Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een zoet akkoord (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een zoet akkoord
Afbeelding van Een zoet akkoordToon afbeelding van titelpagina van Een zoet akkoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.52 MB)

Scans (24.83 MB)

XML (1.23 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een zoet akkoord

(1992)–Frank Willaert–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen


Vorige
[pagina 438]
[p. 438]

Personalia

W. van Anrooij (1957) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde te Leiden, waar hij in 1990 promoveerde op Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes. Hij werkte als universitair docent aan de Rijksuniversiteit Utrecht (1988-1989). Sinds 1989 is hij als universitair docent verbonden aan de Rijksuniversiteit Leiden en als onderzoeker betrokken bij het Pionier-project (nwo) ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’. Hij is redactielid van Dokumentaal en publiceerde onder meer in Literatuur, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde en Spiegel der letteren.

 

Jan Willem Bonda (1951) studeerde wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen en, na enkele jaren te hebben gewerkt in het boekenvak, muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna was hij docent in het voortgezet onderwijs, en bij de vakgroep Muziekwetenschap in Utrecht. Sinds 1990 werkt hij daar als nwo-medewerker aan een onderzoek naar de meerstemmige Nederlandse liederen uit de vijftiende en zestiende eeuw.

 

A.M.J. van Buuren (1932) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was enkele jaren werkzaam in het middelbaar onderwijs, daarna was hij als wetenschappelijk ambtenaar verbonden aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Sedert 1969 werkt hij aan het Instituut De Vooys voor Nederlandse taal- en letterkunde van de Rijksuniversiteit Utrecht, tegenwoordig als universitair hoofddocent. Hij promoveerde in 1979 op het proefschrift Der minnen loep van Dirc Potter. Studie over een Middelnederlandse ars amandi. Hij is mede-auteur van het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord, en publiceerde behalve over de literatuur in het graafschap Holland onder meer over Lutgart van Tongeren, Suster Bertken en Geertruyt van Oosten.

 

D. Coigneau (1948) studeerde Germaanse Filologie aan de Rijksuniversiteit Gent en is daar sedert 1971 verbonden aan de Vakgroep Nederlandse literatuur. Hij promoveerde in 1976 op het proefschrift Refreinen in het zotte bij de rederijkers (uitgegeven in 1980-1983). Hij publiceerde over verschillende thema's uit de rederijkersliteratuur en daarnaast over Mariken van Nieumeghen, Anthonis de Roovere, Eduard de Dene, Cornelis Crul, Matthijs de Castelein en Jeronimus van der Voort.

 

Johan Flach (1950) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Nutsacademie te Rotterdam en aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij is als leraar Nederlands werkzaam in het voortgezet onderwijs en bereidt een proefschrift voor over Middelnederlandse minne-allegorieën.

 

W.P. Gerritsen (1935) studeerde Nederlands aan de Rijksuniversiteit Utrecht (doctoraal 1959) en Franse letterkunde van de middeleeuwen onder leiding van Jean Frappier aan de Sorbonne. Promoveerde in 1963 bij Maartje Draak op een proefschrift over een Middelnederlandse Arturroman (Die wrake van Ragisel). Werd in 1966 benoemd tot lector, in 1968 tot gewoon hoogleraar in de Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen, aan de Rijksuniversiteit Utrecht. De leeropdracht werd in 1988 gewijzigd in ‘De middeleeuwse letterkunde, in het bijzonder de Nederland-

[pagina 439]
[p. 439]

se’. Publiceerde onder meer op het terrein van de Arturistiek (editie van Lantsloot vander Haghedochte) en de Reis van Sint Brandaan.

 

Louis Peter Grijp (1954) studeerde muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht en luit aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Momenteel is hij als onderzoeksmedewerker verbonden aan het P.J. Meertens-Instituut te Amsterdam (Nederlands Volksliedarchief) en doceert hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn promotie, die hij als nwo-medewerker voorbereidde, betrof het mechanisme van de contrafactuur in Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw (1991). Verder werkte Grijp mee aan het muziektheoretische overzichtswerk Van Aristoxenos tot Stockhausen en publiceerde verder over liederen, musici (Vallet. Huygens) en muziekinstrumenten uit de zestiende en zeventiende eeuw. Hij is artistiek leider en luitspeler van Camerata Trajectina en actief in verscheidene organisaties op het gebied van de oude muziek.

 

Dini Hogenelst (1958) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan het Instituut De Vooys van de Rijksuniversiteit Utrecht. Zij verrichtte in opdracht van nwo onderzoek naar de Middelnederlandse sproke, en hoopt binnenkort een dissertatie over dit onderwerp te publiceren. Thans werkt zij, gesubsidieerd door het Prins Berhard Fonds, als redacteur van een kijk- en leesboek over Middelnederlandse letterkunde, gericht op een breed publiek van cultureel geïnteresseerde lezers.

 

Antheun Janse (1962) studeerde middeleeuwse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Sinds 1989 werkt hij daar als nwo-medewerker aan een studie over de Friese oorlog van Albrecht van Beieren. Hij publiceerde eerder in het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis over het muziekleven aan het Hollands-Beierse hof.

