghetal tot dat van elf had vermeerdert; maer dat van alle tyden af vijf Raedts-heeren een Vonnis hadden mogen formeeren: Dat 'er tegenwoordigh noch acht in het leven waren: en dat 'er, in teghendeel, seer weynigh processen waeren, en dat men daer benevens de financien van hun Ed. Mog. in dier voeghen uytgheput vondt, dat men de vacante plaetsen niet sou konnen vullen, sonder hen groot onghemack aen te doen. II. Dat het water, het welck in het landt was gekoomen deur de openingh, die men in de Leckdijck heeft ghemaect, het meeste deel van de beste landen van 't Landtschap onder heeft geset, en veel voeten hoogh daer op stondt: dat, indien men hen, met de opening in dit voorjaer te stoppen, niet droogh maeckt, sy soo weeck en bedorven souden worden, dat men in veel jaren niets daer af sou trecken, en dat sy in dese Somer noch gras noch hoy sullen geven, tot de gheheele ondergang

[pagina 141]
[p. 141]

der arme Inwoonders, schoon sy gheen ander ongemack hadden. Dat de Heer Intendant op het eerst der geseyde puncten had gheantwoort, dat hy de redenen, die de Heeren Gedeputeerden bybrachten, als seer gewichtigh aenmerckte, en sich daer mee vernoeghde; en derhalven dat hy verstondt dat men, soo veel de vacante chargien der Raedts-heeren aengaet, de deliberatie daer af tot op een ander tydt moest uyt stellen.

Wat het tweede aengaet, dat hy voor desen door de redenen van hun Ed. Mog. ghepersuadeert had gheweest, en dat hy derhalven noch daer over aen de voornaemste Ministers van het Fransche Hof had gheschreven, en dat hy over eenige dagen daer uyt bevel had ontfangen van de geseyde opening noch niet te stoppen: doch dat hy, dewijl hy van een selfde ghevoelen was, als hun Ed. Mog. een tweede depesche over dese saeck aen de Ministers had gedaen.

Hier op gedelibereert zynde, heeft men de geseyde Heeren Gedeputeerden over hun moeyte bedanckt; en de saeck is daer by gelaten.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht;

Op Saterdagh, den achtsten van Maert, 1673.

 

HEeft de Heer van Dijckvelt aen de Vergaderingh Ga naar margenoot+ gherapporteert, dat de Heer Intendant Robert aen hem had bekent gemaeckt, dat hy wel met eenige Gedeputeerden van hun Ed. Mog. begeerde te spreecken. Hier op ghedelibereert zynde, heeft men de Heeren van Dijckvelt, Van Sandenburgh, en Hamel, oudt Burgermeester, versocht en ghedeputeert, om

[pagina 142]
[p. 142]

sich hier toe by de Heer Intendant te voeghen. Sy, terstont uytgegaen, en eenige tydt daer na weer ghekeert zynde, hebben aen de Vergaderingh gerapporteert, dat de Heer Intendant tot hen had gheseght, dat hy, tot sijn weerwil, uyt het Hof van sijn Majesteyt nieuwe bevelen had ontfangen, die hem noodtsaeckten een nieuwe eysch te doen tot de subsistentie der troupen van sijn Majesteyts heyr, en dat het aen hun Ed. Mog. sou believen op bequame en eenparige middelen te dencken, door de welcken men ghereedt geldt sou konnen kryghen, en de selfden met hen te concerteeren; aenbiedende, om hen ghemackelijcker te heffen, en te vinden, niet meer dan een eenighe contributie te doen voor de maenden van Januarius, Februarius, Maert en April van dit jaer. Hier op gedelibereert zynde, hebben hun Ed. Mog. na dat sy eenige tydt op dese saeck gediscoureert hadden, dienstigh geoordeelt de Vergaderingh tot naestkoomende Maendagh uyt te stellen, en ondertusschen heeft men de selfde Heeren versocht en ghedeputeert om met de Heer Hertogh van Luxenburgh te gaen spreecken, aengaende de openingh, en toestoppingh van de Leckdijck, en rapport daer af te doen.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht;

Op Maendagh, den tienden van Maert, 1673.

 

HEeft men, na rype deliberatie, en in gevolgh van veel propositien, die ghedaen zyn over de nieuwe eysch van de Heer Intendant Robert, gheinsereert in het Register op

[pagina 143]
[p. 143]

den achtsten van de maendt, de Heeren van Dijckvelt, van Sandenburgh, en Hamel, oudt Burgermeester, versocht en ghedeputeert om met de geseyde Heer Intendant over het selfde subject te gaen spreecken, en, om de militaire executien te voorkoomen, die de Inwoonders van de stadt Uytrecht gheleden hebben, uyt oorsaeck van de contributien der maenden van November en December, aen te bieden de rechten, die hun Ed. Mog. heffen, te verhooghen, en te verswaeren, en daer toe te contribueeren al het gheen, dat men oordeelen sal daer toe te konnen doen, na dat men daer in over een gekomen sal wesen.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Op Woensdagh, den twaelfden van Maert, 1673.

 

HEeft de Heere van Dijckvelt aen de Vergaderingh gerapporteert, dat de Heer Gouverneur Stoupa aen hem had gecommuniceert, dat den heer Intendant zyn eysch, aengaende de maenden van Januarius, Februarius, Maert en April, ghebracht hadde op vijftigh duysent Ga naar margenoot+ Rijcksdaelders ten minsten, indien de Staten aen namen het geldt op te brenghen; en dat, soo hun Ed. Mog. swarigheyt maeckten om sich met de heffingh van de gheseyde somme te belasten, de geseyde Heere Intendant twee mael soo veel sou oplegghen, en dat hy de rijcken verplichten sou de tax der armen te betalen. Hier op ghedelibereert zynde, soo heeft men goedt gevonden de Vergaderingh uyt te stellen tot aen de volghende dagh, des uchtens te negen uuren, en dat men de Heeren

[pagina 144]
[p. 144]

Magistraten van Amersfoort en Wijck sou adverteeren teghen die tydt hier in dese stadt te verschynen, om by de deliberatien en resolutien te zyn, die over dit subject ghenomen sullen worden.

Extract uyt de Resolutien der Edele en Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht.

Op Donderdag, den dertienden van Maert, 1673.

 

Ga naar margenoot+WEer ghedelibereert zynde over de eysch van den Heer Intendant, die geregistreert is, en hun Edele Mog. ter selfde tydt verstaen hebbende, ghelijck sy oock in een Memorie die aen hen vertoont is, gesien hebben, dat de intentie van de Heer Intendant is, dat de somme van vijftigh duysent Rijcksdaelders, die hy geeyscht heeft, op de stadt Uytrecht alleen geheven sou worden; ghelijck oock in ghevolgh daer af de Heeren van Amersfoort aen hun Ed. Mog. bekent hebben ghemaeckt dat de Heer Intendant in het particulier van hen had gheeyscht voor de maenden van Januarius, Februarius, en Maert, een somme van dartigh duysent guldens, en daer beneffens vijf duysent guldens tot schoenen voor de Soldaten.

Hier op gedelibereert sijnde, heeft men aen de Heer van Dijckvelt versocht besonderlijcker d'intentie van de Heer Intendant daer op te willen onder-staen, en te vernemen of de gheseyde Heer Intendant niet door ghevoegelijcke redenen bewoghen sou konnen worden, sijn eysch over de geheele Provincie uyt te strecken; ghelijck oock hier toe, dat de somme, die 't geruïneert en uytgheput Landtschap niet kan opbrengen, eenighsins gemodereert sou worden.

[pagina 145]
[p. 145]

Op den selfden dagh, na de middagh, te drie uren.

De Heer van Dijckveldt heeft gerapporteert, Ga naar margenoot+ dat hy aen de Heer Intendant Robert had vertoont, dat hun Edele Mog. verwondert en verbaest waren dat sy in sijn Memorie van de: .. ghesien hadden, dat de somme van vijftigh duysent Rijcksdaelders, tot de welcke hy de taks, die hy eyschte, door de Heer Gouverneur had doen brengen, alleenlijck de stadt Uytrecht betrof: dewijl hy, na dat hy uyt het Hof bevelen tot een nieuwe eysch had ontfangen, de Gedeputeerden der Staten by hem had ontboden, aen hen d'eerste openingh daer af ghedaen, en met hen in eenighe soorte van Negotiatie was getreden; en dewijl men daer uyt kon oordeelen dat het ten opsicht van de selve Provintie was, daer af het gouvernement eyghentlijck op de Staten siet.

Gelijck oock dat, als voor desen de Heer Intendant met hun Edele Mog. was verdraghen, en altijdt met hen in conferentie was ghetreden; dat het altijdt had gheweest aengaende de geheele Provintie, dat is voor de Stadt, Steden en het platte Landt. Dat de somme, daer toe men de tax had doen opklimmen, hen oock deê oordeelen, dat men haer op de gheheele Provincie meende te heffen, dewelcke, sich in een seer erbarmelijke staet bevindende, noch moeite genoegh sou hebben, om sulck een considerable somme te samen te krygen.

Dat de Heer Intendant weer geseght had, dat de somme, die hy geeyscht had, alleenlijck de stad Uytrecht aengingh, gelijck hy oock de leste

[pagina 146]
[p. 146]

tax alleenlijck op de stadt Uytrecht had gheleght, dat, indien men oock de andere Steden, en het platte Landt, het welck van weynigh consideratie was, daer onder wilde doen begrypen, hy sich niet daer tegen sou stellen; maer dat hy dan de somme naer proportie moest vergrooten. Dat de stadt Amersfoort gheen swarigheyt sou maecken om veertigh duysent guldens voor de vier maenden aen hem te geven. Dat de andere Steden oock yets souden doen, en dat'er oock Dorpen waren, die souden konnen contribueeren. Dat, in gheval hy niet met hun Ed. Mog. kon verdraghen, hy vastelijck voorghenomen en beslooten had op de stadt van Uytrecht alleen hondert duysent Rijcksdaelders, in plaets van vijftigh duysent, te setten, en dat hy hen tot de leste penningh sou doen betalen, sonder eenigh uytstel, of verlies, en dat hy hier toe de rijcken voor de genen, die geen middelen hadden, sou doen betalen. Dat hun Ed. Mog. sich slechts hadden te verklaren, en dit op 't spoedighste. Dat de geseyde Heer Gedeputeerde geantwoordt had, dat hy het geen, het welck hy ordonneerde, wel kon executeeren, doch dat hy echter de erbarmelijcke staet, daer toe de Provincie sich gebracht bevont, beliefde te aenmercken. Dat dese maniere van procedeeren de overige Inwoonders, die 'er noch in waren, voort souden verdryven, en de stadt woest maecken. Dat een goedt Harder sijn Schapen scheert, maar niet vilt. Dat hy, Heer van Dijckvelt, geen ordre had, dan om de intentie van de Heer Intendant te vernemen, en dat hy, de selfde nu wetende, rapport daer af aen hun Ed. Mog. sou doen, en dat hy noch van dese avont, of ten langsten morgen uchtent hun besluyt aen hem sou doen verstaen.

[pagina 147]
[p. 147]

Hier op veel reflexien gemaeckt zynde, soo hebben de Heeren Gedeputeerden van de stadt Uytrecht sonder uytstel de Raedt van de Stadt doen te samen komen; en eenige tyt daer na daer in getreden en 't advys van de Heeren hun Committenten gherapporteert hebbende, en oock considereerende dat de Heer Intendant volle macht heeft om de somme, die hy gheeyscht heeft, te vergrooten, en sulcks met strengheyt te executeeren, gelijck de tax voor de Maenden van November en December tot de concurrentie van omtrent vijf-en-twintigh duysent guldens met soo groote onghelijckheydt en wreedtheyt gheeyscht, en geexecuteert heeft gheweest door de Commisen van de gheseyde Heer Intendant, die sonder twijffel daer mee sou handelen op de selfde wyse, ten opsicht van de vier volgende maenden: hier op dan gedelibereert zynde, soo heeft men eenstemmelijck goedt ghevonden en gearresteert, dat men besonderlijcker met den Heer Intendant sal spreecken, aengaende de geseyde eysch, en dat men 1. Al het geen dat mogelijck sal zyn, sal aenwenden, om eenige af-slagh daer in te verkrygen. 2. Gelijck oock prolongatie der termynen van de betalingh. 3. Dat de executie aen de geenen, die middelen hebben, en echter weygeren te betalen, sal ghedaen worden door de ordre van de Heer Intendant, en door sijn Commisen. 4. Dat hun Ed. Mog. volkoomelijck en gheheelijck de impositien sullen ghenieten, doch dat de Heer Intendant de handt daer aen sal houden, en hen doen gelden. 5. dat de somme, die 'er ge-eyscht wordt, het geheel Landtschap, en sijn Steden mach begrypen.

En dat men, in alle geval, en by faute van

[pagina 148]
[p. 148]

dien, om grooter rampen voor te komen, de conditien sal accepteeren, daer af de Heer Intendant niet sal willen afgaen. En om dit voor-verhaelde worden versocht en ghedeputeert de Heeren van Dyckveldt, Sandenburgh, en Hamel.

Extract uyt de Resolutien der Edele Mogende Heeren Staten des Landts van Uytrecht,

Op Vrydagh, den viertienden van Maert, 1673.

 

Ga naar margenoot+HEbben de Heeren van Dijckvelt, van Sandenburgh, en Hamel gerapporteert, dat sy, in ghevolgh van de leste commissie van hun Edele Mog. aen de Heer Intendant in weynigh woorden de uyterste onmacht hadden vertoont, daer in het Landtschap sich bevondt, en oock tot wat uyterste de Inwoonders gebracht waren, soo door het verlies, dat sy geleden hadden, als door de leste tax, die hen voort had verdorven: en dat, dewijl men de gagien, de interesten en de andere chargien van de Staet niet en betaelde, de particulieren oock hun schulden en renten niet langer konden betalen; invoegen dat 'er voortaen gheen middel voor het volck overigh was om geldt te bekomen. Dat sy dieshalven de geseyde Heer Intendant wel ernstelijck, en seer ootmoedighlijck hadden ghebeden, dat hy, eer hy sijn leste verklaeringh deed, aengaende de eysch, die hy nu gedaen had, noch eens beliefde sich voor de oogen te stellen, en te considereeren de deerlijcke staet van dese Provincie, en oock te lyden dat zyn goetheydt en meedoo-

[pagina 149]
[p. 149]

gen, daer af men eenighe blijcken had ghehad, voor de bedruckte en gheruineerde Inwoonders sou spreecken: en dat wy ons verseeckerden dat, soo hy hen gunstighlijck wilde hooren, en de bewegingen volgen, die hun ellende in hem sou konnen veroorsaecken, hy sonder twijffel bewooghen sou worden de somme, die hy gheeyscht had, te modereeren, de termynen van de betalingh te verlangen, op de gheseyde somme het gheen te laten vallen, dat sy niet van eenige Burgers souden konnen bekoomen, of ten minsten dat hy het hen selven sou laten ontfangen, en dat hy hun Ed. Mog. het weynighe sou laten genieten, dat de impositien noch in dese lastige conjuncture van saecken konden opbrenghen: dewijl het hen, sonder dat, onmogelijck sou zyn de schulden te betalen, die sy genootsaeckt zyn gheweest te maecken, tot de dienst der troupen van sijn Majesteyt, of, waer het oock is, de Herders der Kercken op het landt te soulageeren, ghelijck oock veel anderen, die sy ghebruycken, die, sonder hun gagien en appoinctementen, niets hebben, daer op sy konnen bestaen, noch oock, waer in het eenighsints kon wesen, de Godts-huysen en armen te versorgen. En dat sy, dit alles aen sijn goedtheyt recommandeerende, daer op, in tyt en plaets, een gunstighe resolutie souden verwachten. Daer op sy af-scheyt van hem hadden genoomen.

Hier op gedelibereert zynde, soo zyn de geseyde Heeren Gedeputeerden van hun moeyte bedanckt; en men heeft goedt gevonden, door de tegenwoordigen, de Heer van Dyckvelt te versoecken, en hem te deputeeren, om, terwijl men de resolutie van de Heere Intendant

[pagina 150]
[p. 150]

verwacht, weder aen de Heer Gouverneur Stoupa te versoecken dat hy belieft te trachten de Heer Intendant te disponeeren tot meerder compassie en mede-lijden met de andere Inwoonders van dese Provincie te hebben, om een gunstiger resolutie daer af te verwerven.

 

EYNDE.

margenoot+
Eysch van d'Intendant van Uytrecht.
margenoot+
Besluyt van de Staten van het Sticht te ontbieden.
margenoot+
Besluyt der Staten van het Sticht van Uytrecht.
margenoot+
Vertooning van de onmacht der Inwoonders van het Sticht, om de eysch van d'Intendant te voldoen.
margenoot+
Bericht der Gedeputeerden aen de Staten.
margenoot+
Vertooningh van de swacke staet van Uytrecht aen de Fransche Oversten.
margenoot+
Vertooning der Staten van Uytrecht aen Louvois en Pompone.
margenoot+
Antwoort van Louvois aen de Staten Uytrecht.
margenoot+
Inhout van een brief aen Louvois en Pompone.
margenoot+
Reglement der Franschen tot de inleghering
margenoot+
Resolutie van de Staten van Uytrecht, om, volgens de aenrading van de Hertogh van Luxenburg, met d'Intendant te accordeeren.
margenoot+
Resolutien der Staten van Uytrecht, om hun onmacht te tonen, en d' executie te verwachten.
margenoot+
Rapport van het geen, dat de Ghecommitteerdens by de Intendant hebben verhandelt, en resolutie daer op.
margenoot+
Rapport van de nadere handelingh met de Intendant, en Resolutie daer op.
margenoot+
Rapport van het verdrach, met den Intendant over de Inlegeringh der Troupen ghemaeckt.
margenoot+
Placcaet tegen de Frauden der belastingen.
margenoot+
Instructie voor die geen, die aen de Koningh van Vranckrijck ghesonden sal worden.
margenoot+
Instructie van Uytrecht, om aen het Hof van Vranckrijck de erbarmelijcke staet van dat Lantschap te vertonen.
margenoot+
Brief van Louvois aen de Staten van Uytrecht.
margenoot+
Deputatie om ontslagingh van d'aenwijsingh van de goederen der gevluchten te versoecken.
margenoot+
Rapport op 't bovenstaende.
margenoot+
Brief van wyder klachten aen de Heer van Maerssenbroek te Parijs.
margenoot+
Resolutie op de nieuwe eysch van d'Intendant.
margenoot+
Rapport van het nieu beklagh aen d'Intendant over zyn nieuwe eysch.
margenoot+
Resolutie om aen hun Gesant in Vranckrijck hun elendige Stant over te schrijven.
margenoot+
Rapport op 't versoeck van schorssingh in d'uytvoereingh by d'Intendant, en des selfs antwoort.
margenoot+
Resolutie tot schorssingh van d'executie over het haertsteeden gelt.
margenoot+
Resolutie over de waerschouwingh aen de Burgers, over de betalingh van 't haertsteede gelt.
margenoot+
Bericht van hun Gesant aen 't Fransche Hof.
margenoot+
Vertooningh van d'Ontfangers aen hun Ed. Mog. op 't geseyde van d'Intendant.
margenoot+
Resolutie op 't voorgaende;
margenoot+
Gelijck oock om schorssingh van executie te versoecken
margenoot+
Rapport van de Secretaris aen de Staten.
margenoot+
Rapport van de harde bejegingh en dreyginghen van den Intendant.
margenoot+
Resolutie op 't afnemen der chargeren, &c.
margenoot+
Resolutie van Stoupa te versoecken om voor hen te reken.
margenoot+
Resolutie der Staten tot een vertooningh van hun ellenden aen d'Intendant.
margenoot+
Bericht aen Maerssenbroek, hun Gesant aen het Hof te Parys.
margenoot+
Copie van een Brief van d'Intendant aen de Marckgraef de Louvois.
margenoot+
Vertooninghen der Gedeputeerden aen den Hertogh van Luxenburgh, en Stouppa.
margenoot+
Resolutie van beklagh te doen aen Luxenburgh over de belasting op Amersfoort.
margenoot+
Rapport der Gedeputeerden over hun handel by d'Intendant om uytstel.
margenoot+
Uytspraeck van d'Intendant over de Kercken t'Emmenes.
margenoot+
Besending aen de Fransche Heeren, over de sware belastingen.
margenoot+
Rapport van Dijckvelt over 't vertoonen van onvermogen aan d'Intendant.
margenoot+
Rapport aen de Staten over de verhandelingh van de verkiesingh van Raets-Heeren, en het stoppen van de Leckdijk by d'Intendant.
margenoot+
Eysch van nieuwe schattingen.
margenoot+
Begrootingh van d'eysch.
margenoot+
Versoeck van moderatie in d'eysch.
margenoot+
Ordre gestelt om met d'Intendant te handelen over de nieuwe eysch
margenoot+
Rapport op het versoeck van versachtingh van den eysch.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 27 juli 1672

  • 29 juli 1672

  • 30 juli 1672

  • 1 augustus 1672

  • 9 augustus 1672

  • 16 augustus 1672

  • 31 augustus 1672

  • 12 september 1672

  • 17 september 1672

  • 20 september 1672

  • 21 september 1672

  • 24 september 1672

  • 25 september 1672

  • 27 september 1672

  • 5 oktober 1672

  • 7 oktober 1672

  • 9 oktober 1672

  • 11 oktober 1672

  • 20 oktober 1672

  • 22 oktober 1672

  • 11 november 1672

  • 22 november 1672

  • 28 november 1672

  • 29 november 1672

  • 4 december 1672

  • 5 december 1672

  • 6 december 1672

  • 9 december 1672

  • 10 december 1672

  • 11 december 1672

  • 12 december 1672

  • 13 december 1672

  • 14 december 1672

  • 29 december 1672

  • 30 december 1672

  • 31 december 1672

  • 1 januari 1673

  • 3 januari 1673

  • 4 januari 1673

  • 7 januari 1673

  • 8 januari 1673

  • 17 januari 1673

  • 21 januari 1673

  • 23 januari 1673

  • 24 januari 1673

  • 25 januari 1673

  • 27 januari 1673

  • 28 januari 1673

  • 31 januari 1673

  • 1 februari 1673

  • 18 februari 1673

  • 7 maart 1673

  • 8 maart 1673

  • 10 maart 1673

  • 12 maart 1673

  • 13 maart 1673

  • 14 maart 1672