 

Th. Mertens (1953) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde te Nijmegen en middeleeuwse studies te Leuven. Hij werkte als onderzoeker aan het Instituut Nederlands te Nijmegen (1979-1984) en als docent Nederlandse letterkunde aan de mo-B-opleiding te Arnhem (1984-1985). Sinds 1985 is hij als onderzoeker verbonden aan het Ruusbroecgenootschap (Departement Filosofie en Religieuze Wetenschappen, Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen), en is hij redactielid van Ons Geestelijk Erf. In 1986 promoveerde hij te Nijmegen op teksthistorische en literairhistorische studies over Hendrik Mande (?-1431). Hij werkt mee aan de kritische editie van Ruusbroecs Opera omnia. Daarnaast richt hij zijn onderzoek met name op de letterkundige aspecten van de laatmiddeleeuwse geestelijke literatuur.

 

Janet F. van der Meulen (1961), studeerde Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en vervolgens aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar zij tevens mediëvistiek studeerde en zich richtte op de betrekkingen tussen Middelnederlandse en Oudfranse literatuur. Sinds 1990 is zij aan de Rijksuniversiteit Leiden als onderzoeker-in-opleiding verbonden aan het project ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’. Zij bereidt een proefschrift voor over de literaire cultuur rond het Hollands-Henegouwse hof.

 

Johan Oosterman (1962) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1990 is hij aan de Rijksuniversiteit Leiden werkzaam

[pagina 440]
[p. 440]

als onderzoeker-in-opleiding, waar hij verbonden is aan het project ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’. Hij werkt aan een proefschrift over de overlevering en het functioneren van Middelnederlandse berijmde gebeden.

 

Dieuwke E. van der Poel (1958) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar zij in 1989 promoveerde op het proefschrift De Vlaamse Rose en Die Rose van Heinric. Onderzoekingen over twee Middelnederlandse bewerkingen van de Roman de la Rose. Zij was enige tijd als universitair docent Middelnederlandse letterkunde verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en bekleedt thans dezelfde functie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zij publiceerde onder meer in De nieuwe taalgids.

 

J. Reynaert (1945) studeerde Germaanse filologie aan Rijksuniversiteit Gent. Sinds 1970 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de seminaries Middelnederlands en Nederlandse literatuurstudie (nu Vakgroep Nederlandse literatuur) aan de Gentse universiteit. Promoveerde in 1976 op een proefschrift over De beeldspraak van Hadewijch. Publiceerde verder, behalve over het Gruuthusehandschrift, onder meer over Hadewijch, Jan van Leeuwen, Ruusbroec, Jan Praet en Paul van Ostaijen.

 

Margreet Rierink (1964) studeerde van 1982 tot en met 1987 Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Vervolgens was zij twee jaar als assistent-in-opleiding verbonden aan de vakgroep Historische letterkunde van de Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt zij als redacteur bij een internationale uitgeverij. Zij bereidt een proefschrift voor over de lyriek van het Gruuthusehandschrift.

 

Kees Vellekoop (1940), mediëvist-musicoloog, studeerde muziekwetenschap en violon-cello in Utrecht en historische uitvoeringspraktijk in Bazel. Sinds 1969 is hij verbonden aan de vakgroep Muziekwetenschap van de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij in 1978 promoveerde op het proefschrift Dies ire dies illa. Studien zur Frühgeschichte einer Sequenz. Als mederedacteur verzorgde hij tot nu toe elf delen in de reeks Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek.

 

Werner Waterschoot (1942) studeerde Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij sinds 1969 verbonden is aan de Vakgroep Nederlandse literatuur. Hij promoveerde in 1972 op de Poëtische Werken van Jan van der Noot. Daarnaast bezorgde hij tekstuitgaven van Lodewijk van Velthem, Eduard de Dene, Lucas d'Heere en Karel van Mander. Hij is tevens werkzaam als analytisch bibliograaf.

 

Frank Willaert (1952) studeerde Germaanse filologie te Kortrijk en te Leuven en Medievistiek te Poitiers. Na zijn afstuderen in 1974 was hij achtereenvolgens werkzaam aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen (ufsia), aan de Katholieke Universiteit te Leuven en aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal te Leiden. In 1982 promoveerde hij te Leuven over De poëtica van Hadewijch in de Strofische Gedichten. Sinds 1984 is hij als hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde verbonden aan de universiteit Antwerpen (ufsia). Behalve over Hadewijch publiceert hij vooral over Middelnederlandse hoofse minnelyriek.

[pagina 441]
[p. 441]

J.H. Winkelman (1940) studeerde germanistiek, middeleeuwse geschiedenis en Middelnederlands in Leiden. Hij was van 1968 tot 1970 werkzaam als lector Nederlands aan de Universiteit van Regensburg (Duitsland). Sinds 1970 dient hij de Universiteit van Amsterdam als germanist-mediëvist. In 1977 promoveerde hij op een proefschrift waarin de Maaslandse Trierse Florys werd vergeleken met de Oudfranse Florisroman Floire et Blancheflor. Van zijn hand verschijnen met enige regelmaat wetenschappelijke en populariserende publikaties over Middelhoogduitse en Middelnederlandse letterkunde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken